ECLI:NL:GHSHE:2022:3924

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
20-001611-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in Tilburg, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest, voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 144 kg hennep. De rechtbank had de verdachte veroordeeld op basis van bewijs dat hij de huurder was van het pand waar de hennep werd aangetroffen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank integraal zou worden bevestigd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en de verklaringen van de verdachte en getuigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 januari 2019 in Tilburg aanwezig was in het pand waar de hennep werd aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij niets met de hennep te maken had, maar het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op de aanwezigheid van de hennep. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook beslist over de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de hennep en de bestelauto met verborgen ruimte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001611-21
Uitspraak : 9 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 18 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-019196-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1980,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is er beslist omtrent het beslag.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 144 kg hash/hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj/hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 januari 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 144 kg hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2019, dossierpagina's 38-39, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] :
(Dossierpagina 38)
Op 22 januari 2019, omstreeks 10:30 uur, vergezelde ik met de collega's [verbalisant 5] ,
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] de gemeente, belastingdienst, VBV (verzekeringsbureau
voertuigcriminaliteit) en officier van justitie Lont van het landelijk parket bij
een bedrijfscontrole aan [adres 2] . Op dit adres is een
autobedrijf gevestigd op naam van [verdachte] . Hij is ook de eigenaar van dit bedrijf. [verdachte] huurt het pand aan [adres 2] .
Op bovengenoemde datum en tijdstip zag ik dat een medewerker van de gemeente aanbelde bij het bedrijf van [verdachte] . Ik hoorde kort hierna dat collega [verbalisant 3] riep dat er drie personen aan de achterzijde van het pand wegrenden in de richting van de [locatie 1] te Tilburg. Ik ben hierop direct in mijn dienstvoertuig gestapt en in de richting van de [locatie 1] gereden. Ik zag dat er nog een opvallend dienstvoertuig in dezelfde richting reed. Ik zag dat collega [verbalisant 2] over de [locatie 2] in de richting van de [locatie 1] te Tilburg liep. Ik zag dat [verbalisant 2] naar drie mannen wees die langs de [locatie 1] liepen in de richting van de [locatie 3] te Tilburg. Hierop heb ik samen met collega's [verbalisant 3] en [verbalisant 2] de drie manspersonen staande gehouden en gecontroleerd.
Na deze controle reed ik terug naar [adres 2] . Ondertussen werd ik gebeld door collega [verbalisant 5] . Hij was in het pand aanwezig en had enkele dozen gevonden met daarin pakketjes die leken op pakketjes waar regelmatig verdovende middelen in worden aangetroffen. In het pand zag ik direct achter de roldeur een witkleurige Mercedes Sprinter staan, welke was voorzien van het Roemeense kenteken: [kenteken 1] . Ik zag dat er achter deze auto vier kartonnen dozen stonden. Ik zag dat er erg veel gesealde pakketten in de dozen zaten. Ik heb hierop de officier van justitie Oosterveld gebeld en haar de casus uitgelegd. Ik hoorde dat Oosterveld om 11:10 uur toestemming gaf om de pakketten te openen. Ik sneed enkele pakketten open en zag en rook direct dat er gedroogde henneptoppen in de pakketten zaten. Ik heb hierop officier van justitie Oosterveld telefonisch in kennis gesteld. Ik hoorde dat Oosterveld om 11:27 uur toestemming gaf om het pand te doorzoeken. Om te assisteren bij de doorzoeking werd het hennepteam gebeld. Zij wogen en telden de aangetroffen pakketten. Het waren 136 pakketten.
Ik zag dat er in genoemde Mercedes twee motorfietsen stonden. Beide motoren werden ter waarheidsvinding in beslag genomen. Ik zag dat er achter in de bus een verborgen ruimte zat. Ik zag dat het achterschot openstond. Ik zag dat de ruimte die gecreëerd was groot genoeg was om de dozen, waar de pakketten in zaten, achter te zetten.
(Dossierpagina 39)
De Mercedes werd door de politie in beslag genomen.
Op 23 januari 2019 werd de hoeveelheid inbeslaggenomen hennep gewogen door leden van het hennepteam. Het netto gewicht betrof 144,44 kilogram.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2019, dossierpagina's 47-48, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(Dossierpagina 47)
Op 22 januari 2019 kregen wij van verbalisant [verbalisant 1] het verzoek mee te rijden voor een integrale bedrijfscontrole naar het adres [adres 2] te Tilburg. Wij positioneerden de dienstauto achter het benoemde bedrijfspand.
Wij bleven in te auto zitten terwijl politiecollega's en de gemeente aan de voorzijde
van het pand aan de deur stonden. Wij zagen dat drie mannen via een deur aan de achterzijde het bedrijfspand aan [adres 2] verlieten en door de achterliggende weg in de richting van de [locatie 2] renden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat de drie mannen de [locatie 2] over rende in de richting van de [locatie 1] . Ik gaf de looprichting van de mannen door middels de portofoon. Ik zag dat niet veel later de collega's [verbalisant 3] en [verbalisant 1] aan kwamen gereden en de mannen staande hielden. Nadat wij vroegen of dat de mannen zich konden legitimeren overhandigden zij hun identiteitsbewijzen. De mannen hebben de volgende personalia:
Naam: [betrokkene 1] ;
Naam: [betrokkene 2] ;
Naam: [betrokkene 3] .
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019, dossierpagina's 56-58, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 4] :
(Dossierpagina 56)
Op 23 januari 2019 heb ik verbalisant nader onderzoek gedaan naar de in beslag genomen vrachtauto voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Er werden tijdens dit onderzoek door mij in de cabine van deze vrachtauto onder andere boardingcards, vouchers en een bewijs voor het betalen van tol aangetroffen.
(Dossierpagina 57)
Op de boardingcard van [bedrijf 1] , referentie 78765890, staat de naam [betrokkene 2] vermeld. Telefonische navraag bij het vermelde bedrijf maakte duidelijk dat met het voertuig gekentekend [kenteken 1] op 1 november 2018 met bestuurder [betrokkene 2] de overtocht werd gemaakt van Calais naar Dover, omstreeks 21.05 uur. Door de medewerker werd uit eigener beweging verteld dat met het vernoemde voertuig
tevens op 8 januari 2019 met bestuurder [betrokkene 1] , de overtocht gemaakt werd van Dover naar Calais, omstreeks 04.20 uur. Volgens de toevoeging werden met dit voertuig 3 motoren vervoerd.
Op het tolbewijs van de Midland Expressway Limited staat Weeford Park en de datum 7 januari 2019, 23.55 uur. Weeford Park is een tol betaallocatie aan de M-6 snelweg, globaal gelegen tussen Cannock en Birmingham vliegveld (Engeland).
Gelet op het vorengaande reed men vermoedelijk met het onderhavige voertuig van de betaallocatie in de richting van Birmingham om vervolgens door te rijden richting Dover.
(Dossierpagina 58)
Op de boardingcard van Stena Line, genummerd 64652040, staat route Belf-Cair, 7 januari 2019, 15.30 uur. Hiermee wordt bedoeld de overtocht van Stena-Line van Belfast (Noord-Ierland) naar Cairnryan (Schotland). Op deze boardingcard staat tevens vermeld het kenteken [kenteken 1] . Bij telefonische navraag bij Stena Line werd aangegeven dat er met dit voertuig meerdere verplaatsingen middels Stena Line zijn uitgevoerd.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2019, dossierpagina's 45-46, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 5] :
(Dossierpagina 45)
Op 22 januari 2019 vond aan [adres 2] bij autohandel
[verdachte] een integrale controle plaatst. Bij aankomst bij het pand viel op dat een grijze Peugeot Partner wegreed bij het pand [locatie 2] ter hoogte van [adres 2] . Het voertuig stond in eerste instantie met de achterzijde in de richting van de [locatie 2] . Na enig manoeuvreren draaide het voertuig om het bedrijventerrein af te rijden om op die manier terug te gaan naar de [locatie 2] . Het voertuig werd ter hoogte van [adres 2] een stopteken gegeven en na controle van het voertuig, wat was voorzien van het kenteken [kenteken 2] , werd duidelijk dat het voertuig bestuurd werd door: [betrokkene 4] , geboren op [geboortedag 2] 1975.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen aantreffen hennep d.d. 24 januari 2019, dossierpagina's 50-53, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] :
(Dossierpagina 50)
Op 22 januari 2019, omstreeks 12.00 uur, werden wij voor expertise ter
plaatse verzocht op de locatie [adres 2] . Aldaar is een bedrijfsunit met daarin een garagebedrijf " [bedrijf 2] " gevestigd. In deze bedrijfsunit werden tijdens een integrale controle vier kartonnen dozen aangetroffen. In deze dozen lagen diverse in deels met zwarte en deels met doorzichtige industriefolie omwikkelde pakketten met daarin dichtgeplakte, plastic sealbags. In deze sealbags, waarvan een groot aantal doorzichtig waren, zat duidelijk waarneembaar gedroogde henneptoppen. Enkele van deze pakketten uit de verschillende dozen hebben we opengemaakt en bevestigden dat het inderdaad om gedroogde henneptoppen ging.
(Dossierpagina 51)
Betreffende bedrijfsunit is gelegen op een klein bedrijvencomplet met meerdere soortgelijke bedrijfsunits. Deze bedrijfsunit werd gehuurd door [verdachte] . Aan de voorzijde is aan de rechterzijde een grote roldeur en daarnaast, aan de linkerzijde, is de toegangsdeur naar het bedrijf. Deze roldeur is vanaf de buitenzijde niet te openen. Bij binnenkomst in de hal is recht tegenover deze toegangsdeur het kantoorgedeelte. Kort na de toegangsdeur naar de bedrijfshal stond, met de voorzijde naar de roldeur, een bedrijfswagen geparkeerd, voorzien van het Bulgaarse kenteken [kenteken 1] . In de laadruimte van deze bedrijfswagen stonden twee motoren. Aan de achterzijde van de laadruimte was een voorzetwand aangebracht, die nu deels openstond. Zo ontstond er een verborgen ruimte van ongeveer 40 centimeter diepte. De aangetroffen pakketten in de vier kartonnen dozen pasten exact in de ontstane ruimte achter deze wand.
In de onmiddellijke nabijheid van de vier dozen stond een trolley met daarop twee rollen folie, een zwarte en de ander doorzichtig. Deze folie was identiek aan de rondom de sealbags aangetroffen folie.
(Dossierpagina 52)
Deze motoren stonden los en hebben vermoedelijk vastgestaan in de in de laadruimte gemonteerde houten stellage. Een gedeelte (gedemonteerd) van
deze stellage lag achter de vermelde vier kartonnen dozen. Voor deze dozen
stond een blauw witte crossmotor KTM. Aan de voorzijde van de laadruimte lag
een vol zakje popnagels en achter de stellage lagen een klauwhamer, een popnageltang en een accuschroefmachine.
Op een, naast deze dozen staande, crossmotor van het merk KTM lag een papiertje met daarop onder elkaar geschreven de getallen 32 , 32, 37 , 35 en onderaan 136.
Mogelijk waren dit de aantallen pakketten met sealbags per doos in totaliteit 136 stuks. Bij latere controle telling bleek inderdaad dat de vermelde getallen correspondeerde met de aantal pakketten in de vier kartonnen dozen zoals hiervoor vermeld.
(Dossierpagina 53)
Op 23 januari 2019 hebben wij het aantal pakketten geteld en gewogen middels een geijkte weegschaal. In totaal waren er 136 pakketten. Het bruto gewicht was 146,34 kilogram (pakketten inclusief hennep en sealbags/folie). Het gemiddelde gewicht van de sealbags en folie per pakket was 14 gram. Derhalve betreft het netto gewicht 144.44 kilogram aan henneptoppen.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2019, dossierpagina's 66-69, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 7] :
(Dossierpagina 66)
In onderhavig onderzoek werden de opgenomen camerabeelden gevorderd van het bedrijf [bedrijf 3] , gevestigd aan [adres 3] . Een camera van dit bedrijf is gericht op het gedeelte van het bedrijventerrein waaraan het bedrijf van verdachte [verdachte] , namelijk [bedrijf 2] , [adres 2] grenst.
Op de beelden van 22 januari 2019 is, met betrekking tot onderhavig onderzoek, het volgende zichtbaar:
07:52 uur
Rondom het bedrijfspand [adres 2] is geen enkele beweging zichtbaar, ook niet in de tijd voorafgaand aan 07:52 uur. Een personenauto komt aanrijden vanaf de [locatie 2] richting het pand [adres 2] . Direct achter dit voertuig rijdt een lichtkleurige, vermoedelijke witte, bakwagen. Ter hoogte van het pand [adres 2] stopt de personenauto. Te zien is dat de personenauto eerst naar rechts stuurt richting het pand [adres 2] . Direct daarna maakt de personenauto een bocht naar links. De auto rijdt daarna achteruit en de auto vervolgt uiteindelijk zijn weg langs het pand [adres 2] . De personenauto rijdt dan het beeld uit in de richting van het gedeelte van het wegvak waar verkeer geen doorgang heeft. De witte bakwagen stopt ter hoogte van de ingang van het pand [adres 2] . Ongeveer 30 seconden later rijdt dezelfde personenauto weer het beeld in, nu in tegengestelde richting. De personenauto en de bakwagen, welke nog steeds stil staat op de weg, staan daarna kort stil naast elkaar. Beide voertuigen staan in die positie dat communicatie tussen de beide bestuurders via een openstaande autoruit mogelijk is. De personenauto rijdt daarna weg in de richting van de doorgaande [locatie 2] . De bakwagen rijdt daarna direct achteruit in de richting van de doorgaande [locatie 2] , maar wordt na ongeveer 25 meter links achteruit ingeparkeerd langs de kant van de weg. Daar blijft het voertuig stilstaan.
(Dossierpagina 67)
08:19 uur
Een Ford Transit bus komt aanrijden vanaf de [locatie 2] richting het pand [adres 2] . Op de camerabeelden is de kleur van de bus niet zichtbaar, vermoedelijk is deze niet erg donker van kleur. Uit de verklaring van de verdachte [verdachte] blijkt dat hij in het bezit is van een Ford Transit kleur grijs/bruin en dat hij de gebruiker is van die bus. Verdachte [verdachte] omschreef zijn Ford Transit als een bus met gesloten cabine en een gesloten bak met schuifdeur aan de zijkant en deuren aan de achterzijde. De Ford Transit op de camerabeelden is een bus met cabine en gesloten bak. De bestuurder van de Ford Transit parkeert de bus voor het pand [adres 2] . Aldaar staan een aantal personenauto’s dwars voor het pand geparkeerd. De bestuurder van de Ford Transit parkeert de bus recht voor de geparkeerde personenauto’s. De bestuurder van de Ford Transit dooft de verlichting van de bus, stapt uit en loopt richting de voorzijde van het pand [adres 2] . Gezien het postuur van de bestuurder betreft deze persoon een man. Kort daarna loopt de man richting de loopdeur van het pand [adres 2] . Kort daarna gaat de loopdeur open en is de man niet meer te zien. Omdat op de camerabeelden de loopdeur in gesloten toestand en het deurgat niet zichtbaar zijn, is niet vast te stellen dat de man het pand via die deur binnenging, maar zeer aannemelijk is dit wel, omdat een deel van de deur zichtbaar is toen die geopend was. Enkele momenten nadat de man het pand lijkt te zijn binnengegaan, gaat de roldeur van het pand [adres 2] naar boven toe open. Ongeveer een minuut later loopt zeer vermoedelijk dezelfde man vanuit het pand [adres 2] de weg op in een rechte lijn richting de geparkeerde bakwagen. De man houdt stil op een afstand van naar schatting 10 meter van de bakwagen. De man loopt daarna terug in de richting van het pand [adres 2] en houdt stil als hij recht voor het pand [adres 2] staat. Te zien is dat de man kijkt in de richting van de geparkeerde bakwagen. Ook is te zien dat de man met zijn rechterarm een beweging maakt richting de geparkeerde bakwagen alsof hij de inzittende(n) van de bakwagen wenkt om zijn kant op te komen. Daarna is te zien dat de man nogmaals een zwaaiende beweging met zijn rechterarm maakt, terwijl hij in de richting van de geparkeerde bakwagen kijkt, alsof hij nogmaals wenkt richting de inzittende(n) van de bakwagen. Ongeveer een minuut later komt de bakwagen in beweging en de bestuurder rijdt met de bakwagen in de richting van het pand [adres 2] . Te zien is dat zeer vermoedelijk alleen de bestuurder in de cabine van de bakwagen zit. De bestuurder van de bakwagen rijdt daarna achteruit en hij rijdt de bakwagen direct achteruit via de openstaande roldeur het pand [adres 2] binnen. Direct daarna wordt de roldeur gesloten.
08:36 uur
Een donkerkleurige bestelauto komt aanrijden vanaf de [locatie 2] . Later bleek dit een Peugeot Partner te zijn. De bestuurder van de Peugeot Partner parkeert het voertuig direct voor de roldeur van het pand [adres 2] . Uit het voertuig stapt de bestuurder en met hem nog twee andere personen. Alle personen lopen in de richting van de loopdeur van het pand [adres 2] . De deur gaat open en de bestuurder van de Peugeot en de eerste inzittende verdwijnen uit beeld. Korte tijd later verdwijnt ook de tweede inzittende uit beeld nadat hij richting de loopdeur was gelopen. Zeer vermoedelijk zijn alle drie de personen het pand ingegaan.
09:48 uur
Een persoon komt vanaf de loopdeur van het pand gelopen. Hij loopt naar het bestuurdersportier van de geparkeerde Peugeot Partner die nabij die loopdeur geparkeerd staat. De man loopt direct daarna terug richting de loopdeur en verdwijnt uit beeld. Enkele seconden later komt de man weer aangelopen en hij loopt naar de bestuurdersportier van de geparkeerde Peugeot Partner. Het portier wordt geopend, de man stapt in en het portier wordt gesloten. Enkele seconden later wordt het portier weer geopend en stapt de man uit. Hij geeft iets over aan een persoon waarvan alleen de arm zichtbaar is. Deze man houdt zich op nabij de loopdeur van het pand. Hierna stapt de eerstgenoemde man weer in de Peugeot Partner.
(Dossierpagina 68)
Na ongeveer 15 seconden stapt de man uit de Peugeot Partner. Hij laat het portier open en hij loopt in de richting van de geparkeerde Ford Transit. Daarna wordt het portier aan de bijrijderszijde van de Ford Transit geopend en de man doet iets in de cabine van de Ford Transit. Na ongeveer 15 seconden verlaat de man de cabine van de Ford Transit en hij sluit het portier. De man loopt vanaf de Ford Transit direct naar het openstaande portier aan de bestuurderszijde van de Peugeot Partner. Het lijkt alsof de man iets donkerkleurigs onder zijn rechterarm met zich meedraagt. De man beweegt zich naar voren in de Peugeot en daarna komt hij met zijn lichaam uit die Peugeot. Op dat moment heeft de man niets meer onder zijn arm. Het lijkt er op of de man een voorwerp uit de cabine van de Ford Transit nu in de Peugeot Partner heeft gelegd. De man loopt hierna in de richting van de loopdeur van het pand. Vermoedelijk gaat hij daarna het pand binnen via die deur.
09:50 uur
Twee mannen komen vanaf de loopdeur van het pand gelopen. Vermoedelijk kwamen zij via die loopdeur naar buiten. De eerste man loopt naar de Peugeot en stapt in. De tweede man loopt naar de Ford Transit en stapt in. De bestuurder van de Peugeot rijdt een stuk achteruit. De bestuurder van de Ford Transit rijdt ook achteruit en parkeert de Ford Transit nu voor de roldeur, op de plaats waar eerder de Peugeot Partner had gestaan. De Peugeot Partner wordt geparkeerd op de plaats waar eerder de Ford Transit had gestaan. Beide mannen lopen richting de loopdeur van het pand, vermoedelijk gaan zij het pand via die deur naar binnen.
10:30 uur
Een opvallende politieauto rijdt voorbij het pand [adres 2] . Andere voertuigen die aan
komen rijden, en die later van medewerkers van gemeente Tilburg en van de
Belastingdienst blijken te zijn, worden langs de weg geparkeerd. Een aantal
medewerkers van gemeente Tilburg en van de Belastingdienst stappen uit hun
voertuigen. Die staan geparkeerd op een afstand van ongeveer 25 meter vanaf het pand.
10:31 uur
Een man loopt vanaf de loopdeur van het pand [adres 2] richting de geparkeerde Peugeot Partner. Vermoedelijk verlaat deze man het pand [adres 2] via die deur. De man stapt in als bestuurder van de Peugeot Partner en op dat moment rijdt het opvallende politievoertuig in omgekeerde richting langs het pand [adres 2] en dus ook langs de geparkeerde Peugeot Partner. Het opvallende politievoertuig wordt even verderop tot stilstand gebracht. De bestuurder van de Peugeot Partner rijdt weg in tegengestelde richting. Dat is het gedeelte waar auto's niet weg kunnen, zij dienen daar te keren om in tegengestelde richting naar de doorgaande [locatie 2] te rijden. De Peugeot Partner rijdt het beeld uit.
10:33 uur
Inmiddels zijn medewerkers van gemeente Tilburg en Belastingdienst samen met
politiemensen richting het pand [adres 2] gelopen. Net als zij ter hoogte van het
bewuste pand lopen komt de Peugeot Partner uit de tegengestelde richting aanrijden. Politiemensen wenken de bestuurder van de Peugeot Partner, waarna die het voertuig tot stilstand brengt. De politiemensen spreken kennelijk met de bestuurder. Te zien is dat de bestuurder uit de Peugeot stapt en de achterdeuren van de Peugeot opent. Later bleek dat door de politiemensen de gegevens van de bestuurder van de Peugeot Partner waren vastgelegd. Het bleek te gaan om [betrokkene 4] , geboren op [geboortedag 2] 1975.
Kort hierna werd in het pand [adres 2] het strafbare feit ontdekt door politieambtenaren ter plaatse en hierna werd het onderzoek gestart.
7.
Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 3 maart 2021, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :
U houdt mij voor dat het gaat om een feit van 22 januari 2019 in Tilburg. U vraagt mij of ik op die dag in een pand aanwezig ben geweest. Ja. dat klopt. U vraagt mij het pand te omschrijven. Het was een grote loods met daarin auto’s.
U houdt mij voor dat de politie in het dossier heeft opgenomen dat zij een groep van drie mannen hebben zien vluchten en vraagt mij of ik daar bij hoorde. Ja, dat klopt. Ik was een van de drie mannen. U vraagt mij waarom ik ben gevlucht. Wij waren boven, koffie drinken en toen kwam die man. Die zei: 'Je moet ervandoor gaan want de politie komt eraan’.
U houdt mij voor dat in het busje papieren zijn aangetroffen, waaronder een papier waaruit blijkt dat ik in het najaar van 2018 met de boot over ben gegaan waarschijnlijk met het busje met mij als chauffeur. U vraagt mij of dat klopt. Ja, dat klopt.
De rechter-commissaris toont een foto van de verdachte [verdachte] aan de getuige en vraagt de getuige of hij hem kent. Dat is degene die tegen ons zei dat we ervandoor moesten gaan toen de politie kwam.
8.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 januari 2019, dossierpagina’s 124-125, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(Dossierpagina 125)
Ik huur het pand aan [adres 2] .
9.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 januari 2019, dossierpagina’s 126-130, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(Dossierpagina 129)
V: Er zijn twee motoren IBN van wie zijn die, wat doen ze daar.
A: Ik weet dat er twee Vespas staan. Een staat op naam van mijn moeder en de andere staat op mijn bedrijfsvoorraad. De motoren die in de vrachtauto staan zijn niet van mij. Op de foto heb ik drie motoren gezien. Al deze motoren ken ik niet.
10.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 5 februari 2019, dossierpagina’s 138-142, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(Dossierpagina 141)
0: Even later kan je op de beelden zien dat er weer twee personen buiten komen.
Iemand stapt in jouw bus en iemand in de Peugeot Partner en deze voertuigen worden gewisseld van plek.
V: Wie is dit op de beelden die jouw bus verzet?
A: Dat ben ik.
11.
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 oktober 2022:
Ik ben op 22 januari 2019 met mijn Ford Transit bus naar mijn bedrijf aan [adres 2] gereden. Daarna heb ik de witte Mercedes Sprinter naar binnen geloodst.
Bewijsoverwegingen
Door de raadsman is bepleit dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er geen, althans onvoldoende, wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de 144 kilogram hennep in de door hem gehuurde loods, waarin onder andere het autobedrijf van hem gevestigd was. Het feit dat de verdachte heeft geholpen met het naar binnen wenken van een bestelbus zegt niets over zijn wetenschap met betrekking tot hetgeen in dat voertuig aanwezig was dan wel wat daarmee zou gaan gebeuren. Voorts is de beweerdelijke herkenning van [betrokkene 2] onvoldoende betrouwbaar nu hem slechts één foto is getoond en niet, zoals gewoonlijk, gebruik is gemaakt van een meervoudige fotoconfrontatie. Daarnaast is er gebruik gemaakt van een kopie van de originele foto van de verdachte. Op die kopie lijkt de verdachte zwart, althans zeer donker, haar te hebben, maar de verdachte heeft blond haar. Tot slot heeft de verdachte consistent en vanaf het begin verklaard dat hij niets met de hennep te maken heeft gehad. Nadat hij de bus naar binnen heeft gewenkt, heeft hij de gehele tijd in zijn kantoor gezeten en aan de administratie gewerkt. Hij is niet in de loods geweest toen de mannen daar bezig waren, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte op 22 januari 2019 in een pand aan [adres 2] te Tilburg ongeveer 144 kilogram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Vooropgesteld moet worden dat om tot bewezenverklaring te komen van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep als bedoeld in artikel 3 onder C van de Opiumwet allereerst uit de bewijsmiddelen dient te blijken dat de verdachte een zodanige macht kon uitoefenen over de tenlastegelegde hoeveelheid hennep dat de verdachte geacht kon worden die hennep aanwezig te hebben gehad. Voor het vereiste aanwezig hebben is niet doorslaggevend dat vorenbedoelde hoeveelheid hennep aan de verdachte toebehoorde. Evenmin is noodzakelijk dat de verdachte enige beschikkings- of beheersbevoegdheid had ter zake van die hoeveelheid hennep. Voldoende is dat de hoeveelheid hennep zich binnen de machtssfeer van de verdachte bevond.
Voorts dient die verdachte ten minste voorwaardelijk opzet te hebben op de aanwezigheid van de tenlastegelegde hoeveelheid hennep (wetenschap). Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte de huurder was van het pand waarin de hennep is aangetroffen, waarmee de hennep zich in beginsel in de machtssfeer van de verdachte heeft bevonden.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte op zijn minst genomen het voorwaardelijk opzet gehad op het tezamen en in vereniging aanwezig hebben van 144 kilogram hennep. Het hof acht hiervoor de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte is om 08:19 uur bij zijn pand aangekomen en is daar blijkens zijn verklaring via de voordeur naar binnengegaan (dossierpagina 139). In het proces-bevindingen van d.d. 4 februari 2019 (dossierpagina's 66-69) wordt deze deur door de politie loopdeur genoemd. Verdachte opent de roldeur en loodst de later die ochtend door de politie aangetroffen Mercedes Sprinter naar binnen. Direct daarna wordt de roldeur gesloten. Om 09:50 - circa anderhalf uur nadat de Mercedes Sprinter naar binnen is gereden - komen uit de richting van de loopdeur twee personen gelopen. Deze twee personen verwisselen vervolgens de voor deze loods geparkeerde Ford Transit (auto van de verdachte) en Peugeot Partner (auto van [betrokkene 4] ) van plek. Verdachte herkent zichzelf op de camerabeelden als zijnde de persoon die de Ford Transit van plaats heeft gewisseld (dossierpagina 141). Beide personen, waaronder dus verdachte, lopen nadien terug richting diezelfde loopdeur.
Op het moment dat de auto’s door onder andere de verdachte van plaats werden gewisseld was de verdachte kennelijk niet in zijn kantoor. Met deze vaststelling wordt de op zitting in eerste aanleg en in hoger beroep afgelegde verklaring gelogenstraft dat verdachte nadat hij de Mercedes Sprinter naar binnen had gewenkt naar zijn kantoor is gegaan en zich daar tot aan het moment dat de politie kwam met de boekhouding heeft beziggehouden.
Op het moment dat de politie de loods binnenkomt treft deze de Mercedes Sprinter direct achter de loopdeur aan. Vlak achter deze bus worden vier dozen met hennep aangetroffen die alle vier exact pasten in de achterin de laadruimte aangetroffen verborgen ruimte. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de Mercedes Sprinter bestemd was (geweest) voor het vervoer van de aangetroffen hennep.
Aan de voorzijde van de laadruimte lag een vol zakje popnagels en achter de stellage lagen een klauwhamer, een popnageltang en een accuschroefmachine. In de bus werden voorts twee motoren aangetroffen. Deze motoren stonden los en hebben vermoedelijk vastgestaan in de in de laadruimte gemonteerde houten stellage. Een gedeelte (gedemonteerd) van deze stellage lag achter de vier kartonnen dozen. Voor deze dozen stond een blauw witte crossmotor KTM met daarop een papiertje waarop onder elkaar stond geschreven de getallen 32 , 32, 37 , 35 en onderaan 136, hetgeen correspondeert met het aantal aangetroffen sealbags met hennep.
Verdachte heeft over de aangetroffen hennep telkens verklaard daar niets van af te weten. Over de in de Mercedes Sprinter aangetroffen motoren heeft hij aanvankelijk (en bij herhaling) verklaard dat deze niet van hem zijn en dat hij deze ook niet kende (dossierpagina's 129 en 136). Eerst op zitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat die motoren door hem zouden zijn ingevoerd en zouden worden uitgeladen. Verdachte verwijst in dit verband naar de papieren die in zijn kantoor zouden liggen. Het dossier bevat evenwel geen stukken die de juistheid van deze verklaring zouden kunnen bevestigen. Evenmin is door de verdediging het verzoek gedaan daarop betrekking hebbende stukken aan het procesdossier te laten toevoegen. Bovendien heeft de verdachte niets willen verklaren over de herkomst van deze motoren en voor wie hij deze zou hebben ingevoerd.
Aangezien verdachte heeft verklaard dat in de loods enkel twee Vespa’s stonden (dossierpagina 141) en aanvankelijk ook heeft verklaard de drie motoren niet te kennen, gaat het hof er dan ook vanuit dat de drie in de loods aangetroffen motoren met de Mercedes Sprinter zijn vervoerd en derhalve alle in de laadruimte van deze bus hebben gestaan.
De verborgen ruimte bevond zich, vanaf de achterdeuren gezien, voorbij de twee in de laadruimte aangetroffen motoren. Om toegang tot die verborgen ruimte te krijgen diende de motoren zodanig neergezet te worden dat men bij die verborgen ruimte kon komen. Dit gegeven kan goed verklaren waarom een deel van een houten stellage om de motoren te bevestigen buiten de laadruimte van de Mercedes Sprinter is aangetroffen. Hetzelfde geldt voor de derde (cross)motor.
Het hof leidt uit het feit dat twee motoren zijn blijven staan af dat deze kennelijk niet bedoeld waren om deze bij het bedrijf van de verdachte af te leveren. Ware dat wel het geval geweest dan ligt het niet in de rede om een verborgen ruimte eerst met een beperkte(re) toegangsruimte te beladen dan wel te lossen om nadien de resterende twee motoren uit te laden. Deze motoren waren kennelijk enkel bedoeld om de daarachter aanwezige verborgen ruimte zoveel mogelijk te verhullen dan wel als dekmantel te dienen. Het hof hecht dan ook, mede in het licht van verdachtes weigering duidelijkheid te geven over de herkomst en de bestemming van de motoren, geen geloof aan zijn verklaring dat de aangetroffen motoren daadwerkelijk op het adres van zijn bedrijf zouden worden afgeleverd. Hierdoor rest voor het hof, bij gebrek aan andere goederen die zouden zijn geleverd, nog maar één conclusie en dat is dat de Mercedes Sprinter enkel hennep kwam brengen dan wel halen.
Gelet op het feit dat de verdachte huurder is van het pand, de roldeur eerst open ging nadat hij was gearriveerd en de bestuurder van de Mercedes Sprinter derhalve op hem heeft moeten wachten, verdachte zijn auto om niet verklaarde reden van plaats heeft verwisseld, verdachte -in tegenstelling tot hetgeen hij ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft gesteld- niet de gehele tijd in zijn kantoor is gebleven en (meermalen) in de loods is geweest acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten het opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van 144,44 kg hennep.
Ten overvloede betrekt het hof voorts bij haar overwegingen het feit dat [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard, dat hij met twee andere personen koffie zat te drinken toen zij door een man werden gewaarschuwd dat zij weg moesten gaan omdat de politie eraan kwam. Hij is toen samen met de twee andere mannen gevlucht. Deze getuige heeft de verdachte tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris aan de hand van een kleurenfoto herkend. Het verweer van de raadsman dat het meer voor de hand lag dat [betrokkene 4] degene is geweest die de mannen heeft gemaand weg te gaan gaat dan ook niet op.
Samenvattend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien– wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging de hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft primair bepleit dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie in eerste aanleg tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 121 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om, naast een groot voorwaardelijk gedeelte van de straf, een taakstraf op te leggen voor een door het hof te bepalen duur. In ieder geval heeft de raadsman verzocht geen lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft hierbij verwezen naar de overschrijding van de redelijke termijn en het twee maal van toepassing zijn van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Tot slot heeft het hof gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het ‘Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS)’, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 144 kilogram hennep. Het bewezenverklaarde staat in relatie met de handel in softdrugs, welke handel allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten tot gevolg heeft. Hennep kan niet alleen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar de handel daarin gaat ook steeds vaker gepaard met andere (ook zware) vormen van criminaliteit. Door zijn handelwijze heeft verdachte daaraan bijgedragen. Verdachte heeft voor die gevolgen geen oog gehad, maar heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 augustus 2022, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van gelijksoortige delicten. Het hof Den Haag heeft de verdachte bij arrest van 26 april 2013 (parketnummer 22-006183-10) ter zake van de handel in harddrugs, de voorbereidingshandelingen met betrekking tot harddrugs en handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De meervoudige strafkamer van de rechtbank Roermond heeft de verdachte bij vonnis van 23 december 2005 (parketnummer 04-976410-05) ter zake van de handel in harddrugs, deelname aan een criminele organisatie en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Gelet op de ouderdom van de laatstgenoemde zaak zal het hof deze omstandigheid niet in strafverzwarende zin meewegen in de op te leggen straf. Tot slot blijkt uit voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Volgens de eerder genoemde oriëntatiepunten van het LOVS kan voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 25.000 tot 250.000 gram hennep een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden als passend worden beschouwd.
Voorts heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte zijn autohandel nog steeds heeft. De verdachte heeft hier, naar eigen zeggen, hard voor moeten knokken vanwege eerdere schulden die hij had.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Voorop gesteld wordt dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkómen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Bedoelde termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen.
In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 22 januari 2019, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Het vonnis in eerste aanleg is gewezen op 18 juni 2021. Aldus is er sprake van een tijdsverloop van ongeveer twee jaren en bijna vijf maanden, zodat de rechtbank niet binnen twee jaren na aanvang van de hiervoor genoemde termijn tot aan de afronding van de behandeling in eerste aanleg, tot een einduitspraak is gekomen.
Tussen de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, te weten 30 juni 2021, en de datum waarop het hof de uitspraak doet, 9 november 2022, is een periode van ongeveer een jaar en vier maanden verstreken. Hieruit volgt dat het hof binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Vervolgens doet zich de vraag voor of aan de geconstateerde schending een consequentie moet worden verbonden. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend en zal de straf matigen.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en met het oog op vergelding en generale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het opleggen van straffen als door de raadsman is bepleit doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de aard en ernst van het feit en is derhalve niet passend. Alles afwegende is het hof van oordeel dat zonder schending van de redelijke termijn, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden zou zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, dient dit naar het oordeel van het hof een gevolg te hebben ten aanzien van de strafoplegging. Het hof zal daarom volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
De beslaglijst d.d. 4 juni 2021 vermeldt de volgende in beslag genomen voorwerpen:
(1) 1 STK motorfiets van het merk KTM 990sd (G1987047);
(2) 1 STK motorfiets van het merk Mercedes (G1987053);
(3) 1 STK hennep, 144,44 kilogram (G1987299);
(4) 1 STK bestelauto van het merk Mercedes, met Bulgaars kenteken [kenteken 1] , met een verborgen ruimte (G1987045);
(5) 1 STK telefoontoestel met beschermhoesje van het merk iPhone (G1987526);
(6) 1 STK telefoontoestel van het merk iPhone (G1987533).
Het hof is van oordeel dat de inbeslaggenomen motorfietsen (1) (2) vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden. De motorfietsen dienden immers als dekmantel voor de dozen met hennep. Voorts zal het hof onttrekking aan het verkeer bevelen van de hennep (3) en de bestelauto met de verborgen ruimte (4), aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in handen van deze verdachte in strijd is met het algemeen belang en/of de wet. Tot slot zal het hof teruggave gelasten aan de verdachte van de inbeslaggenomen telefoontoestellen (5) (6).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK motorfiets van het merk KTM 990sd met goednummer G1987047;
- 1 STK motorfiets van het merk Mercedes met goednummer G1987053.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK hennep, 144,44 kilogram met goednummer G1987299;
- 1 STK bestelauto van het merk Mercedes met Bulgaars kenteken [kenteken 1] met verborgen ruimte met goednummer G1987045.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK telefoontoestel met beschermhoesje van het merk iPhone met goednummer G1987526;
- 1 STK telefoontoestel van het merk iPhone met goednummer G1987533.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. M.C.C. van de Schepop en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 9 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, team De Groene Beemden, registratienummer PL2000-2019017410, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , ondertekend en gesloten op 6 maart 2019, doorgenummerde dossierpagina’s 1-149, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.