De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat - het navolgende aan.
De beslissing van de rechtbank om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader te bepalen is onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft onvoldoende oog gehad voor de belangen van [minderjarige] en de situatie na het uit elkaar gaan van partijen, welke situatie al twee jaar bestaat en waarbij [minderjarige] bij zowel de vader als de moeder verblijft. Ten onrechte baseert de rechtbank het oordeel enkel op de huidige inschrijving van [minderjarige] op het adres van de voormalige gezamenlijke woning (waar de vader nu woont) en op het feit dat de vader de toeslagen ten behoeve van [minderjarige] ontvangt.
[minderjarige] verblijft volgens de moeder het overgrote deel van de week (vier van de zeven dagen) bij haar en zij acht het logisch om het hoofdverblijf van [minderjarige] daarop aan te laten sluiten. Daarbij komt dat [minderjarige] al het overgrote deel van zijn leven vier dagen per week in de gemeente [gemeente] verblijft en maar drie dagen per week in [woonplaats] . De moeder ziet zichzelf als de belangrijkste hechtingsfiguur van [minderjarige] nu zij tijdens de relatie van partijen, vanaf de geboorte van [minderjarige] , gedurende 18 uren per dag alle zorgtaken voor haar rekening nam en de vader slechts 6 uur per dag de zorg droeg. Daarnaast regelde zij de afspraken met bijvoorbeeld het consultatiebureau e.d. voor [minderjarige] . De moeder vraagt zich bovendien af of de vader de zorg voor [minderjarige] kan combineren met zijn werk. Zij vermoedt dat de vader veel zorgtaken uitbesteedt aan zijn moeder. De moeder vindt het van groot belang dat de vader [minderjarige] zelf opvoedt.
De moeder begrijpt niet waarom de rechtbank het ter mondelinge behandeling door de raad gegeven advies om een raadsonderzoek te gelasten zonder enige motivering naast zich heeft neergelegd. Zij vindt een raadsonderzoek op dit moment nodig, temeer omdat partijen na de mondelinge behandeling bij de rechtbank geen enkele voortgang hebben geboekt ten aanzien van enige vorm van hulpverlening om hun communicatie te verbeteren.
Verder is de moeder het niet eens met de overwegingen van de rechtbank dat er voor haar geen noodzaak is om te verhuizen naar [woonplaats] , dat de oplossing niet is dat ze zo ver weg is verhuisd als zij heeft gedaan, en dat zij onvoldoende compensatie heeft geboden aan de vader.
De moeder benadrukt dat de regio waar zij nu woont de regio is waar zij haar netwerk heeft, waar haar familie en vrienden dichtbij zijn en waar zij werkt. De worteling van haar en [minderjarige] in de gemeente [gemeente] is volgens haar daarom een gegeven.
Toen de ouders nog een relatie hadden hebben zij ook woningen bekeken in deze regio en de moeder heeft zelfs in oktober 2020 een woning in [plaats] gekocht. Deze koop is niet doorgegaan omdat de vader het ontslag uit de aansprakelijkheid van de moeder ten aanzien van de hypotheek van de gezamenlijke woning in [woonplaats] niet rond kreeg. Volgens de moeder heeft de vader wel degelijk ingestemd met een verhuizing naar de gemeente [gemeente] en de inschrijving van [minderjarige] op een kinderdagverblijf aldaar.
De noodzaak om naar deze regio te verhuizen vloeit volgens de moeder bovendien voort uit de angst voor, en de dreiging die zij ondervond vanuit de vader en zijn familie, in het bijzonder de stiefvader van de vader.
Al tijdens de relatie van de ouders probeerde de stiefvader maar ook de moeder van de vader het leven van de vader en de moeder te controleren. De moeder, alsook haar ouders, hebben de houding van de stiefvader van de vader op een bepaald moment (24 mei 2020) als zeer bedreigend en intimiderend ervaren. Deze situatie bracht de moeder ertoe om bij haar ouders te gaan wonen en van daaruit naar een andere woning te zoeken. De rechtbank heeft ten onrechte deze zorgen van de moeder over de veiligheid van [minderjarige] en haarzelf niet erkend.
Daarbij komt dat de overweging van de rechtbank dat er geen noodzaak voor de moeder was om zo ver weg te verhuizen blijk geeft van een onjuiste voorstelling van de werkelijkheid. De afstand tussen de gemeentegrenzen bedraagt slechts 28 kilometer, aldus de moeder.
Een terugverhuizing is niet in het belang van [minderjarige] en levert naast emotionele, ook praktische en financiële bezwaren op. Het lukt de moeder niet om op een ontspannen manier een moeder te zijn voor [minderjarige] in de omgeving van [woonplaats] . Dit komt omdat de moeder dan steeds de druk van de familie van de vader voelt.
Verder wordt onvoldoende stil gestaan bij het feit dat de vader, gelet op zijn verantwoordelijkheid, ook kan verhuizen. Volgens de moeder hoeft de vader naar eigen zeggen niet dicht bij zijn werk te wonen omdat hij vanuit thuis werkt.
De moeder biedt de vader voldoende compensatie aan. Zij heeft eerder het voorstel gedaan dat de vader drie van de vier weekenden per maand omgang met [minderjarige] heeft en ook heeft zij een uitgebreidere vakantie- en feestdagenregeling voorgesteld.
Tot slot voert de moeder aan dat de rechtbank onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van [minderjarige] bij de vaststelling van de zorg- en contactregeling en de verdeling van vakanties en feestdagen.