ECLI:NL:GHSHE:2022:3928

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
20-002760-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1995, was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die op het moment van de feiten bijna 15 jaar oud was. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De tenlastelegging is verbeterd, waarbij een schrijffout in de periode van de feiten is gecorrigeerd. Het hof heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de omstandigheden van de zaak in overweging genomen bij de straftoemeting. Ondanks de ernst van de feiten heeft het hof besloten om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat het slachtoffer geen aangifte heeft gedaan.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van de feiten en het wijzen van het arrest van toepassing waren. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde als strafbaar is gekwalificeerd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002760-21
Uitspraak : 10 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 november 2021 in de strafzaak met parketnummer 02-301124-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van de bewijsmiddelen met de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
De raadsvrouw van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2020 tot en met 4 maart 2020 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , immers heeft hij verdachte:
- zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht en/of
- de vagina van [slachtoffer] gelikt en/of
- zijn penis in de vagina van [slachtoffer] gebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Het hof overweegt in dat verband in het bijzonder het volgende. De steller van de tenlastelegging heeft een kennelijke schrijffout gemaakt voor wat betreft de tenlastegelegde periode door op te nemen ‘3 maart 2020 tot en met 4 maart 2021’. De raadsvrouw van de verdachte en de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dit tevens als een kennelijke schrijffout te zien. Het hof zal mitsdien de tenlastelegging in dier voege verbeterd lezen en uitgaan van de periode ‘3 maart 2020 tot en met 4 maart 2020’. De verdachte is door de in de tenlastelegging aangebrachte verbeteringen niet geschaad in zijn verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de periode van 3 maart 2020 tot en met 4 maart 2020 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , immers heeft hij verdachte:
- zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht en
- de vagina van [slachtoffer] gelikt en
- zijn penis in de vagina van [slachtoffer] gebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
De raadsvrouw van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht wegens de bijzondere omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen en in plaats daarvan de verdachte te veroordelen tot een forse taakstraf.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met het destijds bijna 15-jarige slachtoffer. De verdachte was op dat moment 24 jaar oud. Met zijn handelen heeft de verdachte zijn eigen seksuele behoefte boven de belangen van het slachtoffer gesteld. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 september 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoon van de verdachte, de persoon van het minderjarig meisje in kwestie en de omstandigheden van het geval, ziet het hof ondanks het leeftijdsverschil een min of meer gelijkwaardigheid in de verhouding tussen beiden. Dit wordt ondersteund door de omstandigheid dat het meisje zelf niet wilde dat de verdachte straf zou krijgen voor zijn handelen en dat zij daarom ook zelf geen aangifte heeft gedaan. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd en daarmee zijn verantwoordelijkheid voor zijn strafbare handelen genomen. Voorts heeft de verdachte ten overstaan van het hof getoond dat hij het laakbare van zijn handelingen in ziet. Het hof weegt deze omstandigheden ten voordele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in beginsel niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op bovengenoemde omstandigheden is het hof echter, anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank, maar in navolging van de raadsvrouw, van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Het hof zal derhalve, rekening houdend met het taakstrafverbod, de verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden. Met oplegging van deze deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
183 (honderddrieëntachtig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 10 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.