In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 28 juni 2021 is gewezen. De verdachte, geboren in 2000, is in eerste aanleg vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, waaronder (mede)plegen van mishandeling en vrijheidsberoving. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte onbeperkt verklaard, maar heeft geoordeeld dat de partiële vrijspraak door de rechtbank moet worden beschouwd als een beschermde vrijspraak. Dit betekent dat de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beschermde vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis waarvan beroep, behalve voor wat betreft de beslissing op het beslag. De inbeslaggenomen iPhone is verbeurd verklaard, omdat deze aan de verdachte toebehoorde ten tijde van het begaan van het feit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven. Het hof heeft ook beslist dat andere inbeslaggenomen goederen aan de rechthebbende moeten worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan op 6 oktober 2022.