ECLI:NL:GHSHE:2022:3845

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
20-000593-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het subsidiair tenlastegelegde, namelijk het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte had in de periode van 1 tot en met 4 februari 2019 in Nederland, samen met anderen, een aanzienlijke hoeveelheid drugs, te weten ongeveer 1795 kilo hasjiesj en 519 kilo hennep, aanwezig gehad in een bedrijfspand. Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank behandeld en heeft de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank niet de juiste tekst van de tenlastelegging had opgenomen in het vonnis, wat heeft geleid tot de vernietiging van het eerdere vonnis. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, het strafblad van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000593-20
Uitspraak : 12 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-030306-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en
ter zake van het subsidiair tenlastegelegde, te weten ‘medeplegen van opzettelijk
handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de
rechtbank bij voornoemd vonnis het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger
beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen
door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met
uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal
veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte integraal zal vrij spreken van
het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de rechtbank niet de gewijzigde tekst van de tenlastelegging als basis van de beslissing heeft opgenomen in het vonnis.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 4 februari 2019 te Etten-Leur en/of te Hoofddorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (ongeveer) 1795 kilo hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of (ongeveer) 519,4 kilo hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, althans indien vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 februari 2019 te Etten-Leur en/of te Hoofddorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 1795 kilo hasjies, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en/of (ongeveer) 519,4 kilo hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 4 februari 2019 te Etten-Leur, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1795 kilo hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, en ongeveer 519 kilo hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Baronie, met dossiernummer ZB3R019014, gesloten d.d. 7 januari 2020, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-381.
Aanleiding
Op 4 februari 2019, omstreeks 09:50 uur, bevond verbalisant [verbalisant 1] zich op de [locatie 1] te Etten-Leur, waarbij hij was belast met observatiewerkzaamheden. Het viel hem op dat een Volkswagen Polo, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , langzaam reed. Hij zag dat een vrachtwagen met witte oplegger met op de zijkant “ [bedrijfsnaam] ” geparkeerd stond ter hoogte van [adres 2] . In de Polo zaten drie mannen met een Noord-Afrikaans uiterlijk. De auto stond op een gegeven moment stil ter hoogte van het pand [adres 2] . De bestuurder maakte contact met een persoon welke later de chauffeur bleek van de vrachtwagen. Kort na dit contact reed de Polo weg. De verbalisant zag dat de vrachtwagenchauffeur een wenkend gebaar maakte naar de overzijde van de straat. Er kwamen vervolgens twee mannen door de bosschages de weg over rennen richting de vrachtwagen. Omstreeks 09:57 uur zag de verbalisant dat er een donkerblauwe BMW l-serie voorzien van groen Nederlands handelskenteken [kenteken 2] , met daarin drie a vier personen het bedrijventerrein [naam] opreed aan de zijde van het pand met [adres 3] . Naast de bestuurder zat ook een bijrijder in de vrachtwagen. De verbalisant vermoedde dat beide mannen die de weg over gerend waren in de vrachtwagen zijn gaan zitten omdat hij hen niet meer op straat zag. Toen het busje van [bedrijf 4] dat de vrachtwagen blokkeerde, werd verplaatst reed de vrachtwagen met hoge snelheid weg. Tegelijk reed ook de BMW met hoge snelheid weg. [1]
Op 4 februari 2019 omstreeks 10:00 uur kwam bij de politie de volgende melding binnen: Loods tegenover [locatie 2] . Vrachtwagen heeft net drugs gelost. Hoop Noord-Afrikanen op straat. [2]
Diezelfde kwam er om 10:40 uur een melding binnen bij de politie dat er een Spaanse vrachtwagenchauffeur volledig door het lint ging op een parkeerplaats op de [locatie 3] te Etten-Leur. De verbalisanten zagen ter plaatse een witte vrachtwagen staan met Spaanse kentekenplaten met twee mannen. Aan de bijrijderszijde van de vrachtwagen lag een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in het opbergvak van de deur. De mannen vertelden dat het wapen niet van hen was. Ze waren die ochtend overvallen in Hoofddorp. Een van de mannen vertelde dat ze om 6:00 uur die ochtend waren benaderd door een persoon die hun lading zou gaan lossen. Hierbij werden de twee mannen bedreigd met een vuurwapen. Ze spraken over ongeveer vier personen met vuurwapens. Daarna zijn de twee mannen achter in een bestelbus gezet onder bedreiging van een vuurwapen. Ze werden een aantal uren rondgereden en in Etten-Leur vrijgelaten nadat hun vrachtwagen was leeggehaald. De twee mannen zijn weggereden met de vrachtwagen en hebben de politie gebeld. Ze vertelden dat hun vrachtwagen geladen was met ongeveer 20 ton knoflook. De verbalisanten zagen dat de aanhanger leeg was en naar knoflook rook. [3]
Om 10:52 uur kwam een melding binnen. De melder sprak over een te huur staande loods op naam van een Marokkaan en een Spaanse vrachtwagen beladen met knoflook. Uit die vrachtwagen zou drugs zijn gehaald en naar de loods gebracht. Melder sprak verder over een stuk of 10 Noord-Afrikanen en dat de drugs in andere auto’s werden geladen. [4]
Omstreeks 12:45 uur liep verbalisant [verbalisant 2] in de [locatie 1] (het hof begrijpt: [locatie 1] ) te Etten-Leur ter hoogte van pandnummer [adres 3] . Hij zag dat er een man met een Noord-Afrikaans uiterlijk aan kwam rijden met een vorkheftruck. Hij zag dat de man zijn vorkheftruck instuurde in de richting van de oproldeur van pandnummer [adres 3] en stilzette en uitstapte en richting pandnummer [adres 3] liep. [5]
Situatie in loods
Op 4 februari 2019 omstreeks 15:15 uur werd het bedrijfspand gelegen aan [adres 3] binnengetreden. In het pand werd verdachte aangetroffen en aangehouden. [6]
Verbalisant [verbalisant 3] zag bij het binnentreden dat er diverse kisten omver lagen waaruit knoflookbollen afkomstig waren. Op de knoflook die op de grond lag, lagen grote gripzakken met daarin waarschijnlijk hennep. Hij herkende dit ambtshalve aan de kleur en aan de wijze waarop dit verpakt was. Voorts zag [verbalisant 3] dat er diverse zakken met daarin dierenvoeding gemerkt waren met een zwart kruis. Deze zakken waren al geopend en in de directe omgeving van deze zakken lag een doorzichtige gripzak met daarin henneptoppen. Er lagen zeker een twintigtal zakken met daarin vermoedelijk 1 kg aan henneptoppen verspreid over de vloer in de loods. [7]
Op 4 en 5 februari 2019 vond er vervolgens een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in het pand. Aan de doorzoeking namen onder andere verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] deel. In het pand stonden pallets met daarop dozen met knoflook. Ook stonden er grijze 600 liter bakken gevuld met knoflook en er lag knoflook op de grond van omgegooide 600 liter bakken. Tussen de knoflook lagen zakken met daarin hennep. In de 600 liter bakken met knoflook werden verdovende middelen aangetroffen. Dit was hennep en hasj. In totaal werden er 13 x 600 liter bakken met hennep en 6 x 600 liter bakken met hasj gevuld en inbeslaggenomen. [8] Verbalisant [verbalisant 6] verklaarde dat op de eerste verdieping van het pand zich onder andere een kantoorruimte en keukenruimte bevonden. In een aangrenzende ruimte werd meteen, ondanks dat er wat kleding overgegooid was, een zogenaamde hasjpers aangetroffen. Dit betreft een apparaat dat gebruikt wordt om hasj in blokken te persen. [9]
Op 4 februari 2019 omstreeks 15:15 uur zag verbalisant [verbalisant 2] dat een collega voor pandnummer [adres 3] stond met dezelfde persoon die hij eerder die dag op de vorkheftruck had gezien. Hij zag dat deze man geboeid stond. [10]
Onderzoek vermoedelijke drugs
Aan de inbeslaggenomen partij drugs is onderzoek verricht. Verbalisant [verbalisant 5] zag dat de partij bestond uit vermoedelijk twee soorten drugs. Hij zag dat het eerste deel, vermoedelijk hennep, 519,4 kilo woog en het tweede deel, vermoedelijk hasj, 1795,2 kilo woog. [11]
Voorafgaand aan die weging is door verbalisant [verbalisant 4] uit de partij een aantal monsters separaat in beslag genomen voor technisch onderzoek. [verbalisant 4] verbaliseerde dat deze monsters bestonden uit:
- 516764: 1045,0 gram (netto) gedroogde bloemtoppen, verpakt in plastic sealbag;
- 516747: 50,6 gram (netto) bruine, samengeperste substantie, verpakt in folie voorzien van logo kroontje;
- 516748: 97,0 gram (netto) bruine, samengeperste substantie, verpakt in folie met opschrift Super +;
- 516749: 500,0 gram (netto) bruine, samengeperste substantie, verpakt in tape en folie;
- 516742: 1006,5 gram (netto) bruine, samengeperste substantie, verpakt in tape en folie.
De plantdelen, waaraan de hars niet was onttrokken, werden door de verbalisant herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep. De brokken bruine samengeperste substantie, werden door hem herkend als hasjiesj, een vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep. Uit elke aangeboden hoeveelheid materiaal werd door hem weer een representatief monster genomen. Deze monsters werden getest, waarbij gebruik werd gemaakt van MMC NARCOTEST Cannabis. De tests gaven (een positieve reactie, indicatief) voor THC zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op Lijst 11, onderdeel b, van de Opiumwet. [12]
Camerabeelden
Verbalisant [verbalisant 7] heeft de camerabeelden van het bedrijf [bedrijf 1] , gevestigd aan [adres 4] , bekeken waarop de zijkant van de loods aan [adres 3] deels te zien was. Hij zag dat op 4 februari 2019 om:
- 8:28:14 uur: vanuit links boven in beeld een heftruck met hierop één persoon verscheen. Deze parkeerde de heftruck voor de loods en stapte af;
- 8:28:46 uur: deze persoon bij de loods de aanwezige rolluik van de loods met nummer [adres 3] omhoog deed;
- 8:43:42 uur: een witte vrachtwagen met trailer kwam aanrijden vanuit de richting [locatie 4] . De vrachtwagen was voorzien van de tekst “ [bedrijfsnaam] ”;
- 8:56:00 uur: de voornoemde heftruck ineens achter de reeds geopende trailer stond. Twee personen liepen en een derde persoon zat op de heftruck welke de loods naar binnen reed;
- 8:57:39 uur: beide personen bij de loods de vrachtwagen naar achteren begeleidden. De vrachtwagen bevond zich nu met openstaande achterdeuren bij loods [adres 3] . De witte bestelbus met de opvallende strepen gelijkend op een Renault Kangoo kwam vanuit de [locatie 4] het loodsterrein opgereden;
- 9:37:44 uur: er ineens een kleine donkerkleurige personenauto op de inrit van het loods terrein stilstond. Het voertuig is mogelijk een Volkswagen Polo. Beide voorportieren gingen open. Er stapten twee mannen uit de auto en ze liepen richting de vrachtwagen;
- 9:46:53 uur: voor het hek van [bedrijf 1] drie mannen stonden te praten. Deze mannen stonden achter een donkerkleurige station personenauto. Dit voertuig werd om 8:16 uur in de ochtend al op deze plek geparkeerd;
- 9:58:20 uur: alle mannen uit beeld waren verdwenen. De vrachtwagen met opschrift “ [bedrijfsnaam] ” was verdwenen na het verspringen van de tijd. [13]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting eerste aanleg van 6 februari 2020, verklaard - zakelijk weergegeven - dat hij werkzaam was voor het bedrijf [bedrijf 2] dat in het bedrijfspand aan de [locatie 1] te Etten-Leur gevestigd was en dat dit bedrijf zich bezighield met het opslaan, inpakken en verzenden van goederen, voornamelijk voor een Deense klant. Verdachte was degene die het bedrijf samen met een ander runde. [14] Tevens heeft hij verklaard dat hij twee weken voor 4 februari 2019 door een kennis was benaderd om voor hem knoflook uit Spanje op te slaan. Het moest naar kleinere pallets worden overgezet. De afspraak was niet op papier gezet. Op 1 februari 2019 vroeg de kennis hem hoe laat hij maandag bij zijn loods aan [adres 3] zou zijn als de knoflook gelost zou worden. Er zou een deel van de vrachtwagen bij verdachte worden gelost. De kennis had hem gevraagd om eerder dan de gebruikelijke 9:00 uur a 9:30 uur te komen. Wie de kennis is, wilde verdachte niet verklaren. Op 4 februari 2019, omstreeks 8:15 uur is verdachte naar het bedrijfspand gereden. [15] Iets voor 9:00 uur werd er aangebeld aan de voordeur en zag hij een onbekende man voor de deur staan. Tevens reed er een vrachtwagen achteruit richting de roldeur van het bedrijfspand. Hij opende de roldeur en ging er vanuit dat deze mannen de knoflook kwamen lossen. Na het openen van de roldeur kwamen er plots twee mannen aangerend die het bedrijfspand betraden. Ook de chauffeur van de vrachtwagen en de man die aanbelde, kwamen het bedrijfspand binnen. Vervolgens is verdachte met de heftruck de vrachtwagen gaan uitladen. Vervolgens hoorde hij dat de vrachtwagen werd gestart en dat er mensen weg liepen naar een auto met groene kentekenplaten en sloot hij de roldeur. Vervolgens moest hij van de drie overgebleven mannen de grote grijze bakken met knoflook omgooien met de heftruck. Hij zag dat er onder de knoflook zakken zaten. Hij dacht meteen dat het foute boel was. Hij herkende de inhoud als hennep. Vervolgens zei hij tegen een van de mannen dat hij de heftruck terug moest brengen. Vervolgens bracht hij de heftruck terug, pakte daar zijn auto en reed naar huis. Vervolgens reed hij, in paniek, weer terug om de heftruck op te halen bij [bedrijf 3] . Hij reed terug naar het bedrijfspand. Vervolgens werd hij door de politie in het bedrijfspand aangehouden. [16]
Bewijsoverwegingen
Het hof acht op grond van de voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer 1.795 kilo hasjiesj en ongeveer 519 kilo hennep.
De verdediging heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken nu op grond van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat de in het bedrijfspand in beslaggenomen partij drugs betrof. Het is op grond van de processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] onvoldoende duidelijk dat de geteste monsters door [verbalisant 4] uit de partij komen. Ook het aanvullend proces-verbaal van 26 september 2022 dat door de politie is opgesteld naar aanleiding van het tussenarrest van het hof, schept daarover volgens de verdediging geen duidelijkheid.
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen (pagina 91), het stamproces-verbaal (pagina 9), het proces-verbaal PVB testen drugs (pagina 89) en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen stelt het hof vast dat er sprake was van een grote inbeslaggenomen partij drugs uit het bedrijfspand op het adres [adres 3] . Deze partij bestond volgens [verbalisant 5] uit twee substanties.
Voordatdeze partij werd gewogen heeft [verbalisant 4] monsters genomen om te onderzoeken of het verdovende middelen betrof.
[verbalisant 4] verbaliseerde, op pagina 89, dat hij
een aantal monstersnam en verbalisant [verbalisant 5] verbaliseerde, op pagina 91, dat [verbalisant 4]
twee monstersnam. Het hof begrijpt dit op basis van het proces-verbaal van pagina 89 als volgt: [verbalisant 4] heeft vijf monsters genomen van de twee substanties uit de totale partij. Dat [verbalisant 5] het heeft over twee monsters en niet over monsters van de twee substanties, kan volgens het hof niet anders gezien worden dan een ongelukkige formulering. Het hof ziet ook overigens geen enkele aanleiding om te vermoeden dat [verbalisant 4] het op pagina 89 heeft over monsters uit een andere zaak. Hij is immers zelf aanwezig geweest bij de doorzoeking in het bedrijfspand en [verbalisant 5] heeft gerelateerd dat [verbalisant 4] voor technisch onderzoek monsters uit de partij in beslag heeft genomen. Uit het indicatieve onderzoek dat [verbalisant 4] heeft verricht bleek dat de monsters uit de partij een positieve reactie gaven voor THC zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj. Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant 3] de henneptoppen ambtshalve als zodanig herkend.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de partij in ieder geval bestond uit 1.795 kilo hasjiesj en 519 kilo hennep. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat de in beslaggenomen partij bestond uit drugs.
De verdediging heeft ter terechtzitting van 28 september 2022 verzocht de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] als getuigen te horen, omdat het aanvullend proces-verbaal naar zijn mening onvoldoende duidelijk is. Het hof acht, in het licht van de hierboven opgenomen overwegingen, het horen van de verbalisanten niet noodzakelijk en zal het verzoek van de verdediging afwijzen.
De verdediging heeft voorts ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk drugs in zijn bezit had. Verdachte heeft verklaard door personen behorende bij de vrachtwagen te zijn bedreigd met een wapen toen hij de roldeur van het bedrijfspand opendeed voor de vrachtwagen. Hij had vervolgens geen andere keuze dan zijn medewerking te verlenen bij het lossen van inhoud van de vrachtwagen.
Verdachtes verklaring hieromtrent houdt in: De man die aanbelde, trok vervolgens een heel groot zilverkleurig vuurwapen, laadde dit door en richtte dit tussen de ogen van verdachte. De man zei er niets bij maar het werd verdachte duidelijk dat hij niets meer te vertellen had. Plots kwamen er uit de richting van de [locatie 1] twee mensen gelopen die hem opdroegen om de vrachtwagen weer te gaan laden. De man met het vuurwapen kwam naar buiten gelopen en kreeg ruzie met de twee net aangekomen mannen. Verdachte liep vervolgens weg van het bedrijfspand en sloeg af de [locatie 1] op. Na een korte tijd draaide hij weer om en liep terug naar het bedrijfspand, omdat hij alles niet zo achter wilde laten. Hij had al wel het idee dat het niet goed zat zonder dat hij tot dan toe drugs had gezien. Terug in het bedrijfspand zag hij dat de deuren van de vrachtwagen werden gesloten en dat de twee mannen, die hem vroegen de wagen weer te laden, weg liepen. Die man bedreigde hem door te zeggen dat hij niets in zijn hoofd moest halen. In het bedrijfspand trof hij een man aan die achter in het bedrijfspand stond. Hij was bang door de bedreiging met het pistool en dacht dat hij met grote jongens te maken had die hem bedreigd hadden en hierdoor durfde hij niet de politie te bellen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat, indien het de verklaring van verdachte zou volgen en de verdachte aldus onder dreiging met een vuurwapen zijn medewerking heeft verleend aan het uitladen van de vrachtwagen en op dat moment niet wist dat er grote hoeveelheden drugs werden uitgeladen, verdachte dit in ieder geval wel wist op het moment dat de bakken met knoflook werden omgegooid en hij de zakken hennep zag liggen. Het hof is van oordeel dat verdachte vanaf dat moment wetenschap had van de drugs.
Ten aanzien van de verklaring van verdachte overweegt het hof als volgt. Het hof begrijpt de verklaring van verdachte zo dat hij onder dwang met de lading drugs is geconfronteerd en zich daaraan ook niet kon onttrekken. Het hof acht de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Het hof acht het immers niet geloofwaardig dat de personen die hem zouden hebben bedreigd verdachte, ondanks zijn wetenschap van de drugs, hebben laten gaan om de heftruck terug te brengen. Zij zouden daarmee het risico lopen dat verdachte de politie zou inschakelen met als gevolg dat zij de grote partij drugs zouden kwijtraken. Voorts is het niet begrijpelijk dat verdachte vervolgens naar huis is gegaan en enige tijd later op eigen initiatief weer terug is gegaan naar het bedrijfspand waar mogelijk nog steeds iemand met een vuurwapen aanwezig was. Dit geldt nog eens te meer nu verdachte niemand, en dus ook niet de politie, heeft ingelicht over de situatie in het bedrijfspand en de bedreigingen aan zijn adres. Verdachte heeft hiervoor als reden gegeven dat hij vreesde voor zijn leven en dat van zijn familie, maar dat verklaart nog niet waarom hij zich weer, en zonder dat hem dat zou zijn opgedragen, terugging naar het bedrijfspand met alle mogelijke gevolgen van dien. Daar komt nog bij dat op enig moment alle personen het bedrijfspand hebben verlaten en deze “onbeheerd” bij verdachte hebben achtergelaten. Verdachte is door de politie immers als enige in het bedrijfspand met de drugs aangetroffen. Een dergelijk grote hoeveelheid drugs als waarvan hier sprake was, vertegenwoordigt een straatwaarde van enkele miljoenen euro’s. Onder die omstandigheden kan niet worden ingezien dat personen, die verdachte niet kennen, de drugs aan hem zouden toevertrouwen. Voorts heeft verdachte op geen enkel moment bij de politie of ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep openheid van zaken gegeven over de afspraken die zouden zijn gemaakt met de kennis over de lading knoflook die hij zou opslaan in zijn loods. Ook het betoog van verdachte dat hij de hasjpers die in het bedrijfspand, in de nabijheid van het kantoor, is aangetroffen aanzag als een krik en als oud ijzer heeft bewaard acht het hof ongeloofwaardig.
Nu het hof de verklaring van verdachte over de bedreiging en dwang ongeloofwaardig acht, is het hof voorts van oordeel dat verdachte beschikkingsmacht had over de drugs. Hij is immers alleen met de drugs, die zichtbaar in het bedrijfspand lagen, aangetroffen en heeft op geen enkel moment laten blijken dat hij niets moest weten van de drugs door bijvoorbeeld de politie of zijn zakenpartner hiervan op de hoogte te stellen. Het hof verwerpt aldus het verweer van de verdediging dat verdachte geen opzet had op de aanwezigheid van de drugs in het bedrijfspand.
Het hof is verder van oordeel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen gelet op de observaties van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , de beschreven camerabeelden door verbalisant [verbalisant 7] en de verklaring van de verdachte zelf. Daaruit volgt immers dat er sprake was van een groep personen bij het bedrijfspand die zich bezighielden met de vrachtwagen en dat de verdachte onderdeel uitmaakte van deze groep door het bedrijfspand te openen en samen met anderen de partij lading knoflook uit de vrachtwagen te halen en in het bedrijfspand te leggen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs, te weten ongeveer 1.795 kilo hasjiesj en ongeveer 519 kilo hennep. Hij heeft de drugs opgeslagen in het bedrijfspand van zijn werk. De bijdrage van verdachte houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten waarmee de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, onder andere waar het psychische aandoeningen betreft. Verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd. Het hof rekent het verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 augustus 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in 2008, 2009 en 2010 in Nederland onherroepelijk is veroordeeld voor drugsdelicten, te weten hennepteelt en dat hij in 2016 door de Belgische rechter onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten in verband met illegale handel in verdovende middelen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij in 2021 gescheiden is, kinderen heeft die hij in het weekend ziet en dat hij sinds mei 2020 fulltime werkzaam is bij een bedrijf dat de logistieke afhandeling voor webshops verzorgt, met name bestaande uit de opslag en verzending van goederen.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Oplegging van een taakstraf voor de maximale duur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, waartoe door de verdediging is verzocht, doet in het licht van het voorgaande onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde feit, zodat het hof daartoe niet zal overgaan.
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte heeft op 26 februari 2020 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 12 oktober 2022. De behandeling in hoger beroep is zodoende niet afgerond met een eindarrest binnen 2 jaar na het instellen van het hoger beroep. Deze overschrijding van de redelijke termijn bedraagt ongeveer 8 maanden. Het hof ziet in deze overschrijding aanleiding om een lagere straf op te leggen dan het zou hebben gedaan zonder die termijnoverschrijding.
Het hof acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een straf zoals die door de advocaat-generaal is gevorderd passend, te weten 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
- wijst het verzoek tot het horen van de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] af.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. G.J. Schiffers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier,
en op 12 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2019, p. 10 en11.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2019, p. 9.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2019, p. 1 en 3 in combinatie met proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 februari 2019, p. 3 en 4.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2019, p. 14.
5.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 februari 2019, p. 12.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2019, p. 82 en 83.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2019, p. 82 en 83.
8.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 5 februari 2019, p. 85 en 86.
9.Proces-verbaal d.d. 14 februari 2019, p. 87 en 88.
10.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 februari 2019, p. 12.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019, p. 91.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2019, p. 91 in combinatie met stamproces-verbaal d.d. 7 januari 2020, p. 9, proces-verbaal PVB testen drugs d.d. 7 februari 2019, p. 89 en 90 en aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2022 (het aanvullend proces-verbaal maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde procesdossier).
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2019, p. 189 tot en met 211 en proces-verbaal Pv bevindingen correctie d.d. 21 maart 2019, p. 212 tot en met 214.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 februari 2019, p. 332 en proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2020.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 februari 2019, p. 339.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 februari 2019, p. 339 tot en met 351.