ECLI:NL:GHSHE:2022:3891

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
20-000686-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor eenvoudige belediging en wederspannigheid met betrekking tot politieambtenaren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 18 maart 2022 werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week voor eenvoudige belediging van politieambtenaren en wederspannigheid. De verdachte, geboren in 1988, was op 23 februari 2022 betrokken bij een incident waarbij hij beledigende woorden richtte aan verbalisanten die hem kwamen helpen na een melding van overlast. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd en dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld. De raadsman heeft pleit voor integrale vrijspraak, maar subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.

Het hof heeft het beroep van de verdachte in zijn geheel beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de politierechter een andere bewezenverklaring had moeten hanteren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft ook geconstateerd dat er een onherstelbaar vormverzuim heeft plaatsgevonden bij de aanhouding van de verdachte. Dit vormverzuim heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde straf te matigen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar, in plaats van de eerder opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180 en 267 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd dan bewezen verklaard. De uitspraak is gedaan op 12 oktober 2022 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000686-22
Uitspraak : 12 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 18 maart 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-046559-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 Gevangenis te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (feit 1) en wederspannigheid (feit 2), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de aan de verdachte tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd inhoudende dat toepassing zal worden gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr).
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2022 te 's-Hertogenbosch opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] , hoofdagent en/of aspirant van politie Eenheid Oost-Brabant gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "kankerwouten" en/of "mafkezen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2022 te 's-Hertogenbosch, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] , hoofdagent en/of aspirant van politie Eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten het aanhouden van verdachte ter zake belediging en/of het overbrengen van verdachte naar een plaats voor verhoor door
- zijn, verdachtes armen los te trekken, althans proberen los te trekken en/of naar achteren te trappen en/of
- met zijn verdachtes lichaam te draaien en /of te trekken (tijdens vervoer van verdachte in dienstvoertuig).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 23 februari 2022 te 's-Hertogenbosch opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , hoofdagent en/of aspirant van politie Eenheid Oost-Brabant gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "kankerwouten" en/of "mafkezen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op 23 februari 2022 te 's-Hertogenbosch, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , hoofdagent en/of aspirant van politie Eenheid Oost-Brabant, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het aanhouden van verdachte ter zake belediging en/of het overbrengen van verdachte naar een plaats voor verhoor door
- zijn, verdachtes armen proberen los te trekken en/of naar achteren te trappen en
- met zijn verdachtes lichaam te draaien (tijdens vervoer van verdachte in dienstvoertuig).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

1. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2022 (p. 3 en 4), voor zover inhoudende als bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , allen werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Brabant, alsmede [verbalisant 4] , werkzaam als aspirant bij de Eenheid Oost-Brabant:

Op 23 februari 2022, waren wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , belast met een noodhulpdienst in de gemeente 's-Hertogenbosch. Wij waren in politie-uniform gekleed en reden in een opvallende politieauto. Om 21:52 uur, kregen wij de melding om te gaan naar [adres] . Aldaar zou de bewoner van [adres] aan het schreeuwen en bonken zijn.
Wij zagen door de deuren iemand in de woning op [adres] op een matras liggen. Wij openden de deur en riepen de man aan. Wij hoorden geen reactie. Wij liepen naar de man toe om te vragen of alles goed ging. Wij hoorden dat de man begon te schreeuwen dat we op moesten kankeren en dat we kankerwouten waren. Wij liepen naar buiten. Wij lieten de deur open en probeerden een gesprek aan te gaan. Wij zagen dat collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 2] aan kwamen lopen. Wij hoorden dat de man begon te schreeuwen dat wij op moesten kankeren en op moesten rotten. Wij hoorden dat hij zei dat we een mongolendansje moesten doen. Hij riep ook dat wij mafkezen waren. Wij zagen dat hij buiten langs zijn voordeur stond en dat er circa 15 tot 20 buurtbewoners bij stonden. Hij riep de beledigingen luidkeels en alle buurtbewoners konden dit horen. Wij, verbalisanten, voelden ons echt beledigd en in onze goede naam aangedaan.
Wij, verbalisanten, [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , liepen naar de man toe. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zei tegen de man dat hij was aangehouden voor belediging. Wij hebben vervolgens de woning betreden en hem vastgepakt. Wij hebben hem toen tegen de muur aangezet. Wij voelden dat hij zijn armen los probeerde te trekken. Wij, verbalisanten, [verbalisant 3] , [verbalisant 1] en [verbalisant 4] hebben hem vastgepakt en naar de auto begeleid. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , voelde dat de verdachte naar achteren begon te trappen. Wij, verbalisanten, [verbalisant 4] en [verbalisant 1] , hebben verdachte vervoerd naar het cellencomplex in ’s-Hertogenbosch. Verdachte wilde niet meewerken en we kregen hem moeilijk in ons dienstvoertuig. Na enige moeite hebben wij verdachte in het voertuig gekregen. Tijdens het vervoeren bleef hij zich continu verzetten door te draaien. Verdachte heeft tijdens het vervoer ons ook nog beledigd voor kankerwout.

2. Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 23 februari 2022 (p. 5 en 6), voor zover inhoudende als bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] :

Op 23 februari 2022 hielden wij op de locatie [adres] op heterdaad als verdachte van overtreding van artikel 267, lid 2 Wetboek van Strafrecht aan: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] .
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft de raadsman op gronden zoals verwoord in zijn pleitnota, aangevoerd dat de verbalisanten zonder toestemming van de verdachte c.q. een schriftelijke machtiging daartoe, de woning van de verdachte zijn binnengetreden, hetgeen in strijd is met artikel 8 van het EVRM en dat de aanhouding van de verdachte derhalve onrechtmatig was. Dit brengt, aldus de raadsman, met zich mee dat de betreffende politieambtenaren niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren op het moment van de tenlastegelegde feiten.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] op ambtsbelofte c.q. ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2022 (p. 3-4) blijkt het volgende.
Op de avond van 23 februari 2022 kregen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] van de meldkamer het verzoek te gaan naar [adres] . Aldaar zou de bewoner van [adres] aan het schreeuwen zijn, op zijn deur bonken en hebben geroepen dat hij betrokken was geweest bij een steekpartij. De betreffende bewoner zou ook een voorwerp vast hebben. Ter plaatse gekomen werden de verbalisanten aangesproken door meerdere buren die meedeelden dat zij zich door het gedrag van de bewoner van [adres] onveilig voelden. Eén van de buurtbewoners deelde hen mede dat de betreffende man om cocaïne was komen vragen en meerdere keren zijn woning in was komen lopen.
De verbalisanten zagen dat er in de woning op [adres] iemand op een matras lag. Ze hebben de deuren geopend en de man aangeroepen waarop zij geen reactie kregen en naar binnen zijn gegaan om te vragen of alles goed ging. Toen de bewoner - schreeuwend dat ze ‘kankerwouten” waren - de verbalisanten te kennen gaf dat zij de woning moesten verlaten – hebben zij daar ook gevolg aan gegeven.
Op grond van artikel 3 Politiewet 2012 heeft de politie tot taak de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.
In het kader van de vorenbedoelde hulpverleningstaak heeft de politie, zo volgt uit het tweede lid van artikel 7 Politiewet 2012, toegang tot elke plaats, voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, redelijkerwijs nodig is.
Gelet op de omstandigheid dat de verbalisanten op hun aanroepen geen reactie kregen van de bewoner en mede gelet op de melding dat de man zou hebben geroepen dat hij betrokken was geweest bij een steekpartij en dat hij gezien was met een voorwerp in zijn hand, zijn de verbalisanten, naar het oordeel van het hof, gerechtvaardigd tot de beslissing gekomen dat toegang tot de woning nodig was in het kader van de hulpverlening. Gelet op het vorenstaande was op dat moment sprake van een rechtmatige betreding van de woning en waren de verbalisanten in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.
Uit voornoemd proces-verbaal volgt voorts dat, nadat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] naar buiten waren gegaan, de verdachte ook naar buiten is gekomen en staand naast zijn voordeur door is gegaan met het beledigen van de beide verbalisanten die inmiddels gezelschap hadden gekregen van de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 2] . Daarop heeft verbalisant [verbalisant 1] de verdachte medegedeeld dat hij was aangehouden op verdenking van artikel 267, tweede lid Sr. De verbalisanten waren op dat moment in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
De verdachte is vervolgens zijn woning ingegaan en de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] zijn de verdachte zonder diens toestemming de woning in gevolgd met als doel de verdachte over te brengen naar het politiebureau. Ingevolge artikel 55, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 2, eerste lid van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) is in zo’n geval een schriftelijke machtiging tot binnentreden vereist. Ingevolge artikel 2, lid 3 Awbi is een schriftelijke machtiging niet vereist indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond binnentreden noodzakelijk is. Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat op het moment dat de verdachte zich weer in zijn woning bevond de omstandigheden zodanig waren dat terstond diende te worden binnengetreden en dat de afgifte van een machtiging tot binnentreden niet kon worden afgewacht. Het verweer van de raadsman wordt dan ook in zoverre toegewezen.
Het hof is van oordeel dat dit een onherstelbaar vormverzuim oplevert als bedoeld in artikel 359a Sv. Beoordeeld dient te worden of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg moet worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Bij deze beoordeling dient rekening te worden gehouden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Het hof overweegt dat de voorschriften omtrent het binnentreden en betreden van plaatsen door de politie strekken ter bescherming van het huisrecht van de bewoner. Door het optreden van de verbalisanten is het in artikel 8 EVRM gegarandeerde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer geschonden. Het hof stelt vast dat voor bewijsuitsluiting geen ruimte is nu het onrechtmatig binnentreden (het 2de moment van binnentreden) van de woning geen bewijs heeft opgeleverd dat uitgesloten zou kunnen worden. Immers, de verdachte heeft zijn beledigingen aan het adres van de verbalisanten, zoals tenlastegelegd onder feit 1, reeds geuit vóór het moment van het onrechtmatig binnentreden.
Wel ziet het hof in het belang van het geschonden voorschrift aanleiding om het vormverzuim in enige mate te compenseren door de aan de verdachte op te leggen straf te matigen. Voor de mate waarin strafvermindering zal worden toegepast, verwijst het hof naar hetgeen hierna onder oplegging van straf zal worden overwogen.
Ter zake van de onder feit 2 tenlastegelegde wederspannigheid overweegt het hof dat de verbalisanten in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren ten tijde van het plegen van het verzet door de verdachte, nu zij bevoegd waren de verdachte op heterdaad aan te houden en over te brengen naar het politiebureau. Dat de verbalisanten zonder machtiging de woning van de verdachte hebben betreden doet aan de wederrechtelijkheid van het verzet van de verdachte tegen de verbalisanten niet af.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

wederspannigheid.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van meerdere politieambtenaren en aan wederspannigheid.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte zich eerder heeft schuldig gemaakt aan feiten zoals thans bewezen verklaard. Voorts heeft het hof gelet op hetgeen de raadsman overigens ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren heeft gebracht.
Het hof acht gelet op het voorgaande een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, zoals door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, in beginsel op zijn plaats, maar gelet op het vastgestelde vormverzuim, zal het hof volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen- verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Gezien de aard en ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 180 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 12 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, District ’s- Hertogenbosch, zaakregistratienummer PL2100-2022038173, gesloten op 24 februari 2022, bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften (doorgenummerde pagina’s 1-14).