ECLI:NL:GHSHE:2022:3930

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
20-000533-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op 10-jarige zoon door frontale aanrijding met een boom

In deze zaak gaat het om een verdachte die op 17 juni 2017 met zijn 10-jarige zoon in de auto zat en met opzet frontaal tegen een boom reed. De verdachte, geboren in 1985, had geen rijbewijs en was onder invloed van alcohol. De rechtbank Oost-Brabant had de verdachte eerder vrijgesproken van poging tot moord, maar veroordeelde hem wel voor poging tot doodslag en mishandeling van zijn kind. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 3 jaar opgelegd, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaar. Zowel de verdachte als het openbaar ministerie gingen in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de verdachte vol opzet handelde, gezien zijn uitlatingen en het gedrag tijdens de rit. De verklaringen van de zoon werden als betrouwbaar beschouwd, ondanks de verdediging die stelde dat deze beïnvloed waren door de moeder. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van 5 jaar op, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 10 jaar. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak van joyriding. De zaak benadrukt de ernst van het in gevaar brengen van een kind door een ouder, vooral onder invloed van alcohol.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000533-19
Uitspraak : 15 november 2022
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 7 februari 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-880570-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1985,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de onder 1 primair (impliciet primair) tenlastegelegde poging tot moord en van de onder 3 tenlastegelegde overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994, kort gezegd: joyriding. De rechtbank heeft de verdachte ter zake van poging tot doodslag (zoals onder 1 primair, impliciet subsidiair, tenlastegelegd) en mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind (zoals onder 2 tenlastegelegd) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Ter zake van feit 1 primair (impliciet subsidiair) heeft de rechtbank de verdachte tevens een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 4 jaren opgelegd.
Ten slotte heeft de rechtbank de vordering van het openbaar ministerie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en het (reeds op 27 oktober 2017 geschorste) tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid en omvang van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Oost-Brabant integraal vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde.
Het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 (primair en subsidiair) en 2 is tenlastegelegd en niet tegen de vrijspraak van feit 3. Het gaat het openbaar ministerie daarbij in het bijzonder om de strafmaat.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft derhalve uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat nog aan het oordeel van het hof is onderworpen, te weten het onder 1 (primair en subsidiair) en 2 tenlastegelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis, voor zover in hoger beroep aan de orde, zal vernietigen en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, het onder 1 primair, impliciet primair, tenlastegelegde (poging tot moord) niet bewezen zal verklaren en de verdachte daarvan zal vrijspreken, het onder 1 primair, impliciet subsidiair, tenlastegelegde (poging tot doodslag, met vol opzet gepleegd) en het onder 2 tenlastegelegde (mishandeling van zijn kind) bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan – rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn – zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en, ten aanzien van feit 1 primair, impliciet subsidiair, (poging tot doodslag) de verdachte de bevoegdheid zal ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaren.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak van het onder 1 primair, impliciet primair en subsidiair (poging tot moord/poging tot doodslag), en het onder 1 subsidiair (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) tenlastegelegde bepleit en verzocht om, in geval van een veroordeling ter zake van het onder 2 tenlastegelegde (mishandeling van zijn kind), te volstaan met oplegging van een kleine geldboete, met aftrek van de duur van het voorarrest ex artikel 27, lid 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Subsidiair, in het geval het hof – naast een bewezenverklaring van feit 2 (mishandeling van zijn kind) – ook komt tot een bewezenverklaring van feit 1 subsidiair (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994), heeft de verdediging verzocht om oplegging van een taakstraf voor de duur van minder dan 160 uren.
Uiterst subsidiair, in het geval het hof – naast een bewezenverklaring van feit 2
(mishandeling van zijn kind) – ook komt tot een bewezenverklaring van feit 1 primair, impliciet subsidiair (poging tot doodslag), heeft de verdediging bepleit om de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren aanzienlijk te matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Wanroij, gemeente Mill en Sint Hubert, althans in het arrondissement Oost-Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn zoon [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,
‒ [slachtoffer] (onder dwang) in de auto heeft laten instappen en/of
‒ daarbij heeft geroepen “ik niks, dan mama ook niks” en/of “dat hij zich kapot zou rijden met [slachtoffer] erbij”, althans woorden van gelijke strekking, en/of
‒ vervolgens met die auto met een aanzienlijke snelheid tegen een paal en/of een boom is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Wanroij, gemeente Mill en Sint Hubert, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto Seat Cordoba), daarmede rijdende over de weg, Wanroijseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden terwijl, hij, verdachte, onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank (bloedalcoholgehalte ten tijde van het verkeersongeval tussen 0,9 en 2,0 mg/ml) en/of (daarbij) te rijden met een snelheid van ongeveer 129 kilometer per uur, waarmee de aldaar geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur in ernstige mate werd overschreden, en/of in een voor zijn, verdachtes, rijrichting naar links verlopende bocht met hoge, althans aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een gelet op het wegverloop te hoge snelheid, die bocht in te rijden en/of in die bocht (nagenoeg) rechtdoor te rijden en/of in die bocht de macht over het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig kwijt te raken en/of (vervolgens) (daardoor) tegen een paal en/of boom te rijden en/of te botsen, waardoor een ander (te weten zijn zoon [slachtoffer] , (geboren op [geboortedatum] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, namelijk een of meerdere (complexe) breuken van de rechter bovenarm en/of rechter enkel en/of rechter voet en/of linker bovenbeen en/of neus,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en/of terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, een krachtens genoemde wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2017 te Sint Anthonis zijn kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van poging tot moord
Het hof is, met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich op 17 juni 2017 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op zijn zoon [slachtoffer] , zodat de verdachte in zoverre van het onder 1 primair, impliciet primair, tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair, en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair, impliciet subsidiair.
hij op 17 juni 2017 in de gemeente Mill en Sint Hubert, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn zoon [slachtoffer] , (geboren op [geboortedatum] ) opzettelijk van het leven te beroven,
‒ [slachtoffer] in de auto heeft laten instappen en
‒ heeft geroepen “ik niks, dan mama ook niks” en “dat hij zich kapot zou rijden met [slachtoffer] erbij”, althans woorden van gelijke strekking, en
‒ vervolgens met die auto met een aanzienlijke snelheid tegen een paal en een boom is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 17 juni 2017 te Sint Anthonis zijn kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hieronder wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, proces-verbaalnummer 2017160732 - 2017125970, onderzoek JULICH OB1R017095, sluitingsdatum 11 januari 2018, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 139.
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1 primair, impliciet subsidiair, en feit 2:
1.
Het proces-verbaal relaas van onderzoek, doorgenummerde dossierpagina’s 1-9, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] :
(pagina 1)
Op 17 juni 2017 tussen 23.30 uur en 23.55 uur heeft een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden op de Wanroijseweg te Sint Hubert (
het hof begrijpt: in de gemeente Mill en Sint Hubert). Een personenauto van het merk Seat, type Cordoba-Vario, kleur grijs en voorzien van [kenteken] , kwam met hoge snelheid in aanraking met een boom en is kort daarna tot stilstand gekomen. De bestuurder, [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en de bijrijder, de zoon van de bestuurder, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , zijn zwaargewond naar het Radboudziekenhuis te Nijmegen gebracht.
(pagina 4)
Alcohol:
Op 18 juni 2017 om 07:05 uur is er bloed afgenomen van [verdachte] , geboren [geboortedatum]
(het hof begrijpt: [geboortedatum] ).

Rijden zonder rijbewijs:

Er is geen registratie in het CBR van bestuurder, [verdachte] , geboren [geboortedatum] te Uden.
2.
Het proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse, doorgenummerde dossierpagina’s 10-22, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 2] :
(pagina 14)
Wegsituatie/plaats ongeval
Het ongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Wanroijseweg, gelegen buiten de bebouwde kom, in de gemeente Mill en Sint Hubert.
De Wanroijseweg bestond ter plaatse uit één rijbaan welke door onderbroken as-markering verdeeld was in twee rijstroken. Aan weerszijden werd de rijbaan begrensd door achtereenvolgens een grasberm en een fietspad. In de grasbermen waren op onregelmatige afstanden van elkaar bomen gesitueerd.
De ter plaatse wettelijk toegestane maximum snelheid op de Wanroijseweg was 80 km/uur. (…)

Onderhoud weg

Ten aanzien van de weg en de wegbeheerder heb ik vastgesteld dat er geen omstandigheden aanwezig waren die de oorzaak, gevolgen of de toedracht van het ongeval zouden kunnen hebben beïnvloed.

Lichtgesteldheid/openbare verlichting

Het ongeval vond plaats (…) omstreeks 23.40 uur. Er was openbare verlichting aanwezig en deze was in werking.

Weersgesteldheid

Ten tijde van het ongeval was het droog weer.
(pagina 15)
Wegdek
De bitumen verharding van de Wanroijseweg was in een goede staat van onderhoud. Het wegdek van de Wanroijseweg was ten tijde van het ongeval droog.

Sporen op het wegdek en overige obstakels

Op de rechterrijstrook van de Wanroijseweg zag ik een recent wringspoor welke afgetekend was door de linker banden van de Seat. (…) Voornoemd wringspoor liep na ongeveer 31 meter de rechter berm in. (…) Op een afstand van ongeveer 17 meter voorbij de eerste aftekening van het wringspoor zag [ik] sporen in de rechter berm. Dit spoor was ontstaan toen de Seat met de rechter wielen in de berm terecht kwam.
(pagina 16)
In de rechterberm zag ik dat een wit markeerpaaltje, waarop een bochtmarkering was aangebracht, was beschadigd. De Seat was met de rechter zijkant langs het voornoemde paaltje geschampt, waardoor het bovenste deel van het paaltje [was] beschadigd.
(pagina 17)
Verder zag ik in de rechterberm een beschadigde lantaarnpaal en een beschadigde boom. De Seat was hier eveneens met de rechterzijde langs af geschampt, waardoor schade ontstond aan de beide objecten.
(pagina 18)
Op een afstand van ongeveer 20 meter voor de eindpositie van de Seat zag ik een boom in de rechterberm die zwaar beschadigd was. De Seat was met de voorzijde frontaal in botsing gekomen met voornoemde boom. Na de botsing tegen de boom draaide de Seat ongeveer 180 graden om zijn gier-as en kwam uiteindelijk op de rijbaan tot stilstand. Vanaf de bewuste boom tot aan de Seat in diens eindpositie zag ik kras- en bandensporen op het wegdek.
(pagina 19)
Voertuigonderzoek

Voertuig - Merk: Seat

Het betrof hier een personenauto (…):
Merk : Seat
Type : Cordoba-Vario
Kleur : Grijs
Kenteken : [kenteken]
(…)
Door mij, verbalisant, werd in samenwerking met [verbalisant 3] , brigadier van politie werkzaam bij de Afdeling Forensische Opsporing behorende tot de Divisie Recherche van de politie Eenheid Oost-Brabant, een technisch onderzoek uitgevoerd aan de Seat.
(…)
De Seat verkeerde waarschijnlijk voor het ongeval rijtechnisch in voldoende staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken en/of bijzonderheden die eventueel de oorzaak van of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
(pagina 20)
Wij zagen dat de Seat was voorzien van autogordels voor zowel de bestuurder als de daarnaast zittende passagier. Wij zagen dat de autogordel ten behoeve van de bestuurder strak langs de B-stijl gespannen hing. Deze gordel was door de bestuurder ten tijde van de aanrijding niet gedragen. Wij zagen dat de autogordel ten behoeve van de naast de bestuurder zittende passagier in uitgerolde toestand uit het voertuig hing. In deze stand was de gordelspanner geactiveerd. De passagier had de voor hem bestemde autogordel wel gedragen ten tijde van de aanrijding. De Seat was voorzien van een stuurairbag welke tijdens het ongeval was geactiveerd.

Nader onderzoek en berekening

Uitzicht

Het uitzicht voor de bestuurder van de Seat ten opzichte van het wegverloop werd ter plaatse niet belemmerd door vaste obstakels.
(pagina 21)
Snelheid Seat
Ter plaatse zag ik dat de naald van de aanwezige snelheidsmeter van de Seat stil was blijven staan op ongeveer 129 km/uur. Deze naald werd aangedreven door een elektronische stappenmotor. Op het moment dat de stroomkring werd onderbroken, tijdens de botsing met de boom, kreeg deze stappenmotor geen pulsen meer waardoor deze stil bleef staan. (…)
Gezien bovenstaande gegevens en de zeer ernstige mate van vervorming van de Seat had de bestuurder van de Seat de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/uur zeer waarschijnlijk in behoorlijke mate overschreden.

Toedracht

De bestuurder van de Seat reed over de Wanroijseweg komende uit de richting van Wanroij. Ter hoogte van hectometeraanduiding 1.7 maakte de Wanroijseweg een bocht naar links. In deze bocht [kwam] de bestuurder van de Seat met de rechterwielen van de Seat in de rechterberm terecht. In de berm botste hij achtereenvolgens tegen een lantaarnpaal en twee in de berm staande bomen. Hierna kwam de Seat tot stilstand op de rijbaan van de Wanroijseweg.

Gevolg

Ten gevolge van de aanrijding raakten de twee inzittenden van de Seat ernstig gewond. De betrokken Seat raakte zeer zwaar beschadigd.
3.
Het Rapport ‘Alcohol in het verkeer’ van het Nederlands Forensisch Instituut, doorgenummerde dossierpagina 25, voor zover inhoudende als verklaring van [NFI-deskundige] :
Datum aanvraag : 18 juni 2017
Naam bloedgever : [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum]
Datum ontvangst : 20 juni 2017

Te onderzoeken materiaal

SIN: TAAO9120NL
Omschrijving: bloed
(…)
Resultaat onderzoek
In het bloed TAAO9120NL van [verdachte] is een ethanolconcentratie (bloedalcoholgehalte) gemeten van 0,24 mg/ml (= promille).
4.
Het Rapport ‘Herberekening bloedalcoholgehalte’ van het Nederlands Forensisch Instituut, doorgenummerde dossierpagina’s 26-29, voor zover inhoudende als verklaring van [NFI-deskundige] :
(pagina 27)
Verdachte: [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] .
(pagina 28)
Uit de ontvangen informatie blijkt het volgende:
‒ de datum en het tijdstip van het voorval is 17 juni 2017 om 23:42 uur;
‒ de datum en het tijdstip van de bloedafname is 18 juni 2017 om 07:05 uur;
‒ het tijdsverloop tussen het voorval en de bloedafname betreft 7,38 uren.

Vraagstelling

Wat is het bloedalcoholgehalte indien gecorrigeerd wordt voor het tijdsverloop van 7,38 uren tussen tijdstip van voorval (23:42 uur) en het tijdstip van bloedafname (07:05 uur)?
(pagina 29)
Resultaten en conclusie
Op grond van de bovengenoemde gegevens zal het bloedalcoholgehalte in de vermelde tijdsduur (7,38 uren) afgenomen zijn met 0,74 tot 1,84 mg/ml. Hieruit volgt dat het bloedalcoholgehalte op het tijdstip van het vooral dan waarschijnlijk gelegen zal hebben tussen 0,9 en 2,0 mg/ml.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 30-31, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisanten] :
(pagina 30)
Op zaterdag 17 juni 2017, omstreeks 23.45 uur, kregen wij een melding van een aanrijding met letsel (…) te Sint Hubert. Hierop zijn wij ter plaatse gegaan. Wij hoorden van de meldkamer dat het een aanrijding betrof tussen een personenauto en een boom. Wij hoorden ook dat beide inzittenden uit het voertuig zouden zijn.
Wij zagen een zwaar beschadigd voertuig op de rijbaan staan van de Wanroijseweg te Sint Hubert. Wij zagen dat het voertuig met de neus in de richting van Wanroij stond. Wij zagen dat er twee personen in de berm lagen, vlak naast het voertuig.
Wij zagen dat het voertuig een personenauto betrof van het merk Seat, type Cordoba, en voorzien van het [kenteken] . Wij zagen dat het voertuig geheel rondom beschadigd was. Wij zagen dat de voorzijde van het voertuig zwaar beschadigd en ernstig was ingedrukt. Wij zagen gezien de afdruk in de voorzijde van het voertuig en een zwaar beschadigde boom naast die weg, dat het voertuig vermoedelijk in aanrijding was gekomen met een boom, gelegen aan de, vanuit Wanroij naar Mill rijdend gezien, rechterzijde van de weg.
Wij zagen dat de twee personen naast het voertuig beiden gewond waren. Wij zagen dat het een manspersoon betrof met een geschatte leeftijd van ongeveer 30 jaar oud en een jonger manspersoon, een jongen.
Door zowel omstanders als de inmiddels ter plaatse gekomen ambulance werd hulp verleend aan beide slachtoffers.
Ik, De Bont, herkende de man als zijnde [verdachte] . Ik herkende hem direct nadat ik zijn gezicht zag.
Na enkele minuten kwam de vader van [verdachte] ter plaatse. Deze man, [getuige 1] , is ons tevens ambtshalve bekend.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 32-33, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 4] :
(pagina 32)
Op 17 juni 2017 omstreeks 23.45 uur was ik bezig met de uitoefening van mijn politietaak. Ik was in uniform gekleed. Ik was ter plaatse bij een verkeersongeval aan de Wanroijseweg te Sint Hubert. Bij dit ongeval waren [verdachte] en [zijn] zoontje [slachtoffer] gewond geraakt. [slachtoffer] verkeerde in levensgevaar.
Ik was ter plaatse in gesprek met [getuige 1] . [getuige 1] is de vader van [verdachte] en opa van [slachtoffer] . (…) Ik hoorde dat [getuige 1] mij vertelde dat de ex van zijn zoon [verdachte] de reden was dat [verdachte] met opzet tegen de boom was gereden. Ik hoorde dat [getuige 1] zei dat de ex van [verdachte] [getuige 2] (
het hof begrijpt, in verband ook met dossierpagina 107: [getuige 2]) heet.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 34-35, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 5] :
(pagina 34)
Op 17 juni 2018, omstreeks 23.30 uur, was ik buiten dienst onderweg naar Eindhoven toen het volgende gebeurde.
[Mijn] vriendin [getuige 3] en ik [waren] onderweg om een vriend, zijnde [getuige 4] , en zijn vriendin, zijnde [getuige 5] , op te halen. Mijn vriendin reed in mijn auto. (…) Toen we (…) de Wanroijseweg op reden in de richting van Mill en Sint Hubert zagen we een flinke stofwolk op de weg. Naarmate we dichterbij kwamen trok de stofwolk weg en zagen we dat er een auto op de andere rijbaan stond met de neus onze kant op. Ik zag dat de auto, zijnde een Seat, aan de voorkant helemaal in elkaar zat en dat er vlammen onder de motorkap uit kwamen. Ik zei tegen mijn vriendin dat zij de auto de berm in moest rijden (…) en tegen de vriendin van mijn vriend dat ze 112 moest bellen.
Ik rende naar de passagierszijde van de auto en zag dat er een kind op de passagiersstoel zat en dat de chauffeur een man van rond de 30 jaar was. Aangezien er nog steeds vlammen onder de motorkap uitkwamen, pakte ik het kind uit de auto en legde hem op het fietspad langs de weg neer. (…). Ik keerde terug naar het kind gegaan om te kijken wat zijn verwondingen waren. (…) Hij was bij bewustzijn, zijn been lag er raar bij, er kwam een beetje bloed uit zijn mond en hij had last van zijn ribben (…) Ik hoorde dat het kind zei dat zijn voornaam [slachtoffer] was, zijn achternaam [slachtoffer] en dat hij tien jaar oud was. (…) Ik hoorde dat de bestuurder zei dat zijn voornaam [verdachte] was, zijn achternaam [verdachte] en dat hij rond de dertig jaar oud was. (…)
(pagina 35)
Niet veel later zag ik dat een oudere man, een man rond de dertig jaar oud en een vrouw aankwamen. Zij kwamen bij [verdachte] staan. Ik hoorde toen dat de oudere man de vader van [verdachte] was (…).
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 36-38, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 3] :
(pagina 36)
Op 17 juni 2017 reed ik in de auto van mijn vriend, [verbalisant 5] . [verbalisant 5] zat op de bijrijdersstoel. [getuige 4] en [getuige 5] zaten achter in de auto. Ik stopte voor een T-splitsing om rechts de Wanroijseweg op te rijden. Ik moest even wachten want er kwam een donkere auto van links die op de Wanroijseweg reed in de richting van Mill. Toen de auto voorbij reed kon ik rechts afslaan om vervolgens richting Mill te rijden. Na ongeveer 5 seconden zag ik een stofwolk. Toen we dichterbij kwamen zag ik dat de auto die ons zojuist passeerde midden op de weg stil stond. Ik zag dat er rook uit de motorkap kwam en ik zag dat de auto veel schade had. Ik zag dat de voorzijde van de auto naar ons gericht was.
Mijn vriend [verbalisant 5] zei direct dat we onze auto in de berm moesten zetten en dat [getuige 5] 112 moest bellen. [getuige 4] , [verbalisant 5] en ik zijn de auto uitgegaan en zijn naar het voertuig gelopen. [getuige 4] en ik hebben de man, die op de bestuurdersstoel zat, uit de auto gehaald. (…) Ik hoorde dat de man heel hard schreeuwde.
(pagina 37)
Hij [schreeuwde] dat hij aan het scheiden was van zijn vrouw. Dat hij zijn vader moest bellen. (…) De man schreeuwde constant dat hij zijn vader wilde bellen.
Vraag verbalisant:
Met welke telefoon heeft hij naar zijn vader gebeld?
Antwoord getuige:
Met mijn telefoon. (…)
Vraag verbalisant:
Wat zei de man aan de telefoon tegen zijn vader?
Antwoord getuige:
Dat (…) ze moesten komen. (…) Ik kon duidelijk merken dat de man
(het hof begrijpt: verdachte)gedronken had. Ik heb toen de telefoon afgepakt (…). Opvallend vond ik dat ik geen plaats van het ongeval heb gezegd (
het hof begrijpt: tegen zijn vader), maar ze waren er voor mijn gevoel wel heel snel. Ik zag dat vader, met volgens mij nog een man en vrouw, ter plaatse kwam.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 41-42, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 4] :
(pagina 41)
Ik was op 17 juni 2017, ongeveer 23.45 uur, thuis te [woonplaats] . Op genoemd tijdstip werd ik opgehaald door 2 vrienden en reden wij de Wanroijseweg op, in de richting van Mill. Net voordat wij de weg op reden, lieten wij een auto voor gaan, deze reed op de Wanroijseweg en kwam uit de richting van Wanroij. (…) Op het moment dat wij de weg ook daadwerkelijk op reden zag ik in het verlengde van ons een grote stofwolk, ongeveer 200 meter voor ons. Ik had goed zicht voor ons. (…) We reden naar de stofwolk toe en, toen de stofwolk minder werd, zag ik een wrak op de middenweg liggen. (…) Toen besefte ik dat er een ongeluk had plaatsgevonden en het viel mij op dat ik geen piepende banden heb gehoord.
Dat vond ik wel bijzonder, want het lijkt mij de eerste reactie als je een boom op je af ziet komen.
Toen zetten wij onze auto in de berm, de passagier is een vriend van mij en deze zit op de politieacademie
(het hof begrijpt: [verbalisant 5] ). Ik zag dat hij eruit rende en in de richting van het wrak rende. Ik zag dat er vuur uit de voorkant van het voertuig kwam. Ik ben uitgestapt en ben ook richting het wrak gerend.
(pagina 42)
Toen ik bij het wrak kwam zag ik dat er een jongetje uit kwam gekropen.
Ik zag dat er een man in het voertuig zat. Ik hoorde later dat het jongetje zijn zoontje was. Die maat van mij
(het hof begrijpt: [verbalisant 5] )heeft het jongetje geholpen uit het voertuig te komen. Ik hoorde dat het zoontje ongeveer 10 jaar oud moest zijn.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 43-44, voor zover inhoudende als verklaring van de [getuige 6] :
(pagina 43)
Opmerking verbalisant:
U zou getuige zijn geweest bij het verkeersongeval op de Wanroijseweg in Sint Hubert op 17 juni 2017.
Vraag verbalisant:
Wat kunt u daarover vertellen?
Antwoord getuige:
Het was ongeveer 23:20 à 23:45 uur. Ik kwam uit Uden en reed in mijn auto op de Provincialeweg richting Wanroij. Opeens zag ik een stofwolk op de weg. Toen ik dichterbij kwam, was de stofwolk ineens weg en zag ik dat er een zwaar beschadigde auto op de weg stond. Ik zag dat er rook uit de auto kwam.
Ik ben naar het kind gelopen (
het hof begrijpt: [slachtoffer]). Ik heb daar hulp verleend en uiteindelijk kwam de ambulance en de politie. Ik hoorde de jongen nog zeggen: “Papa had mijn gordel niet aangedaan”, of woorden van gelijke strekking.
Ik hoorde ook dat het jongetje zei dat zijn vader geen gordel droeg.
11.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 50-52, voor zover inhoudende als verklaring van een medewerker van Veilig Thuis namens de benadeelde [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] , (roepnaam [slachtoffer] ) en met als bijlage het verslag van [getuige 7] van 21 juni 2017, dossierpagina 53:
(pagina 50)
Ik ben onderzoeker bij Veilig Thuis en kom als zodanig namens [slachtoffer] aangifte doen van poging tot (…) doodslag door de vader van [slachtoffer] , [verdachte] , geboren op [geboortedatum] . (…)
Op 20 juni 2017 kregen wij bij Veilig Thuis een zorgmelding binnen van het Radboudziekenhuis uit Nijmegen waarin ik las dat ze zich zorgen maakten over de verwondingen van [slachtoffer] ten gevolge van een aanrijding. (…)
Vader (
het hof begrijpt: verdachte [verdachte]) en moeder (
het hof begrijpt: [getuige 2]) van [slachtoffer] zijn in februari 2017 gescheiden.
(pagina 51)
De vertrouwensarts van Veilig Thuis heeft navraag gedaan bij het Radboudziekenhuis wat het letsel was bij [slachtoffer] . Ik overhandig u hierbij deze rapportage
(het hof begrijpt: het verslag van [getuige 7] , dossierpagina 53). Hieruit bleek dat [slachtoffer] het volgende letsel had: blauw ooglid, neusbreuk, bovenarm rechts breuk, mogelijk handbotje rechts breuk, complexe breuk enkel rechts, bovenbeen links breuk, gezet met pennen, ontvellingen.
Ik heb een gesprek gehad met [slachtoffer] toen hij inmiddels weer thuis was. Ik hoorde dat hij zei dat hij op 17 juni 2017 met zijn vader bij opa was geweest op een feestje. Vader was heel boos omdat hij wilde blijven slapen, maar dit mocht niet van opa. [slachtoffer] heeft geprobeerd hulp te gaan halen en toen werd zijn vader nog bozer en vader heeft daarna [slachtoffer] op zijn neus geslagen. Vader heeft uit boosheid op de voorruit van een auto geslagen waarmee hij en [slachtoffer] vervolgens (…) zijn [weg]gereden. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat hij door die kapotte voorruit bijna niets meer kon zien op de weg.
Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat zijn vader had gezegd voordat hij wegreed: “Ik rij ons hartstikke aan gort”. [slachtoffer] zei dat zijn vader hen dood wilde rijden. Ik zag dat [slachtoffer] heel verdrietig was toen hij dit zei.
Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat zijn vader sterke drank had gedronken voordat zij naar opa gingen en dat vader daarna ook nog alcohol had gedronken op het feest. Ook hoorde ik [slachtoffer] zeggen dat zijn vader veel te hard reed. Uiteindelijk is de auto tegen een boom terecht gekomen en waren zowel [slachtoffer] als zijn vader zwaargewond.
(pagina 53 – bijlage)
Datum : 21-06-2017
Tijdstip : 13:32 uur
Medewerker : [getuige 7]
Cliënt : [slachtoffer]
Telefoon.

Uitgebreid verslag:

Arts [getuige 8] (…) belt in:
[slachtoffer]
(het hof begrijpt telkens: [slachtoffer] )heeft verteld aan de verpleegkundige:
Papa reed veel te hard: 160 km/uur. (…) [slachtoffer] is daarop naar de scouting (die naast het huis van opa is) gerend om hulp te vragen, vader haalde hem in en sloeg hem op de neus.
Letsel: blauw ooglid, neusbreuk, bovenarm rechts breuk, mogelijk handbotje rechts breuk, complexe breuk enkel rechts, bovenbeen links breuk, gezet met pennen, ontvellingen (…).
12.
Het proces-verbaal van verhoor getuige door de rechter-commissaris d.d. 28 mei 2018, voor zover inhoudende als verklaring van de [getuige 9] , werkzaam als verpleegkundige in het Radboudziekenhuis te Nijmegen, met als bijlage een verpleegkundig verslag d.d. 20 juni 2017 betreffende [slachtoffer]:
Ik heb mijn rapportage teruggelezen en herinner me het kind. Ik doel op de rapportage van mijn diensten in het medisch dossier. Daarin staat wat voor dingen het kind me verteld heeft. Ik heb dat rapport bij me. U mag daarvan een kopie maken.
(Ik, rechter-commissaris, hecht deze aan dit proces-verbaal.)
(…) Ik was als verpleegkundige in opleiding tot kinderverpleegkundige. (…) [slachtoffer] vroeg of hij moest vertellen wat er gebeurd was. Wij zeiden tegen hem “alleen als jij dat wilt”. Hij vertelde dat het de dag van zijn vader was en dat hij samen met vader bij opa was. [slachtoffer] wilde bij opa blijven slapen want zijn vader had gedronken. Dat mocht niet van opa. (…) Hij is weggerend en kwam bij de scouting terecht. Vader is hem achter aan gekomen. Vervolgens moest hij voorin de auto plaatsnemen terwijl [slachtoffer] achterin wilde. Hij vertelde dat hij op zijn neus geslagen werd voordat hij de auto in ging en dat zijn vader dat had gedaan. (…) Hij vertelde verder dat vader veel te hard reed met de auto en al een keer uit de bocht vloog en onderweg een paaltje raakte en dat vervolgens het ongeluk heeft plaatsgevonden van vader en [slachtoffer] . (…) [slachtoffer] zei dat hij (
hof begrijpt: vader) 160 kilometer per uur reed op een plaats waar hij maar 60 mocht. (…) De officier van justitie vraagt hoe [slachtoffer] over zijn vader sprak. Hij was boos op zijn vader. Hij had tranen in zijn ogen, maar wilde die gedept hebben, dat vond hij niet fijn. (…) Ik denk dat [slachtoffer] de 19e van de IC
(hof: intensive care)is overgekomen naar onze afdeling.
Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor [getuige 9] :
[slachtoffer]
10 jaar oud.
Verpleegkundig verslag, contactdatum: 20-06-2017 15:44 uur
[getuige 9] , verpleegkundige
[slachtoffer] (
het hof begrijpt telkens: [slachtoffer]) om 12 uur van collega overgenomen. (…)
[slachtoffer] vertelde over wat er is gebeurd. Hij vertelde dat het papa’s dag was. (…) Zijn bij opa geweest. Vader had gedronken. (…) Bij het huis van opa zit een scouting. [slachtoffer] is daarheen gegaan om hulp te vragen. Vader is hem gevolgd en heeft gezegd dat hij niet geholpen zou worden. [slachtoffer] vertelt dat vader hem toen op zijn neus heeft geslagen. Daarna vertelde hij over wat er tijdens het rijden gebeurde. Hij zegt dat papa 160 reed waar je 60 mag. Dat ze al bijna uit de bocht vlogen en dat ze een paaltje raakten. Vader zou nog 2x flink op het gas gedrukt hebben, waarna ze de boom raakten. [slachtoffer] had tijdens het vertellen steeds tranen in zijn ogen.
13.
Het proces-verbaal gesprek [getuige 2] , doorgenummerde dossierpagina 107, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] :
Op 7 november 2017 heb ik contact gezocht met de moeder van [slachtoffer] , genaamd [getuige 2] . (…) Ik vroeg aan [getuige 2] wanneer ze voor het eerst van haar zoon [slachtoffer] had gehoord dat zijn vader, [verdachte] , hen wilde doodrijden.
Ik hoorde dat [getuige 2] zei dat ze “dat” had gehoord op het moment dat [slachtoffer] in het ziekenhuis lag en net wakker was geworden. Ik hoorde dat [getuige 2] zei dat [slachtoffer] kort daarvoor van de beademing was gehaald. Ik hoorde dat [getuige 2] zei dat [slachtoffer] toen tegen haar had gezegd: “Ik wil niks meer met papa te maken hebben. Papa wilde me doodrijden. Ikke niks, mama niks.” [getuige 2] zei: “Dat denk jij misschien.” [slachtoffer] zei: “Dat denk ik niet, dat weet ik zeker.” (…)
Ik hoorde dat [getuige 2] zei dat [slachtoffer] toen ook had gezegd dat hij ook op zijn neus was geslagen.
Ik hoorde dat [getuige 2] zei dat [slachtoffer] bang en geschrokken reageerde. Ik hoorde dat [getuige 2] zei dat [slachtoffer] had gezegd dat hij blij was dat hij nog leefde. Ik hoorde dat [getuige 2] zei dat [slachtoffer] dat ook tegen de doktoren had verteld.
14.
Het proces-verbaal van verhoor getuige door de rechter-commissaris d.d. 20 juni 2018, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2] :
Raadsman vraagt wanneer ik over het ongeval te horen kreeg. Ik werd op 17 juni 2017 kort na 00:00 uur gebeld. Ik belde naar het nummer van [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte). Mijn ex-schoonzusje nam op en zei dat ze met 120 km/uur tegen een boom waren gereden. Ze zei dat het mijn schuld was en dat [verdachte] daardoor was gaan drinken.
Raadsman vraagt wanneer ik [slachtoffer] voor het eerst sprak in het ziekenhuis. Toen ik daar aankwam lag hij in coma (…). Mijn vriendin [getuige 10] en een verpleegster waren bij [slachtoffer] toen hij ontwaakte. Tegen hen heeft [slachtoffer] meteen verteld (…) “papa heeft mij een gebroken neus geslagen”. (…) Een paar uur later, toen hij wat helderder was na het ontwaken uit de coma, vertelde hij ook dat zijn vader had gezegd: “ikke niks, mama niks”. Hij vertelde ook dat [verdachte] hem dood wilde maken.
Raadsman vraag wat [slachtoffer] gezegd heeft over het letsel aan de neus en de mishandeling.
Tegenover het woonwagenkamp zit de scouting. [slachtoffer] heeft verteld dat [verdachte] een ster in een raam van de auto had geslagen. [slachtoffer] heeft verteld dat hij is weggerend, dat [verdachte]
(het hof begrijpt: verdachte)hem achterna is gekomen en hem op zijn neus heeft gestompt.
15.
Het proces-verbaal ‘gesprek medewerker Veilig Thuis’, doorgenummerde dossierpagina’s 54-55, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] :
(pagina 54)
Op 23 augustus 2017 heb ik gesproken met de medewerker van Veilig Thuis, die op 2 augustus 2017 aangifte heeft gedaan van poging [tot] doodslag (…), namens benadeelde [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] . Ik hoorde dat de medewerker van Veilig Thuis onder andere het volgende verklaarde:

Algemeen:

(…)
(pagina 55)
‒ Dat moeder (
het hof begrijpt: de moeder van [slachtoffer] , [getuige 2]) de schuld krijgt van het ongeluk, omdat zij bij hem (
het hof begrijpt: verdachte) is weggegaan. (…)

Mishandeling:

‒ Dat vader voor het ongeluk op de neus van [slachtoffer] had geslagen en dat de neus gebroken was. (…)
‒ Dat [slachtoffer] zei dat vader sterke drank op had, al voor dat hij naar opa ging.
‒ Dat [slachtoffer] zei dat vader bij opa ook nog drank op had.

Auto-ongeluk:

‒ Dat [slachtoffer] zei dat vader boos naar de auto was gelopen en met de vuist op de voorruit van de auto had geslagen. (…)
‒ Dat [slachtoffer] zei dat de ruit van de auto gebarsten was, waardoor hij slecht zicht had.
‒ Dat [slachtoffer] zei dat vader tegen hem had gezegd op het moment dat ze instapten: “Ik rij ons hartstikke kapot”.
‒ Dat [slachtoffer] had gezegd: “Papa wou ons dood hebben”. Medewerker: “Misschien wist papa niet zo goed wat hij zei, hij was dronken en boos”. [slachtoffer] : “Hij wou ons gewoon dood hebben”.
16.
Het proces-verbaal voorbereiding studioverhoor, doorgenummerde dossierpagina 56, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 6] :
Op 9 oktober 2017 heb ik de voorbereiding gedaan op het studioverhoor van de getuige [slachtoffer] (
hof: [slachtoffer]) [slachtoffer] ( [geboortedatum] ). Betreffend verhoor in de kindvriendelijke studio staat gepland op 10 oktober 2017.
Ik vroeg aan [slachtoffer] of hij ook wist wat ik vandaag kwam doen. [slachtoffer] zei: “Met mij praten over het ongeluk.” (…) Ik zei dat [verbalisant 7]
(het hof begrijpt: de studioverhoorder)dat morgen met hem ging doen op het politiebureau. Hierna heb ik [slachtoffer] gevraagd of hij mij kon vertellen over welk ongeluk het ging. [slachtoffer] zei toen: “Papa was dronken en hij reed [in] de auto. We zijn tegen een boom aangereden. Papa had mij geslagen toen ik vroeg of ik naar huis mocht. Opa was er ook bij. Papa zei dat hij ons dood ging rijden.”
17.
Het proces-verbaal verhoor [slachtoffer] , doorgenummerde dossierpagina 57-58, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] :
(pagina 57)
Op 10 oktober 2017 werd [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , gehoord in de verhoorstudio (…) te Eindhoven.
Ik, [verbalisant 1] , was tijdens het verhoor van [slachtoffer] aanwezig in de regiemaker, waardoor ik het verhoor kon waarnemen via beeld en geluid.
Collega [verbalisant 7] (…), brigadier van de politie Eindhoven, gecertificeerd voor het horen van kwetsbare getuigen (…), was belast met de rol van verhoorder.
Collega [verbalisant 8] , brigadier van de politie Eindhoven, gecertificeerd voor het horen van kwetsbare getuigen (…), was belast met de rol van regisseur.
Nadat [slachtoffer] werd gewezen op zijn verschoningsrecht, gaf hij aan dat hij wel wilde praten over zijn vader.
(…)
(pagina 58)
(…)
Opmerking verbalisant: Het verhoor zal letterlijk worden uitgewerkt door een schrijftolk.
18.
Het verslag verbatim studioverhoor d.d. 10 oktober 2017, doorgenummerde dossierpagina’s 64-93, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [slachtoffer] :
(pagina 65)
Met de letter G wordt in deze verslaglegging bedoeld: de gehoorde persoon
Met de letter V wordt in deze verslaglegging bedoeld: de verhoorster
(pagina 66)
V: Waarover kom jij hier praten?
G: Over de auto-ongeluk
(pagina 67)
G: (…) Dus toen ging ik met papa mee. En toen, en toen uh, ging die naar mijn opa toe. (…) Toen heb ik mama gebeld. Omdat ik te bang was om bij papa in de auto te stappen. (…) En toen had papa heel veel, heel veel, heel veel gedronken. Toen zei die: zullen we naar huis gegaan? Maar ik dacht: nee. Want (…) hij had mij beloofd dat wij daar (
het hof begrijpt: bij de ouders van de verdachte) bleven slapen. Maar da [dat] was helemaal nie [niet] waar. (…) Omdat hij mij wou meenemen. (…) En toen gingen we. Hij was helemaal zat en zo. (…) Toen zei die, papa: ik wil mijn eigen kapot rijden. En dan [slachtoffer] erbij, zei die tegen opa. Ja. En toen was ik naar de auto. Moest ik naar de auto lopen. Ben ik snel weg gerend. Uit schrok. Om hulp te vragen. (…) En toen was ik naar scouting. En toen vroeg ik om hulp daar, maar niemand helpte. (…) Toen kwam die me achterna, was die me achterna aan het rennen. (…) En toen in een keer stond ik daar bij de bomen in 1 keer. En toen gaf die me een volle klap tegen mijn gezicht aan. Echt met de vuist gewoon. Met de vuist vol…. Net als een grote man (…).
(pagina 68)
G: (…) En hier zat een snee.
(wijst met zijn linker wijsvinger op de linker zijkant van zijn neus.)(…) Mijn neus was toen gebroken. Had, had die gebroken geslagen. (…) Toen pakte hij me ook zo bij mijn nek zo. (…) Trok mij helemaal naar boven (…).En gooide mij zo de auto in. (…) O ja, en hij had nog de ruit kapot geslagen van de auto. (…) Toen was die allemaal aan het schelden, kankerjong.
(pagina 69)
G: (…) Want op Vaderdag had ik die auto-ongeluk gehad.
(het hof begrijpt: zondag 18 juni 2017, de derde zondag in de maand juni, was vaderdag. Het bewezenverklaarde heeft zeer kort vóór 18 juni 2017 op 17 juni 2017 plaatsgevonden.)
(pagina 71)
V: En uh, je zegt dat papa toen zei uhm, ik rij mijn eigen kapot, met [slachtoffer] erbij. En toen zei…
G: Ja. En toen, toen zette hij hem in zijn 5. (…) Eerste bocht slipte die gewoon zo. Huuuuuuuuuuuuuuu, helemaal door de bocht heen. (…) En de tweede bocht zei die: nou ga ik (…) kapot. En toen uh… (…) Zette die hem in zijn 5 ja. Toen ging die vol tegen een paal en tegen een boom aan.
(pagina 74)
V: Toen je bij opa was, wat deden jullie toen?
G: Hij ging heel veel bier drinken (…).
V: En hoeveel bier heeft hij dan gedronken?
G: Echt heel veel.
V: En waar merk je dat dan aan dat hij heel veel drinkt?
(pagina 75)
G: Hij had een bakje maar dat bakje viel heel de tijd uit hem handen. Hij viel heel de tijd tegen de woonwagen. (…) Hij was allemaal
(het hof begrijpt: helemaal)aan het wiebelen en zo.
V: Had je gezien dat die gedronken had?
A: Ja, echt.
V: En hoe komt het dan dat je met hem in de auto uh, gaat?
G: Da [dat] moest ik. (…) Da [dat] vertelde die ook tegen mij. Want hij zei zo: je moet nou mee.
(pagina 76)
V: En wie zijn er dan bij de scouting?
G: (…) Hier (
het hof begrijpt: bij de scouting) waren mensen. (…)
V: Hoeveel mensen waren er dan?
G: 3. (…) [Ik vroeg] of ze mij konden helpen.
(pagina 77)
V: En toen?
G: Ja, toen kon ik niks meer en toen pakte die mij.
V: Toen pakte… Wie pakte jou dan?
G: Papa. (…)
V: En toen?
G: En toen dee [deed] die in 1 keer (…) sloeg die me zo, klots recht tegen mijn gezicht aan.
(haalt met zijn rechter hand uit van rechts achter naar rechts voor)
V: En wat voelde jij dan toen die tegen jouw gezicht aan sloeg?
G: Ja, helemaal pijn. Helemaal tintelen. (…)
V: (…) En met welke vuist sloeg die dan?
G: Met de rechtse. (…) Ik voelde echt gewoon pijn. Echt heel erg pijn. (…)
V: Maar wat doe je op dat moment als je geslagen bent door je, door papa? Waar ben je dan aan het doen?
G: Huilen natuurlijk.
V: Hmmm. En daarna?
G: Trekt die me aan mijn kraag en moet ik naar de auto toe.
(pagina 79)
V: En waar kwam je dan terecht?
G: In de auto. (…) Bij de voor… Bijrijders kant. (…) Ben ik gewoon naar achter gegaan en heb ik mijn gordel om gedaan. Toe zei hij: kankerlijer, je hebt naar voren te komen. (…) Toen ben ik naar voren gekomen. Mijn gordel om. Ja, en toen slipte die de eerste bocht zo. (…)
V: Toen moest je naar voren komen. Van wie moest je naar voren gekomen?
G: Van papa.
(…)
G: O ja, en hij zat allemaal mama uit te schelden in de auto.
V: Maar jij zei van: papa zei van: ik rij mijn eigen kapot.
G: Ja.
V: Met [slachtoffer] erbij. Op welk moment zei papa dat dan?
G: Toen die nog aan het rijden was. (…) En toen zette die hem in zijn 5 en toen reed die vol tegen een boom aan.
(pagina 80)
V: (…) En wat… toen papa da [dat] zei: wat dacht jij toen?
G: Die houdt nie [niet]… Hij houdt helemaal nie [niet] van mij. (…)
V: Maar even terug naar, naar … Dan zit je in de auto en dan zegt die: Ik rij jou en, [slachtoffer] …Ik rij mezelf en [slachtoffer] kapot? (…) Hoe zegt die dat precies?
A: Ik rij mijn eigen dood. En toe(n) zei die: Ik rij mijn eigen kapot. Zo tegen een boom aan. En toen uh, en toen uh, ja. Toen dee [deed] ik mijn ogen dicht. (…)
V: Hoe komt het dat je je ogen dicht dee [deed]?
G: Omdat ik dan bang ben. (…) Hij reed zo tegen een boom aan (…).
V: En toen?
G: En toen ging ik vliegen zo. (…) Tegenaan zo tok, tok, tok.
(gaat met zijn bovenlichaam van rechts naar links en naar rechts en links)
V: Waar heb je jezelf tegenaan zien vliegen?
G: Tegen uh, ik ben nog een keer met mijn voorhoofd, tegen mijn voorhoofd en mijn neus tegenaan geklapt. Was echt, echt, was hier dwars doormidden.
(houdt zijn linker hand voor zijn gezicht)
(pagina 81)
V: Waar ben je tegenaan geklapt dan?
G: Dashboard, en mijn, mijn enkels kwamen overal tegen aan. En mijn bovenbenen, armen. (..) Tegen de deur aan en zo.
(pagina 83)
V: (…) Tegen wie heb je nou als eerste verteld dat, dat uh papa had gezegd dat die jou dood zou rijden?
G: Tegen wie als eerste? Tegen mama. (…) Toen ik nog aan de beademing lag. (…)
V: Ja, en hoe reageerde mama erop?
G:
(doet beide handen voor zijn mond)En toen moest mama heel hard huilen. Toen moest mama huilen.
V: Hmhm. En wat vond je ervan?
G: Toen kreeg ik ook tranen in mijn ogen dat ik nie [niet] mama kan zien huilen.
(pagina 86)
V: Had je voor je gordel om (…)?
G: Ja, die had ik om.
(pagina 91)
V: Wat wil je dat er met papa gaat gebeuren?
G: Dat papa straf krijgt. (…) Dat hij weet dat je niet zo met je kind om mag gaan. (…) Dat je niet zo met je kind mag doen. En nie [niet] je kind dood wil hebben. (…) Het is eigenlijk een mislukte dood aan (…)
V: (…) Dus jij denkt dat papa jou dood wilde hebben? (…)
G: Dat zei die ook.
(pagina 92)
G: En toen zei die, toen zei die zo: (…) mama niks, ik niks. Iedereen dood. (…)
V: Toen zei die: mama niks… wat zei die nou precies?
G: Ik niks, mama ook niks.
V: Oké.
G: En toen reed die tegen een boom aan.
19.
Het verslag verbatim studioverhoor d.d. 3 mei 2022, woordelijk uitgewerkt door [schrijftolk] , zaaknummer 58, in opdracht van [verbalisant 9] , werkzaam bij de verhoorstudio te Eindhoven (waarvan proces-verbaal van authenticiteit is opgemaakt d.d. 10 mei 2022), doorgenummerde pagina: 1-32, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [slachtoffer] :
(pagina 2)
Met de letter G wordt in deze verslaglegging bedoeld: de getuige
Met de letter V wordt in deze verslaglegging bedoeld: de verhoorster
(pagina 5)
V: Hoe is ’t met jou gegaan nadien?
G: Hoe doel je mentaal, fysiek?
V: Ja, allebei.
G: Mentaal gewoon zwaar beschadigd, gewoon eh trauma’s, veel trauma’s, heel veel trauma’s. Ehm, fysiek heel veel klachten, problemen (…) Dat ik gewoon bang ben omdat ik (…) bijna de dood heb gezien met (…) auto-ongeluk (…).
V: En welk auto-ongeluk bedoel je dan?
G: Eh 17 juli
(het hof begrijpt: 17 juni)tweeduizend zeventien.
(pagina 6)
V: En je had ’t ook over fysiek. En je hebt ’t over pijn. En wat is er fysiek qua gevolg van de aanrijding van toen je tien was?
G: Voor de aanrijding had ik best een vrij leuk leven. Ik kon alles. Ik kon voetballen. Ik had heel veel talenten. Ik dee [deed] motorcrossen. (…) Dat was echt mijn talent. (…) Na die [dat] ongeluk is alles van me afgepakt. Voetbal is gewoon afgepakt, motorcross is van me afgepakt.
V: Want, het is jou afgepakt, want?
G: (…) Gewoon mijn dingen wat ik eh normaal wel zou kunnen doen, zeg maar. In de zomer, zeg maar, met eh vrienden op vakantie gaan, leuke dingen doen, heb, heb ik eh zeker vijf jaar niet meer gekunnen [gekund].
V: Omdat:
G: Omdat eh, ik krijg bijna elk jaar eh een operatie en die valt altijd wel eh in de zomer en dan moet ik opnieuw leren lopen. (…) Ja, ik heb eh bijna, in heel die vijf jaar tijd eh niks leuks kunnen doen. Heel m’n jeugd is me eigenlijk afgepakt. (…) Door die ene auto-ongeluk.
V: Heb je meer auto-ongelukken gehad?
A: Nee.
(pagina 7)
G: (…) Ja, gewoon die auto-ongeluk gehad. En eh daarvoor eh zeg maar, voor dat die eh toen we aan waren gereden, zijn er ook nog wat dingetjes gebeurd (…). Mijn vader heeft mij naar eh naar eh. Tien minuten voor, tien minuten voor dat we aan gingen rijden hed [heb] die me een gebroken neus geslagen. Hij is me achterna gerend, want ik wou weggaan.
(pagina 13)
V: (…) En waar zat je nou precies in de auto?
G: Eh ik ben (…) achterin gaan zitten, zeg maar. Maar dat mocht niet van m'n vader. Want ik voelde al aan dat d'r iets zou gaan gebeuren. En toen moest ik voorin gaan zitten. En toen heb ik m'n gordel omgedaan en eh ja, gewoon eh wist, wist dat ik, dat mijn leven daar zou gaan eindigen.
(pagina 14)
V: Tijdens 't verhoor vorige keer hé heb jij ook verteld dat je vader had gezegd dat hij zichzelf en jou kapot zou rijden.
G: Ja.
(pagina 15)
G: (…) Hij reed door naar honderdveertig. En zei die: “ik niks, mama ook niks. Ik rij ons eigen nou kapot”. En tegen mijn kant aan. Tegen een boom aan.
V: En je zegt toen we net in de auto zaten. (…)
G: We zijn gaan rijden. En toen kwamen we op zo’n lange weg. (…) Toen ging die honderdveertig rijden en toen he zei die: “ik niks, mama ook niks. Ik rij ons eigen nou kapot.” En toen eh ja, toen ree [reed] die tegenaan en toen eh tegen mijn kant aan.
20.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 99-101, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 11] , afgelegd op 16 oktober 2017:
(pagina 99)
Op 17 juni 2017 was ik bij [adres] te Sint Anthonis. Op die avond zat ik samen met meerdere leiding van scouting buiten bij het vuur om de dag te evalueren. Omstreeks 21.30 uur hoorde ik en de andere personen die naast mij zaten een schreeuw uit de richting komen [van] het kamp. Ik zag vervolgens een jongeman aan komen rennen vanuit de richting van het kamp. Ik zag dat hij om ons heen rende en voor ons ging staan en ik hoorde dat hij met een paniekerige stem luidkeels riep: “Meneer help mij!”. Deze kreet herhaalde de jonge jongen meerdere keren terwijl hij naar mij keek. Ik schatte deze jongen tussen de 8 en 10 jaar oud. Achter die jongen rende een volwassen man, ik schat de man tussen de 30 en 40 jaar oud. Ik zag dat de man onvast ter been was omdat hij wankelde. Ik vermoedde dat hij onder invloed was. (…) Ik hoorde dat de man met een dubbele tong praatte.
(…)
Ik hoorde dat de man riep: “Kom hier”, waarop ik de jongen hoorde zeggen: “Papa ik hou van jou”. (…)
(pagina 100)
Daarna zag ik dat de man met de jongen wegliep, terug richting het woonwagenkamp. Ik vertrouwde de situatie niet en ben een stuk achter hen aangelopen om te kijken waar zij heen liepen. Ik zag dat de jongen en man voor het houten hek gingen staat wat gelegen is aan de zijkant van ons scoutingterrein. (…) Ik zag dat de man en jongen op ons terrein bleven staan en ik zag dat de man met zijn arm uithaalde en de jongen met zijn hand in zijn gezicht sloeg. Ik hoorde een klets van zijn hand dat het gezicht raakte (…). Ik hoorde nadat de man de jongen geslagen had, dat de jongen moest huilen. Ik zag dat de man het kind meetrok aan zijn arm. De man sloeg met de vlakke hand.
21.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 103-104, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 12] :
(pagina 103)
Ergens in juni (
het hof begrijpt: in het jaar 2017) was ik samen met de scoutinggroep, bij [adres] in St. Anthonis. Omstreeks 21.30 uur zat ik buiten bij het kampvuur samen met [getuige 11] en nog een man. Ik hoorde opeens geritsel en zag dat er vanaf het weiland, bij het hek, een kind aan kwam rennen in onze richting. (…) Toen hij vlak bij ons was riep hij: “help, help meneer”. We waren op dat moment een beetje verbaasd omdat er vlak achter het jongetje een man aan kwam rennen. (…) Ik had het gevoel dat de man onder invloed was van iets. Ik zag dat de ogen van de man [wijd] open stonden en zag dat hij een boze blik had. (…) vervolgens liepen de man en het jongetje weg, terug in de richting van het hek naar het weiland toe. Toen de man en de jongen bij het hek waren zag ik dat de man uithaalde met zijn arm.
22.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 130-134, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
V = vraag verbalisanten
A = antwoord verdachte
(pagina 131)
V: Wat kan jij zelf verklaren over het ongeval van 17 juni 2017?
A: Die dag ben ik (…) naar de moeder van [slachtoffer] , [getuige 2] , gegaan. Ik heb daar [slachtoffer] opgehaald en ben toen naar mijn vader gegaan. (…) We hadden een bbq. Ik had wat gedronken. Ik ben daar ‘s avonds weg gegaan. Ik ben de auto ingestapt met [slachtoffer] . (…) Ik zat met mijn gedachten bij [getuige 2] .
(pagina 133)
V: Waarom heb je geen rijbewijs?
A: Ik ben er niet aan begonnen. (…)
23.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 24 januari 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
Ik had op 17 juni 2017 een bbq bij mijn ouders in Sint Anthonis. Mijn zoon [slachtoffer] was daar toen ook. Ik had die dag ongeveer 7 of 8 flesjes Jupiler bier gedronken en één joint gerookt. [slachtoffer] was op enig moment weggerend naar de scouting en ik ben toen achter [slachtoffer] aan gerend. Ik was toen dronken. Ik heb hem gegrepen. Ik was boos op de moeder van [slachtoffer] . Ik ben gaan rijden in de Seat Cordoba. Ik ontken niet dat ik te hard had gereden. Ik heb tegen [slachtoffer] gezegd dat hij niet achterin moest gaan zitten (…). Hij moest voorin zitten. Mijn vader, moeder en anderen hebben van tevoren tegen mij gezegd dat ik niet met de auto moest gaan rijden.
Ik had geen rijbewijs, dat heb ik nooit gehad.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep, op gronden zoals verwoord in de pleitnota, integrale vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort weergegeven en voor zover van belang, aangevoerd dat de verdachte geen opzet – vol noch in voorwaardelijke vorm – heeft gehad op het veroorzaken van een dodelijk ongeluk. De verdediging heeft opgemerkt dat het verliezen van de controle over het voertuig om daarna op de weg een lang wringspoor te creëren, een contra-indicatie is voor het door de verdachte willen veroorzaken van een ongeluk. Voorts kan niet zonder twijfel worden vastgesteld dat de verdachte te hard heeft gereden, nu de stand van de naald van de snelheidsmeter niet zonder meer een aannemelijk en representatief beeld geeft van de daadwerkelijk gereden snelheid. Hoewel de verdachte voorafgaand aan het ongeval alcohol heeft genuttigd, kan niet worden vastgesteld dat hij met teveel alcohol op achter het stuur heeft gezeten. Ook het handelen van de verdachte direct na het ongeval – kort gezegd: het zich bekommeren om zijn zoon – past niet bij opzet op het om het leven willen brengen van zijn zoon.
Voorts kunnen de verklaringen van de zoon van de verdachte niet voor het bewijs worden gebezigd, nu deze verklaringen volgens de verdediging op een laat moment zijn afgelegd, inconsistent zijn en op wezenlijke onderdelen door zijn moeder (de ex-vrouw van de verdachte) zijn ingefluisterd. De verklaringen van de zoon van de verdachte moeten daarom als onbetrouwbaar terzijde worden geschoven.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, zoals hierboven opgenomen, volgt dat er op 17 juni 2017, kort voor middernacht, een eenzijdig verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Wanroijseweg in de gemeente Mill en Sint Hubert. Het bij dit ongeval betrokken voertuig – een personenauto van het merk Seat – reed over de Wanroijseweg, kwam in een bocht met de rechter wielen in de rechter berm terecht, schampte een wit markeerpaaltje en botste achtereenvolgens tegen een lantaarnpaal en twee in de berm staande bomen. Hierna kwam de Seat tot stilstand op de rijbaan van de Wanroijseweg. Ten gevolge van deze aanrijding raakten de twee inzittenden ernstig gewond en de auto zwaar beschadigd. De verdachte bleek de bestuurder van deze auto te zijn en zijn zoon [slachtoffer] zat naast hem op de passagiersstoel.
De vraag waarvoor het hof zich ziet gesteld is of sprake is van een noodlottig ongeval of dat de verdachte opzettelijk heeft gepoogd (zichzelf en) zijn zoontje van het leven te beroven.
Uit het proces-verbaal VerkeersOngevals Analyse (hierna: VOA-rapportage) volgt dat er ter plaatse geen omstandigheden aanwezig waren die de oorzaak, gevolgen of toedracht van het ongeval zouden kunnen hebben beïnvloed. Het wegdek was in goede staat, het was droog weer ten tijde van het ongeval en er was in werking zijnde openbare verlichting aanwezig. Het hof leidt hieruit af dat er verkeerstechnisch geen reden was om met de auto van de weg te geraken.
De verdachte heeft ontkend het ongeval opzettelijk te hebben veroorzaakt. Voorts heeft hij verklaard zich over de toedracht van het ongeluk niets te herinneren en hij heeft dan ook geen redengevende verklaring gegeven voor het ontstaan van het ongeluk, de oorzaak dat hij op enig moment met de Seat van de weg is geraakt en (onder meer) frontaal tegen een boom is aangereden.
De zoon van de verdachte, [slachtoffer] , heeft wel een aantal verklaringen afgelegd over de toedracht van het ongeval en hetgeen zich eerder die avond tussen hen heeft afgespeeld. [slachtoffer] heeft, kort samengevat, verklaard dat hij op 17 juni 2017 eerst door zijn vader in het gezicht is geslagen, pijn en letsel ten gevolge hebbend (zoals bewezenverklaard onder 2), dat hij vervolgens van zijn vader voorin in de auto moest plaatsnemen terwijl hij achterin wilde zitten, dat zijn vader heeft verkondigd: “ik niks, dan mama ook niks” en “dat hij zich kapot zou rijden met [slachtoffer] erbij”, althans woorden van gelijke strekking, en dat zijn vader vervolgens met de auto waarin zij samen zaten met een aanzienlijke snelheid tegen een paal en een boom is gereden.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de zoon van de verdachte onbetrouwbaar zijn, omdat deze in een laat stadium zijn afgelegd, niet consistent zijn en hem op wezenlijke onderdelen als het ware door zijn moeder zijn ingefluisterd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, heeft de zoon van de verdachte al kort na het ongeval over de toedracht daarvan verklaard. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt immers dat [slachtoffer] , kort nadat hij van de beademing afgehaald was, in het ziekenhuis heeft verteld wat er is gebeurd, zowel aan de verpleegkundige als aan zijn moeder. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat de moeder van [slachtoffer] hem daaraan voorafgaand bepaalde dingen zou hebben ingefluisterd. Daarbij betrekt het hof ook de door [slachtoffer] beschreven reactie van de moeder van [slachtoffer] toen hij haar vertelde dat “papa had gezegd dat hij hen zou dood rijden”. [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn moeder toen haar beide handen voor haar mond deed en heel hard moest huilen, waardoor hij zelf ook tranen in zijn ogen kreeg. Op het hof komt deze reactie authentiek over. Ook anderszins heeft het hof geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen waaruit zou kunnen blijken dat de verklaring van [slachtoffer] niet zijn eigen waarnemingen (wat hij heeft ondervonden, gehoord en gezien) betreffen maar andermans (ingefluisterde) woorden zijn. Integendeel, [slachtoffer] heeft verklaard dat zijn moeder hem heeft gezegd de waarheid te vertellen. [1]
Daarnaast geldt het volgende.
De verpleegkundige [getuige 9] heeft verklaard – zoals ook volgt uit het verslag dat zij hiervan heeft opgemaakt – dat [slachtoffer] haar op 20 juni 2017, met tranen in zijn ogen, heeft verteld dat zijn vader had gedronken, dat zijn vader 160 kilometer per uur had gereden, dat de auto al bijna uit de bocht was gevlogen en een paaltje had geraakt en dat zijn vader toen nog 2x flink op het gas had gedrukt, waarna ze de boom raakten. Het hof heeft geen aanleiding om aan de inhoud van het verslag en de verklaring van de verpleegkundige te twijfelen. Het hof acht dit dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Hieruit volgt onder meer dat [slachtoffer] al in het ziekenhuis heeft verklaard dat zijn vader een paaltje had geraakt en, na tweemaal flink gas te hebben gegeven, tegen de boom aan is gereden. Het hof overweegt dat deze details bevestiging vinden in de pas later opgemaakte VOA-rapportage. Uit het sporenonderzoek blijkt immers dat het bovenste deel van een wit markeerpaaltje in de rechter berm was beschadigd doordat de Seat met de rechter zijkant langs dit paaltje was geschampt. Hierna is de Seat, na nog een lantaarnpaal en een boom te hebben geschampt, uiteindelijk met de voorzijde frontaal in botsing gekomen met een boom.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] volgt voorts dat de verdachte met een aanzienlijke snelheid over de Wanroijseweg heeft gereden, dat de verdachte voorafgaand aan de frontale botsing met de boom de Seat in de 5e versnelling heeft gezet en dat hij nog tweemaal flink gas heeft gegeven. De verdachte heeft hierover ter terechtzitting in eerste aanleg zelf verklaard: “Ik ontken niet dat ik te hard had gereden.” Uit de VOA-rapportage volgt dat de ter plaatse wettelijk toegestane maximum snelheid op de Wanroijseweg 80 kilometer per uur was en dat de naald van de aanwezige snelheidsmeter van de Seat stil was blijven staan op ongeveer 129 kilometer per uur. In het rapport wordt voorts overwogen dat, gezien de gegevens van de naald en de zeer ernstige mate van vervorming van de Seat, de bestuurder van de Seat de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 km/uur zeer waarschijnlijk in behoorlijke mate heeft overschreden. Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat de stand van de naald van de snelheidsmeter niet zonder meer aannemelijk en representatief is voor de daadwerkelijk gereden snelheid, overweegt het hof dat in dit geval niet enkel uit de stand van de naald volgt dat de verdachte met een aanzienlijke snelheid – aanzienlijk méér dan de ter plaatse toegestane snelheid – heeft gereden. Ook uit de ernstige mate van de vervorming van de Seat, uit de verklaringen van [slachtoffer] (waaronder hetgeen hij aan de verpleegkundige in het ziekenhuis heeft verteld) en uit de eigen verklaring van de verdachte volgt dit.
Gelet op al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met een aanzienlijke snelheid op de Wanroijseweg heeft gereden.
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen betrouwbaar zijn en derhalve bruikbaar voor het bewijs. Deze vinden immers steun in andere bewijsmiddelen. Dat zich in de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen op bepaalde punten enige verschillen bevinden, maakt dat oordeel niet anders. Die verschillen zien naar het oordeel van het hof niet op essentiële onderdelen – in de kern heeft [slachtoffer] consistent verklaard, óók op het punt dat de verdachte heeft geroepen zichzelf en zijn zoontje dood te gaan rijden – en bovendien kunnen die verschillen worden verklaard door het tijdsverloop en de jonge leeftijd van [slachtoffer] .
Nu uit de verklaringen van [slachtoffer] , kort gezegd, volgt dat de verdachte heeft geroepen dat hij zichzelf en zijn zoontje dood zou gaan rijden (althans woorden van gelijke aard of strekking) en dat hij vervolgens, met een aanzienlijke snelheid, frontaal tegen een boom is aangereden, met zijn zoontje in de auto naast hem, is naar het oordeel van het hof sprake van vol opzet op de tenlastegelegde poging tot doodslag. Daarbij het heeft hof ook betrokken dat de verdachte in de auto is gaan rijden, terwijl hij eerst nog een ruit van die auto heeft beschadigd, waardoor het zicht was verminderd, met zijn jonge zoontje naast hem op de bijrijdersstoel (in plaats van achterin), terwijl hij niet beschikte over een rijbewijs en ook nooit zijn rijbewijs heeft behaald en voorts dat hij onder invloed was van alcohol en hem uitdrukkelijk was ontraden door anderen om te gaan rijden. Of dit ‘slechts’ een bloedalcoholgehalte was van maximaal 0,9 mg/ml – zoals de verdediging heeft betoogd – of van 2,0 mg/ml, maakt het gegeven dat de verdachte onder invloed van te veel alcohol heeft gereden niet anders. Bovendien moet dit niet als een losse factor worden bezien, maar als één van de omstandigheden waaronder de verdachte in de auto is gestapt en het feit heeft plaatsgevonden.
Het hof volgt de verdediging niet in de stelling dat het aangetroffen wringspoor en het handelen van de verdachte na afloop van het ongeval contra-indicaties zijn voor de aanwezigheid van opzet bij de verdachte. Daartoe overweegt het hof dat (uit openbare bron [2] volgt dat) een wringspoor inhoudt dat een auto slippend over de wielen rolt en dat autobanden doorgaans slippen bij hard optrekken zonder onderbreking. Naar het oordeel van het hof past het aantreffen van een wringspoor derhalve bij het geven van gas (passend bij de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte nog tweemaal flink gas gaf) in plaats van bij remmen om een aanrijding te voorkomen. Uit de VOA-rapportage volgt dat enkel een wringspoor is aangetroffen en geen remspoor. De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat het hem opviel dat hij geen piepende banden had gehoord. Dat verdachte heeft getracht de frontale botsing met de boom te voorkomen is noch gesteld noch gebleken.
Voorts overweegt het hof dat de omstandigheid dat de verdachte zich, na afloop van het ongeval, in het bijzijn van anderen, om zijn zoon heeft bekommerd door hem te vragen of het goed met hem ging en ‘sorry’ tegen hem te zeggen, niet maakt dat de verdachte daaraan voorafgaand geen opzet heeft gehad op het om het leven willen brengen van zijn zoon.
Het hof merkt in dit verband nog op dat de verdachte in het bijzijn van anderen kennelijk goed in staat is om zich als liefhebbende vader voor te doen om vervolgens fysiek geweld te gebruiken tegen zijn zoon als hij zich kennelijk onbespied waant. Het hof wijst in dit verband op de verklaring van [getuige 11] met betrekking tot feit 2 (dossierpagina’s 99 en 100). [getuige 11] heeft verklaard dat de jongen
(hof: [slachtoffer] )kwam aangerend en met paniekerige stem meerdere keren om hulp riep en dat een volwassen man achter de jongen aanrende. Als de jongen achter de mensen van de scouting staat rent de man niet verder. Jansen hoorde dat de man riep: “Kom hier”, waarop hij de jongen hoorde zeggen: “Papa ik hou van jou”. (…) Vervolgens loopt de man naar de jongen toe en knuffelt hem. Het geheel zag er volgens [getuige 11] uit als een toneelspel omdat beiden aan kwamen rennen en het leek alsof de jongen vluchtte voor de man. Als de man en de jongen weglopen vertrouwt [getuige 11] het dan ook niet helemaal en loopt hij daarom een stuk achter hen aan.
Als de jongen en de man voor het houten hek staan dat is gelegen aan de zijkant van het scoutingterrein ziet hij dat de man uithaalt en de jongen met zijn hand in het gezicht slaat en dat de jongen moet huilen.
Voor zover de verdediging nog heeft betoogd dat het niet aannemelijk is dat de verdachte door zijn handelen zijn eigen dood op de koop toe heeft genomen, overweegt het hof dat uit de uitlatingen van de verdachte, zijn handelen, als ook uit de fatalistische gemoedstoestand waarin hij verkeerde, volgt dat de verdachte opzet had op zowel zijn eigen dood als die van zijn zoon. De vraag of het al dan niet aannemelijk is dat de verdachte zijn eigen dood op de koop heeft toegenomen, is in de onderhavige zaak derhalve niet aan de orde. Ook daarop was zijn opzet gericht.
Gelet op het hiervoor overwogene, is het hof van oordeel dat de verdachte vol opzet heeft gehad op het van het leven beroven van (zichzelf en) zijn zoon [slachtoffer] . Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht de onder 1 primair, impliciet subsidiair, tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in alle onderdelen.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft voorwaardelijk, in het geval van een bewezenverklaring van feit 1 primair, verzocht om het benoemen van een deskundige die zich moet uitlaten over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de zoon van de verdachte.
Zoals hiervoor reeds overwogen, is het hof van oordeel dat de verklaringen van de zoon van de verdachte steun vinden in diverse getuigenverklaringen en in de inhoud van de VOA-rapportage. Het hof acht zich voldoende voorgelicht en ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen. Nader onderzoek door een deskundige is naar het oordeel van het hof dan ook niet nodig. Het voorwaardelijke verzoek van de verdediging wordt derhalve afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair, impliciet subsidiair, bewezenverklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn kind.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft op 17 juni 2017 zijn destijds 10-jarige zoon [slachtoffer] – nadat [slachtoffer] voor hem op de vlucht was geslagen om hulp te zoeken – mishandeld door hem in het gezicht te slaan. Vervolgens heeft de verdachte zijn zoon in de auto laten stappen en is hij, zonder te beschikken over een rijbewijs en onder invloed van alcohol, met een aanzienlijke snelheid gaan rijden over een weg met aan de zijkant bomen. De verdachte heeft daarbij geroepen dat hij zichzelf en zijn zoon dood zou gaan rijden. [slachtoffer] heeft tijdens deze rit doodsangsten uitgestaan. De verdachte is, na eerst een markeerpaaltje, lantaarnpaal en boom geschampt te hebben, in volle vaart, met een aanzienlijke snelheid, tegen een boom gereden. Als gevolg hiervan is zijn zoon ernstig gewond geraakt. Meer dan 5 jaar na dato is [slachtoffer] , zowel mentaal als fysiek, nog steeds niet geheel hersteld en hij heeft verklaard dat door het ongeluk “zijn hele jeugd” van hem is afgepakt. De dingen die hij graag deed en zou doen, zijn fysiek niet meer mogelijk en hij heeft veelvuldig operaties moeten ondergaan (pagina 6 van het verbatim verslag studioverhoor d.d. 3 mei 2022). Het ongeval heeft derhalve een ontzettend grote impact op [slachtoffer] gehad en heeft dat nog steeds.
De verdachte heeft door zijn handelen het leven en de gezondheid van zijn zoon ernstig in gevaar gebracht. Dat zij het gebeuren beiden hebben overleefd is slechts een kwestie van geluk en geenszins te danken aan het handelen van de verdachte. Ook het vertrouwen dat zijn zoon in hem als vader mocht stellen, heeft de verdachte diep beschaamd. [slachtoffer] bevond zich in een afhankelijke positie van de verdachte. Hij was nog weinig weerbaar tegen zijn vader en aan hem overgeleverd: [slachtoffer] kon geen kant op.
De verdachte heeft zowel tijdens zijn verhoren bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg, weinig blijk gegeven van berouw en evenmin van probleembesef en zelfinzicht. Ondanks dat het hof zijn persoonlijke verschijning heeft bevolen, heeft de verdachte ervoor gekozen niet ter terechtzitting in hoger beroep te verschijnen om zijn verhaal te doen. Het hof herkent hierin het beeld dat in het rapport van de psycholoog omtrent het onvermogen van de verdachte ter zake wordt geschetst.
Uit het door [deskundige] , gezondheidszorgpsycholoog, opgemaakte Pro Justitia rapport d.d. 15 januari 2018 volgt daaromtrent:
Er is geen sprake van een ziekelijke stoornis, maar er kan wel worden gesproken van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een licht verstandelijke beperking. Tevens worden antisociale persoonlijkheidstrekken geconstateerd, maar of er ook daadwerkelijk sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis is onder de gegeven omstandigheden onvoldoende vast te stellen. Dit was ook ten tijde van het tenlastegelegde het geval.
Betrokkene heeft vanuit zijn licht verstandelijke beperking in combinatie met de antisociale persoonlijkheidsstrekken in ieder geval problemen met de impulscontrole (hij zal sneller primair reageren), zijn probleemoplossende vermogen schiet danig tekort, hij is minder goed in staat oorzaak-gevolgrelaties te overzien en kan de consequenties van zijn handelen voor zichzelf en anderen niet goed inschatten en hij laat geregeld onnadenkend, roekeloos en onverantwoordelijk gedrag zien.
Hij werd boos op zijn ex-partner en bleek volstrekt onvoldoende in staat deze gevoelens op een adequate wijze te kanaliseren. Hij was woedend en is in deze geestestoestand, onder invloed van alcohol, in de auto gestapt. (…) De alcohol heeft dus wel degelijk een katalyserende werking gehad en heeft de reeds gebrekkige rem op zijn emoties en impulsen waarschijnlijk alleen maar verder verlaagd. Hij heeft zijn onderliggende beperkingen verder onder druk gezet in zekere zin.
Indien de hem tenlastegelegde feiten bewezen worden geacht, adviseert onderzoeker om betrokkene deze feiten in (licht) verminderde mate toe te rekenen. Onderzoeker heeft ondanks de licht verstandelijke beperking geen aanleiding te vermoeden dat hij de wederrechtelijkheid van zijn gedrag niet overziet, maar hij was op dat moment onvoldoende in staat naar dit besef te handelen en zijn gedrag op een meer gezonde wijze bij te sturen.
Het hof neemt de conclusie dat de verdachte (licht) verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht van de deskundige over en maakt deze tot de zijne.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, en de grote gevolgen die dit voor zijn toentertijd 10-jarige zoon, die volkomen aan de verdachte was overgeleverd, heeft gehad en nog steeds heeft, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor aanzienlijke duur met zich brengt. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met:
‒ de omstandigheid dat het bewezenverklaarde de verdachte (licht) verminderd kan worden toegerekend;
‒ de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 september 2022, niet eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld;
‒ de omstandigheid dat uit voornoemd uittreksel volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is;
‒ de omstandigheid dat de verdachte zelf ook ernstig letsel heeft opgelopen.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep en uit het reclasseringsrapport d.d. 17 oktober 2022 is gebleken.
Alles afwegende, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof, ter zake van het onder feit 1 primair, impliciet subsidiair, bewezenverklaarde, voor de maximale duur van 10 jaren aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak is op 21 februari 2019 door de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof wijst arrest op 15 november 2022. De redelijke termijn voor berechting in hoger beroep is met 1 jaar en bijna 9 maanden is overschreden. Hoewel deze overschrijding deels te wijten is aan het nadere onderzoek dat in hoger beroep heeft plaatsgevonden, acht het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een overschrijding van deze duur rechtvaardigen. Er is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijk termijn voor berechting, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
Zonder schending van de redelijke termijn zou, zoals hiervoor overwogen, naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, en een rijtonzetting voor de duur van 10 jaren, passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, en voornoemde rijontzegging.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor het overige, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, impliciet primair, ten laste is gelegd (poging tot moord) en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair, tenlastegelegde (poging tot doodslag) en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair impliciet subsidiair en onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair, impliciet subsidiair, bewezenverklaarde (poging tot doodslag) de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Aldus gewezen door:
mr. J.J.M. Gielen-Winkster, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 15 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Studioverhoor d.d. 10 mei 2017, dossierpagina 73, en studioverhoor d.d. 3 mei 2022, dossierpagina’s 6-7.
2.Zie: https:www.nationaleombudsman.nl/niewus/rapporten/1998390.