In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een mentor voor een jongmeerderjarige met ernstige verstandelijke beperkingen. De vader van de jongmeerderjarige, die in eerste aanleg niet als mentor was benoemd, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 oktober 2021, waarin de moeder tot mentor was benoemd. De vader verzocht om zijn benoeming als mentor en stelde dat de moeder niet in het belang van de jongmeerderjarige zorgde. De moeder voerde aan dat de vader niet geschikt was als mentor, gezien zijn verleden en het gebrek aan contact met de jongmeerderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de instelling waar de jongmeerderjarige verblijft. Het hof heeft vastgesteld dat de jongmeerderjarige, die sinds 2013 in de instelling verblijft, intensieve zorg nodig heeft en dat de moeder de belangrijkste gesprekspartner is voor het zorgteam. Het hof oordeelde dat de moeder de meest geschikte persoon is om als mentor op te treden, gezien de omstandigheden en de zorgbehoefte van de jongmeerderjarige.
Het hof heeft de grieven van de vader verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de continuïteit van zorg en de rol van de moeder in het leven van de jongmeerderjarige.