ECLI:NL:GHSHE:2022:3902

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
200.310.955_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor erkenning van minderjarigen in het kader van familierecht

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vrouw verzoekt om de vervangende toestemming voor de erkenning van haar kinderen [minderjarige 3] en [minderjarige 5] door de man, die de verwekker is van deze kinderen, af te wijzen. De rechtbank had eerder aan de man vervangende toestemming verleend, wat de vrouw niet kan accepteren. De vrouw stelt dat de erkenning schadelijk is voor de emotionele en sociaalpsychologische ontwikkeling van de kinderen, gezien de gewelddadige relatie met de man en zijn verslavingsproblemen. De man daarentegen betoogt dat de erkenning van de kinderen noodzakelijk is voor hun juridische status en dat er geen contra-indicaties zijn voor de erkenning. Tijdens de mondelinge behandeling is de vrouw niet verschenen, terwijl de man en de bijzondere curator wel aanwezig waren. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de belangen van de kinderen en de vrouw afgewogen. Het hof concludeert dat de erkenning van de kinderen door de man in het belang van de kinderen is, omdat het de juridische situatie in overeenstemming brengt met de biologische werkelijkheid. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de man vervangende toestemming heeft gekregen voor de erkenning van de minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 10 november 2022
Zaaknummer: 200.310.955/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/393575 / FA RK 22-117
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man
,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels.
Deze zaak gaat over de kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
mr. [bijzondere curator],
in de hoedanigheid van bijzondere curator over [minderjarige 3] en [minderjarige 5] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 22 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 24 mei 2022, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking partieel te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen:
  • primair het verzoek van de man om vervangende toestemming voor de erkenning van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] alsnog af te wijzen;
  • subsidiair de raad te verzoeken om in het reeds door de rechtbank verzochte raadsonderzoek te adviseren over de wenselijkheid van de erkenning van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] door de man.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 21 juli 2022, heeft de man verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel de verzoeken van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Van Kerkhof;
  • de man, bijgestaan door mr. Minkels;
  • de bijzondere curator;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de mondelinge behandeling.
2.3.2.
Als toehoorder heeft in de zaal een stagiaire van de bijzondere curator plaatsgenomen, mevrouw [stagiaire] . Aan mevrouw [stagiaire] is door het hof bijzondere toegang verleend om de mondelinge behandeling bij te wonen.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 29 maart 2022;
  • de brief van de bijzondere curator, ontvangen op 1 augustus 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn geboren de minderjarige kinderen [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] . Uit een eerdere relatie van de vrouw met een andere man is [minderjarige 1] geboren.
3.2.
De man heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 4] erkend. De man heeft [minderjarige 3] en [minderjarige 5] niet erkend. Tussen partijen staat vast dat de man de verwekker is van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] .
De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over alle kinderen.
3.3.
Bij beslissingen van 18 januari 2022 is de geslachtsnaam van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 4] gewijzigd van [achternaam] in [achternaam] .
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank aan de man vervangende toestemming verleend tot het erkennen van de minderjarigen [minderjarige 3] en [minderjarige 5] . Het verzoek van de man om hem gezamenlijk met de vrouw te belasten met het gezag over de kinderen, is afgewezen. De rechtbank heeft de raad voorts verzocht een onderzoek in te stellen naar de (on)mogelijkheden van omgang tussen de man en de kinderen en de behandeling van de zaak aangehouden tot 20 december 2022. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.5.
De vrouw kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking voor zover deze ziet op de vervangende toestemming erkenning en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De vrouw voert aan dat door de erkenning van de kinderen door de man er reële risico’s ontstaan dat de kinderen worden belemmerd in hun evenwichtige sociaalpsychologische en/of emotionele ontwikkeling. Er is sprake van een zeer belaste voorgeschiedenis. De kinderen worden nog steeds belast met de bedenkelijke wijze waarop de man zijn leven inricht. De vrouw is emotioneel overbelast en de reële vrees bestaat dat de vrouw na een erkenning door de man de kinderen niet meer kan verzorgen op een wijze zoals wenselijk is. De ongestoorde verhouding tussen de vrouw en de kinderen wordt geschaad en de beslissing van de rechtbank zet het gezinssysteem ernstig onder druk. De vrouw wijst erop dat de bijzondere curator heeft geadviseerd om geen vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning, omdat dit niet in het belang van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] is. Dat er onderscheid bestaat tussen de kinderen is van ondergeschikt belang, de kinderen weten immers niet beter.
De vrouw voert verder aan dat er sprake was van een zeer gewelddadige relatie en een groot drank- en drugsprobleem aan de zijde van de man. De man kon uitbarsten in een verschrikkelijke razernij, waar niet alleen de vrouw maar ook de kinderen de dupe van waren. De vrouw heeft destijds verschillende trajecten doorlopen om van de man los te komen, maar de man had de vrouw in de tang. De vrouw heeft zich uiteindelijk met hulp los weten te maken van de gewelddadige relatie. Zij kampte vervolgens met hevige angst- en paniekaanvallen en zij heeft hulp gezocht om van haar trauma’s af te komen. De man kon de relatiebreuk niet accepteren en heeft de vrouw lange tijd gestalkt, zowel fysiek als digitaal. De politie heeft meerdere keren moeten ingrijpen. Er kwam uiteindelijk rust omdat aan de man een ISD-maatregel is opgelegd en hij twee jaar in detentie heeft verbleven. Er is nog steeds hulpverlening betrokken bij de vrouw en de kinderen, want zij hebben verschrikkelijke zaken moeten meemaken. Inmiddels weet de man waar de vrouw en de kinderen wonen en vanaf dat moment is het lastigvallen weer begonnen. De man houdt zich veelvuldig op rond de school van de kinderen. In de afgelopen periode heeft er een aantal ernstige incidenten plaatsgevonden, waarbij ook de politie is gebeld. De man is onvoorspelbaar en zwaar verslaafd.
3.7.
De man voert aan dat er sprake is van een afstammingsrelatie en dat [minderjarige 3] en [minderjarige 5] er recht op hebben dat die relatie rechtens als een familierechtelijke betrekking wordt erkend. De man wil zijn positie geformaliseerd zien en een volwaardige rol gaan spelen in het leven van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] . Hij wil zijn kinderen niet in de steek laten. Er zijn in de visie van de man geen contra-indicaties die aan een erkenning in de weg staan. Een erkenning zal de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige 3] en [minderjarige 5] niet schaden. Evenmin komt door de erkenning de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] in het gedrang. De vrouw is kennelijk tot op heden in staat geweest om voor de kinderen te zorgen, terwijl de man ook [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 4] heeft erkend. Het is in het belang van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid, in het bijzonder omdat de man ook de andere kinderen in het gezin van de vrouw heeft erkend. Door toewijzing van het verzoek zal de inmenging van de man in het gezinsleven van de vrouw niet groter worden dan op dit moment al het geval is. De vrouw ervaart spanningen maar een afwijzing van het verzoek van de man zal hierin geen verandering brengen, nog los van de vraag waar de spanningen bij de vrouw door worden veroorzaakt. De man heeft drie van de vijf kinderen erkend en blijft als juridisch vader betrokken bij het gezin. De man wijst er verder op dat de bijzondere curator niet heeft geadviseerd om geen vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning, maar dat de bijzondere curator heeft aangegeven dat zij liever zou zien dat er eerst een onderzoek wordt gedaan door de raad.
De man voert verder nog aan dat de vrouw en de kinderen hem tijdens zijn detentie (van 2018 tot 2020) om de week hebben bezocht. Die contacten verliepen goed. Het contact was ook na zijn detentie goed. De vrouw en de kinderen hebben hem toen regelmatig bezocht in zijn nieuwe appartement. Na twee tot drie maanden is het contact van de ene op de andere dag gestopt, waarschijnlijk omdat de vrouw het vermoeden had dat de man een relatie onderhield met zijn begeleidster. De man voert aan dat de vrouw de kinderen belast met zaken over de man en de kinderen negatief influistert over hem. De man betreurt dit, omdat de ernstige aantijgingen van de vrouw niet kloppen. De kinderen hebben zich door de vrouw vermoedelijk een zeer negatief beeld gevormd van de man, hetgeen schadelijk is voor hen. De man betwist de stellingen van de vrouw over drank- en drugsmisbruik en mishandelingen. De vrouw bewijst haar stellingen niet. De man wijst er op dat de vrouw al kampte met trauma’s toen hij haar ontmoette. De man heeft zijn leven op de rit. Hij werkt fulltime, heeft een woning en is recentelijk niet meer in aanraking geweest met politie en justitie.
3.8.
De bijzondere curator voert aan dat zij tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft geworsteld met de vraag wat het meest in het belang van de kinderen zal zijn: erkenning van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] door de man of nader onderzoek verrichten naar de vraag of de waarneembare spanningen bij de vrouw een ongestoorde verhouding van de vrouw met de kinderen zullen schaden. De bijzondere curator heeft kunnen vaststellen dat de vrouw spanningen ervaart, maar zij heeft niet kunnen vaststellen wat daarvan de oorzaak is. Evenmin heeft zij kunnen vaststellen dat de erkenning door de man een zodanig grote invloed zal hebben op de kinderen dat zij daardoor worden geschaad in hun ontwikkeling, maar de bijzondere curator kan het ook niet uitsluiten. Zij heeft daarom voorgesteld dat de raad het verzoek betrekt bij het raadsonderzoek. De bijzondere curator merkt op dat er wel een verschil is ten opzichte van de erkenning van de andere kinderen, omdat partijen toen nog een relatie hadden. De vrouw heeft aan de bijzondere curator te kennen gegeven dat zij de verzoeken van de man, na al die jaren, als oneerlijk ervaart.
3.9.
De raad vraagt zich af of een raadsonderzoek meer helderheid zal geven over de oorzaak van de spanningen en onrust bij de vrouw en of de erkenning als zodanig de verhouding tussen de vrouw en de kinderen zal verstoren. Op dit moment ziet de raad geen reden om het verzoek tot erkenning te betrekken bij het onderzoek. De raad schat in dat de spanningen bij de vrouw blijven, ook zonder de erkenning van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] door de man. De raad voert verder aan dat het in het algemeen in het belang is van kinderen dat er een juridisch vader is. In dit geval kan ook van belang zijn dat de positie van de kinderen allemaal gelijk is, aangezien drie van de vijf kinderen van de vrouw wel zijn erkend door de man.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Het hof stelt voorop dat de aanspraak van de man op erkenning moet worden afgewogen tegen de belangen van de vrouw en de kinderen bij niet-erkenning. Het belang van de vrouw is daarbij in artikel 1:204, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) nader omschreven als het belang bij een ongestoorde verhouding met het kind. Van schade aan de belangen van het kind is sprake indien er als gevolg van de erkenning voor het kind reële risico’s zijn dat het wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Als uitgangspunt dient te worden genomen dat zowel het kind als de verwekker er in beginsel aanspraak op hebben dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking.
3.10.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en beoordeling overneemt en tot de zijne maakt, acht het hof het in het belang van de kinderen dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid. De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof terecht aan de man vervangende toestemming verleend tot het erkennen van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] .
3.10.3.
Daar voegt het hof aan toe dat de man onweersproken heeft gesteld dat er gedurende zijn detentie (2018 tot 2020) regelmatig (goed) contact was tussen hem en de vrouw en de kinderen. Ook na de detentie is er sprake geweest van (goed) contact. De man heeft drie van de vijf kinderen van de vrouw erkend en tussen partijen staat vast dat hij de verwekker is van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] . Het is het hof niet duidelijk geworden wat maakt dat de erkenning van [minderjarige 3] en [minderjarige 5] door de man de verhouding tussen de vrouw en de kinderen zal verstoren. Dat de vrouw onrust en spanningen ervaart neemt het hof aan, maar het hof is met de raad van oordeel dat, nu niet is komen vast te staan waardoor deze onrust wordt veroorzaakt, onduidelijk blijft of die wordt weggenomen door afwijzing van het verzoek tot erkenning. Wat de (uiteindelijke) plaats is van de man in het leven van de kinderen, wordt door de raad nader onderzocht in het (nog lopende) onderzoek naar de (on)mogelijkheden van omgang tussen de man en de kinderen.
3.11.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 22 april 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, H. van Winkel en M.A. Stammes en is op 10 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.