ECLI:NL:GHSHE:2022:3909

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
200.315.231_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren in respectievelijk 2010, 2012 en 2013. De moeder van de kinderen, die in hoger beroep is gegaan, verzocht de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 1 november 2022. De moeder betoogde dat er geen ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van de kinderen was en dat de GI (Gecertificeerde Instelling) niet adequaat handelde. De vader van de kinderen steunde de GI en vreesde dat hij de kinderen nooit meer zou zien als de ondertoezichtstelling werd beëindigd. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de ondertoezichtstelling te bekrachtigen, waarbij werd benadrukt dat beide ouders aan hun eigen ervaringen moeten werken om weer als ouders voor de kinderen te kunnen functioneren.

Het hof heeft de feiten en standpunten van alle betrokken partijen zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig waren en dat de GI en de Raad de juiste stappen ondernamen om de kinderen te ondersteunen. De moeder gaf aan bereid te zijn om mee te werken aan een behandeltraject, wat door het hof als positief werd gezien. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en verklaarde deze uitvoerbaar bij voorraad, waarmee de ondertoezichtstelling van de kinderen werd voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCHTeam familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 10 november 2022
Zaaknummer: 200.315.231/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/397462 / JE RK 22-821
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J. de Graaf,
tegen
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Deze zaak gaat over:
[minderjarige 1] ([minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2]( [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 3]( [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],
wonende op een bij het hof bekend adres,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 30 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 augustus 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te beslissen dat de ondertoezichtstelling van de kinderen niet verlengd wordt en het verzoek van de GI alsnog niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de GI van 27 september 2022.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
De kinderen zijn uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
De kinderen staan sinds 1 juli 2016 onder toezicht van de GI.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 1 november 2022 en de behandeling van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling tot 1 juli 2023 aangehouden in afwachting van het verslag van de GI over het verloop van de afgelopen periode.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - aan dat op geen enkele wijze uit de bestreden beschikking blijkt waarom er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen door het niet hebben van omgang met hun vader. De moeder en de kinderen hebben geen contact met de vader, dus er is geen sprake van strijd tussen de ouders. De kinderen hebben daarentegen wel last van de wijze waarop de gecertificeerde instellingen handelen. Er zijn de afgelopen jaren veel wisselende hulpverleners en jeugdbeschermers betrokken geweest bij de kinderen en zij waren het niet allemaal met elkaar eens. De vorige jeugdbeschermer had een paar maanden voor de mondelinge behandeling in eerste aanleg aangegeven dat er toegewerkt moest worden naar een beëindiging van de ondertoezichtstelling. De moeder was verrast dat de nieuwe jeugdbeschermer vervolgens besloot om een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling bij de rechtbank in te dienen. De moeder is van mening dat de kinderen eerst traumabehandeling nodig hebben voordat er gekeken wordt of en op welke wijze het contact tussen de vader en de kinderen kan worden hersteld. Het behandeltraject bij [instantie] dat was ingezet voor traumabehandeling van de kinderen is stopgezet, omdat het voor traumabehandeling noodzakelijk is dat er niet tegelijkertijd wordt ingezet op contactherstel. Dit heeft [instantie] duidelijk aangegeven. De GI heeft er vervolgens voor gekozen om niet meer in te zetten op de traumabehandelingen. De rechtbank verwijst voor haar beslissing naar de NIFP-rapportage, maar gaat eraan voorbij dat de GZ-psycholoog een aanvullend advies heeft gevraagd om vast te stellen wat het beste is voor de kinderen. De rechtbank gaat er ook aan voorbij dat de verlenging van de ondertoezichtstelling in deze situatie contraproductief zal werken. Tot op heden heeft de ondertoezichtstelling tot niets geleid en het vertrouwen van de moeder in de GI is zeer laag. De moeder heeft inmiddels een intake gehad bij [instelling 1] . Uit deze intake is gebleken dat de GI partijen heeft aangemeld bij het team Complexe Vechtscheidingen . Dit begrijpt de moeder niet. Daarnaast vraagt de moeder zich af hoe intensief het traject wordt en of het traject iets zal bereiken. Desgevraagd laat zij weten wel mee te zullen werken aan het traject mits de informatie die zij deelt niet bij de vader terechtkomt. De moeder volgt zelf momenteel een traumabehandeling bij [instelling 2] en is bereid om hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren. Zij is bereid toestemming te geven aan de GI om contact op te nemen met [instelling 2] .
3.6.
De GI voert (in de overgelegde brief, zoals aangevuld) tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - aan dat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ontwikkelingsbedreigingen zijn gelegen in de zeer conflictueuze verstandhouding tussen de ouders en de gevolgen die dit heeft voor de kinderen, het al jarenlang ontbreken van elke vorm van contact tussen de kinderen en de vader, het onvoldoende van de grond komen van (trauma)behandeling voor de kinderen en het belasten van de kinderen met volwassenenproblematiek. Daarnaast is er onvoldoende zicht op de sociale en emotionele ontwikkeling van de kinderen en bestaan hier zorgen over. De GI en de moeder verschillen van visie over wat in het belang van de kinderen is en er is bijna geen samenwerking mogelijk. Het ontbreekt bij de moeder aan het nemen van een deel van de verantwoordelijkheid voor wat er momenteel aan de hand is doordat zij ontkent dat er sprake is van een strijd tussen de ouders en dat dit invloed kan hebben op de kinderen. Door alle partijen die bij de kinderen betrokken zijn geweest wordt gesteld dat er wel sprake is van een strijd. De GI heeft de casus anoniem voorgelegd aan [instelling 1] en op basis daarvan heeft [instelling 1] aangegeven dat dit een zaak lijkt voor het team complexe scheidingen. Uit het intakegesprek van de moeder is gebleken dat het voor de moeder lastig is om na te denken over de strijd met de vader of over hoe zij het ouderschap met de vader in de toekomst vorm kan geven. Tijdens het traject bij [instelling 1] kan er iemand ingezet worden die er alleen voor de kinderen is. Deze hulpverlener kan naar de kinderen reizen en met de kinderen spreken. [instelling 1] is door de raad en de rechtbank expliciet genoemd als hulpverleningsinstantie die partijen verder kan helpen. [instelling 1] heeft de expertise om dit systeem aan te pakken en advies te geven over de manier waarop partijen invulling kunnen geven aan het ouderschap.
3.7.
De vader voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat de moeder geen ruimte heeft voor de vader in het leven van de kinderen en dat contactherstel voor haar niet belangrijk is. De vader vreest dat hij de kinderen bij het beëindigen van de ondertoezichtstelling nooit meer zal zien. Er is sprake van ouderverstoting en hechtingsproblematiek. De vader vraagt zich af hoe de kinderen met deze houding om zullen gaan als ze volwassen zijn. De kinderen zullen problemen ondervinden bij het opbouwen van relaties, het maken van vrienden, het vertrouwen van mensen en op hun werk. Er moet een verandering plaatsvinden. De vader heeft een intake gehad bij [instelling 1] . Het is nog niet precies duidelijk hoe het traject bij [instelling 1] eruit gaat zien, maar de vader heeft er vertrouwen in dat er maatwerk geleverd kan worden.
3.8.
De raad heeft geadviseerd de verlenging van de ondertoezichtstelling te bekrachtigen. Beide ouders hebben een eigen ervaring van de dingen die er zijn gebeurd en beide verhalen moeten met respect behandeld worden. Partijen moeten aan de slag gaan met hun eigen ervaringen om daarnaast weer ouders te kunnen zijn. De moeder volgt een traumabehandeling. Daarnaast dient zij ervoor te zorgen dat zij haar trauma’s niet projecteert op de kinderen. Er moet gekeken worden naar wat de kinderen zelf nodig hebben. De pijn en het verdriet dat zij hebben moet een plek krijgen. Dat is op dit moment nog te verweven met het contactherstel met de vader. De voortzetting van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk zodat de kinderen hierbij geholpen kunnen worden.
Motivering van de beslissing
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.9.2.
Op grond van artikel 1:260 van het BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.9.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de gronden voor een ondertoezichtstelling in ieder geval in de periode waarover deze beschikking gaat, namelijk tot 1 november 2022, aanwezig waren. Het hof voegt daaraan toe dat de rechtbank er in de bestreden beschikking vanuit is gegaan dat de GI het systeem op korte termijn zou aanmelden bij [instelling 1] . Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat deze aanmelding inmiddels heeft plaatsgevonden en dat [instelling 1] met beide ouders een intakegesprek heeft gehad. Hoewel de moeder twijfels heeft bij dit traject, heeft zij het niet bij voorbaat afgewezen. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij zal meewerken aan het traject en dat zij daarbij openheid van zaken in haar eigen behandeling zal geven. De GI, de raad en de vader staan achter een behandeling bij [instelling 1] . Het hof acht de maatregel van een ondertoezichtstelling noodzakelijk om het traject bij [instelling 1] in goede banen te kunnen leiden.
Conclusie
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg , van 30 juni 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.L. Schaafsma-Beversluis en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 10 november 2022 uitgesproken in het openbaar door in tegenwoordigheid van de griffier.