ECLI:NL:GHSHE:2022:3848

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
20-000612-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake kinderpornografie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 30 januari 2020. De verdachte, geboren in 1969, was eerder veroordeeld voor het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografisch materiaal. Na een eerdere vernietiging van het arrest door de Hoge Raad, waarbij de zaak was terugverwezen naar het hof, werd de verdachte opnieuw berecht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van bijna vijfeneenhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan het verzamelen van digitale bestanden met kinderporno en het verspreiden van dergelijke afbeeldingen. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen. Het hof heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. Tevens is er aandacht besteed aan de redelijke termijn van de procedure, waarbij het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een onredelijke vertraging in de behandeling van de zaak.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000612-22
Uitspraak : 2 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 30 januari 2020, parketnummer 01-860401-18 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres] .
Procesgang
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen verklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt’ (feit 1)
  • ‘een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en aanbieden, meermalen gepleegd’ (feit 2),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 6 jaren. De rechtbank heeft aan het voorwaardelijke strafdeel, naast de algemene voorwaarden – waaronder begrepen dat de verdachte zich niet schuldig mag maken aan enig feit – bijzondere voorwaarden verbonden, in de vorm van een meldplicht en ambulante behandelverplichting en het zich op elke wijze onthouden van kinderpornografisch materiaal, in welk kader de verdachte mee dient te werken aan controles van computers en andere apparatuur.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bij arrest van 8 september 2020 (ressortsparketnummer 20-000347-20) het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen verklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt’ (feit 1)
  • ‘een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en aanbieden, meermalen gepleegd’ (feit 2),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 6 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft het hof dezelfde algemene en bijzondere voorwaarden verbonden als de rechtbank had gedaan.
Namens de verdachte is tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 15 maart 2022 (rolnummer 20/02899) het bestreden arrest vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, met verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
Omvang van het hoger beroep
De Hoge Raad heeft het bestreden arrest van dit hof van 8 september 2020 partieel vernietigd. Dit houdt concreet in dat de bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde, de kwalificaties daarvan en de beslissing dat de verdachte strafbaar is, in cassatie stand hebben gehouden. Het hof dient daarom thans uitsluitend een oordeel te geven over de strafoplegging.
In zoverre zal het hof de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw berechten en afdoen. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat thans – na terugwijzing – nog aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal vernietigen en de verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel zal verbinden.
Door en namens de verdachte is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Op te leggen sanctie
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd de door de rechtbank opgelegde straf te matigen, in die zin dat het hof aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, gecombineerd met een taakstraf voor de duur van 240 uur zal opleggen, subsidiair 120 dagen hechtenis. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte zijn huurwoning kan verliezen indien hij langer dan drie maanden in detentie terecht zal komen. Bovendien is de verdachte niet meer in aanraking gekomen met politie of justitie sinds de eerdere veroordeling. Daarnaast is verzocht om af te zien van de aan het voorwaardelijke strafdeel verbonden bijzondere voorwaarde die ziet op het controleren van de computer en andere apparatuur van de verdachte, dan wel om deze controles niet onaangekondigd te laten plaatsvinden.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vijfeneenhalf jaren beziggehouden met - kort gezegd - het verzamelen van digitale foto- en filmbestanden, bevattende onder meer afbeeldingen van kinderporno, via het internet. Onder verdachte is een grote hoeveelheid pornografisch materiaal aangetroffen, waaronder naar schatting 1.000 digitale foto- en filmbestanden bevattende afbeeldingen van seksuele handelingen waarbij geregeld jonge kinderen zijn betrokken. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermalen verspreiden van in totaal elf kinderpornografische afbeeldingen, door deze in een chatgesprek te delen met andere bezoekers.
Door aldus te handelen heeft verdachte indirect het vervaardigen van kinderporno, waarbij vaak zeer jonge kinderen door volwassenen aan vaak zeer verregaande seksuele handelingen worden onderworpen, bevorderd. Dergelijk seksueel misbruik kan - zoals algemeen bekend - leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade aan de slachtoffers. Mede om die reden dient het seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan te worden tegengegaan. Daarnaast dient het in omloop brengen van beeldmateriaal dat seksueel misbruik van jeugdigen suggereert te worden bestraft vanwege de mogelijke schadelijke effecten daarvan. De verdachte heeft zich van het vorenstaande kennelijk geen rekenschap gegeven en zich slechts laten leiden door zijn eigen belangen.
Het hof heeft bij de straftoemeting voorts ten nadele van de verdachte meegewogen dat de verdachte, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 augustus 2022, op 21 juli 2009 onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk feit. De verdachte heeft bovendien de bewezenverklaarde feiten gepleegd tijdens de lopende proeftijd van eerdergenoemde onherroepelijke veroordeling. Het voorgaande heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Voorts heeft het hof ten aanzien van de persoon van de verdachte acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft zijn baan opgezegd en leeft van een uitkering. Verder woont de verdachte op dit moment in een huurwoning.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het uittreksel uit de Justitiële Documentatie en het van toepassing zijnde taakstrafverbod ex artikel 22b lid 1 sub b Sr, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende is het hof, met de advocaat-generaal en de rechtbank, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. Het hof zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf een proeftijd verbinden voor de duur van 3 jaren. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Met betrekking tot de aan het voorwaardelijke strafdeel te verbinden bijzondere voorwaarden oordeelt het hof als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zal verbinden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde die betrekking heeft op de controles of de verdachte zich onthoudt van seksueel getint communiceren met minderjarigen of ander gedrag dat is gericht op verkrijgen van kinderpornografisch materiaal. De advocaat-generaal heeft gesteld dat deze door de reclassering geadviseerde en door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarde dient te worden aangevuld.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit om af te zien van de bijzondere voorwaarde die betrekking heeft op de controles van de gegevensdragers van de verdachte, dan wel om deze controles maximaal tweemaal per jaar en niet onaangekondigd te laten plaatsvinden. De verdediging heeft zich gerefereerd voor wat betreft de overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is met de advocaat-generaal en de rechtbank van oordeel dat, mede gelet op het advies in het reclasseringsrapport d.d. 16 oktober 2019, een behandeling van de verdachte wenselijk en tevens noodzakelijk wordt geacht, alsmede dat bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel worden verbonden, op de wijze zoals hierna is vermeld.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een afdoening van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De woning van de verdachte is op 5 december 2017 doorzocht en het hof is van oordeel dat de verdachte vanaf dat moment in redelijkheid de verwachting kon en mocht hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. Het vonnis in eerste aanleg is op 30 januari 2020 uitgesproken. Dit is een overschrijding van de redelijke termijn met 8 weken. Het hof stelt vast dat er sprake is geweest van een voortvarende behandeling in hoger beroep, nu de verdachte op 5 februari 2020 hoger beroep heeft ingesteld, het hof te ’s-Hertogenbosch op 8 september 2020 uitspraak heeft gedaan, de Hoge Raad op 15 februari 2022 arrest heeft gewezen en het hof te ’s-Hertogenbosch op 2 november 2022 opnieuw uitspraak zal doen. Het hof is van oordeel dat, gelet op de vastgestelde voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep alsmede gelet op de geringe overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, kan worden volstaan met een constatering van die schending van de redelijke termijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Regio Zuid (088 8041504) en hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
zich laat behandelen door GGZ De Omslag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering,
a. waarbij de behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
b. waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
c. waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
3. vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
a. het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
b. het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
c. het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. De veroordeelde werkt mee aan onaangekondigde controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De veroordeelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Veroordeelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt onaangekondigd en maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of betrokkene kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van veroordeelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aldus gewezen door:
mr. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 2 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.