ECLI:NL:GHSHE:2022:3844

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
20-001138-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake drugshandel en -bezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1979 en woonachtig in Tilburg, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, waaronder cocaïne en heroïne, en voor het voorhanden hebben van middelen en apparatuur die bestemd waren voor de bereiding en verwerking van deze drugs. De rechtbank had op 26 april 2021 een vonnis gewezen, waartegen de verdachte hoger beroep had ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis van de rechtbank. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs en dat deze door een andere persoon in zijn woning waren geplaatst. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte op het moment van de doorzoeking in zijn woning aanwezig was en dat er op meerdere plaatsen harddrugs en bijbehorende apparatuur zijn aangetroffen. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat hij beschikkingsmacht had over de goederen in zijn woning. Het hof heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging bevestigd, waarbij het hof tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank, met name wat betreft de hoeveelheid cocaïne. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001138-21
Uitspraak : 14 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 april 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-058313-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft:
  • primair vrijspraak bepleit;
  • subsidiair zich op het standpunt gesteld dat moet worden volstaan met een taakstraf in combinatie met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Het hof komt, anders dan de rechtbank, voor wat betreft het aanwezig hebben van de onder 2 tenlastegelegde hoeveelheid cocaïne slechts tot een bewezenverklaring van een hoeveelheid van ongeveer 9,29 gram.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter zitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 maart 2020 te Tilburg om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, versnijdingsmiddelen (coffeïne en/of paracetamol en/of fenacetine en/of boorzuur) en/of verpakkingsmiddelen en/of sealbags en/of digitale weegschalen en/of vacuümsealmachines en/of hydraulische pers en/of diverse mallen, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij op of omstreeks 5 maart 2020 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 19,29 gram cocaïne en/of 3250 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of 59 zogenoemde XTC-pillen, bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
feit 1:
op 5 maart 2020 te Tilburg om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken van heroïne en
cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, versnijdingsmiddelen (coffeïne en paracetamol en fenacetine) en verpakkingsmiddelen en sealbags en (digitale) weegschalen en (vacuüm)sealmachines en een hydraulische pers en diverse mallen, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;
feit 2:
op 5 maart 2020 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,29 gram cocaïne en 3250 gram van een materiaal bevattende heroïne en 59 zogenoemde XTC-pillen, bevattende MDMA, zijnde cocaïne, heroïne en MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, opgemaakt door verbalisant
[verbalisant 1] , op pagina 48 t/m 50 van het voornoemd eindproces-verbaal,
onder meer inhoudende:
pagina 48
Op donderdag 5 maart 2020 was ik belast met een hennepruimdienst binnen district Hart van Brabant. De medewerkers van de gemeente wilden een bestuurlijke controle gaan doen op het adres [adres 2] . Zij hadden een machtiging voor het binnentreden van de woning ter controle van illegale bewoning. Omstreeks 11.45 uur stonden wij voor de woning. [verbalisant 2] belde aan. Na ongeveer 5 à 10 minuten werd toch de deur geopend en zagen wij een man in de deuropening staan. Ik hoorde van [verbalisant 2] dat de man zich legitimeerde zijnde [verdachte] . Ik hoorde [verbalisant 2] zeggen dat ze op zolder wilde beginnen met de controle. Ik zag dat het gedrag van [verdachte] veranderde. Ik zag aan zijn gezichtsuitdrukking en houding dat hij boos werd. Eenmaal op zolder zag ik dat [verdachte] zich steeds agressiever ging gedragen. Ik zag dit aan zijn gezichtsuitdrukking en zijn lichaamshouding. Ik zag en hoorde dat [verdachte] aan het schreeuwen was. Ik hoorde [verdachte] zeggen:
"U hoeft hier niets te zien, het is mijn rotzooi en dat hoeft u niet te zien".
Ik zag dat de zolder ingedeeld was in twee ruimtes, een voorzolder en een kamer. Ik zag op de voorzolder, in de kast iets staan met een doek eroverheen. Ik liep door naar de slaapkamer en zag in die kamer een weegschaal, maatbekers en een soort speciekuipen staan. Ik zag in deze emmers/speciekuipen een restant van een poeder zaten.
pagina 49
Op het moment dat [verbalisant 2] tegen [verdachte] zei dat ze foto's wilde maken van de ruimte zag ik dat [verdachte] zijn zelfbeheersing verloor. Ik zag dat hij de kamer inliep en dat hij de tafel en kasten met kracht door de kamer gooide. Wij konden geen normaal gesprek meer voeren. Ik zag dat [verdachte] zich had bezeerd en bloed aan zijn handen had. Hij zei diverse keren dat hij wilde dat wij zijn huis verlieten. Hij oogde agressief en zenuwachtig. Op de eerste verdieping hebben wij alle ruimtes bekeken. Het gedrag van [verdachte] veranderde niet, hij bleef agressief richting ons politieambtenaren en medewerkers van de gemeente. In de woonkamer zag ik naast de bank vermoedelijk een apparaat staan, waar een dekbedovertrek over was getrokken. Ik vroeg aan [verdachte] wat er onder de deken zat, waarna ik zag dat hij weer zijn zelfbeheersing verloor. Ik zag hem grote gebaren maken en ik hoorde hem schelden met het woord "Kanker". Ik hoorde hem schreeuwen dat het pampers waren en dat ik daar niets mee te maken had. Ik zag dat hij direct weer van mij weg liep om niet geconfronteerd te worden met mijn vragen. (…) Wij verlieten het pand om 12.31 uur. Om 13.01 uur werd [verdachte] aangehouden, waarna ik samen met collega's het pand opnieuw betrad. Ik liep naar de woonkamer waarna ik meteen zag dat het apparaat wat ik eerder langs de bank zag staan weg was. (…) Vervolgens ben ik naar de zolder gelopen en ook daar zag ik dat alle apparaten en kannen die wij eerder hadden gezien verdwenen waren. Ik zag dat de vloer nat was, wat eerder ook niet het geval was. Uiteindelijk heeft er een zoeking plaats gevonden.
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , op pagina 51 t/m 53 van het voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende:
pagina 51
Op donderdag 5 maart 2020 omstreeks 11.17 uur had ik telefonisch contact met [verbalisant 2] van gemeente Tilburg. Ik hoorde dat ze samen met een collega van gemeente Tilburg een huisbezoek gingen brengen aan de woning [adres 2] . (…) Omstreeks 11.45 uur waren we bij de woning. (…) Er was duidelijk te zien dat de woning ook daadwerkelijk werd bewoond. In de woonkamer stond een grote hoekbank. De slaapkamer aan de voorzijde was voorzien van een groot bed. Duidelijk was te zien dat deze kamer gebruikt wordt. (…) We liepen samen met de bewoner naar de zolder. Ik zag dat er in de achterste ruimte een tafel stond. Ik liep erheen en zag dat de gehele ruimte erg stoffig was. Overal lag een soort poeder. (…) Ik zag dat het dakraam was afgeplakt. Ik zag op een kastje een weegschaal staan, welke ook erg stoffig was. Ik zag diversen rollen tape liggen. (…) Ik zag dat de man erg boos werd doordat hij wild gebarend en dreigend naar ons toe liep. Ik vroeg aan de man om rustig te blijven. Ik zag dat de man steeds bozer en bozer werd. (…)
pagina 52
We verlieten samen met de collega's van gemeente Tilburg de woning aan [adres 2] . (…) Omstreeks 13.01 uur, gingen we wederom de woning in. We keken rond en wat erg opviel was dat de bewoner in de tussentijd alles had opgeruimd op zolder. Hij had het zolderraam weer vrij gemaakt. Ik zag dat hij de vloer had geschoond met water, althans zo goed mogelijk. Ik zag dat hij alle ramen van de woning had opengezet. We bespraken onze bevindingen en het was ons duidelijk dat er was getracht om veel spullen te verbergen. Zo waren er een hoop zaken verplaatst welke onder dekens lagen bij ons eerste bezoek.
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , op pagina 76 t/m 79 van het voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende:
pagina 76
Op donderdag 5 maart 2020 omstreeks 16.00 uur kwam ik ter plaatse in de woning aan [adres 2] . (…)
pagina 77
In de woonkamer (W) werden door mij de navolgende goederen aangetroffen en onderzocht:
W1: Geldtelmachine.
W2: Gripzak inhoudende 59 vermoedelijke XTC-pillen, gezien uiterlijke kenmerken.
In de slaapkamer (S) werden door mij de navolgende goederen aangetroffen en
onderzocht:
S1: Plastic tas bevattende 4 zakken met poeder, hieronder nader uitgewerkt;
S1.1 Doorzichtige plastic zak inhoudende 87 gr fenacetine;
S1.2 Doorzichtige plastic zak inhoudende 29 gr paracetamol;
S1.3 Doorzichtige plastic zak inhoudende 102 gr boorzuur;
S1.4 Doorzichtige plastic zak inhoudende 217gr paracetamol.
Nabij de trap (T) werd door mij aangetroffen:
T1: Vacuümsealmachine tafelmodel inhoudende een getaped en geseald pakket (T1.1);
T1.1 Geseald en getaped pakket bruin poeder bestaande uit 251 gr bruin poeder, gezien
uiterlijke kenmerken en geur vermoedelijk heroïne;
T2: Gele Jumbo shopperbag volledig gevuld met verpakkingsmiddelen (diverse ballonnen
& tientallen rollen tape);
Op de zolder (Z) werden door mij de navolgende goederen aangetroffen en onderzocht:(…)
Z2 Achterkamer:(…)
Z2.1.1: Gripzakje bevattende 1 gram bruin poeder. Als monster Z2.1.1a veiliggesteld; (…)
Z2.2 Bruine ladekast met 1 lade, bevattende tientallen rollen gekleurde tape en
verpakkingsmaterialen;
Z2.3 RVS weegschaal volledig besmet met bruin poeder; (…)
Z3 ruimte rechtsonder voorzolder:
Z3.1: Hydraulische zware pers met hydrauliek en diverse onderdelen ten behoeve van mallen;
Z3.1.1a: Monster bruin poeder uit mal van hydraulische pers. Veiliggesteld als bemonstering Z3.1.1a;
Z4 ruimte rechtsonder achterkamer:
Z4.1 Geruite shopperbag bevattende verschillende verpakkingen met poeders, hieronder
nader weergegeven:
(…)
Z4.1.2 769gr fenacetine;
pagina 78
Z4.1.3 87gr lidocaïne;
Z4.1.4 337gr fenacetine;
Z4.1.5 55gr lidocaïne;
Z4.1.6 545gr lidocaïne;
Z4.1.7 5x volle verpakking en lx lege emmer met opschrift Mannitol à 1 kilo per emmer;
Z4.2 kartonnen doos met bruine versnijdingsmiddelen;
Z4.2.1 verpakking met 960gr bruin poeder;
Z4.2.2 verpakking met 1039gr bruin poeder;
Z4.2.3 verpakking met 2002gr bruin poeder:
Z4.2.4 vuilniszak met minimaal 3kg bruin poeder; (…)
Z4.4 meerdere rollen crêpepapier;
Z5. Ruimte linksonder achterkamer:
Z5.3 kartonnen dozen bevattende diverse verpakkingsmiddelen ten behoeve van heroïne en cocaïne: meerdere nieuwe ballonnen, tientallen rollen tape, meerdere met bruin poeder besmette speciekuipen en teilen, grote hoeveelheden nieuwe sealbags, grote digitale weegschaal en grote stapels met stickers;
Z6 ruimte linksonder voorkamer:(…)
Z6.2 twee sealmachines in zwarte sporttas. (…)
Z6.3.1 zakje bevattende 9,29gr cocaïne. (…)
pagina 79
Ambtshalve is mij bekend dat lidocaïne, (…), fenacetine, mannitol en paracetamol als versnijdingsmiddelen worden gebruikt voor de versnijding van heroïne en cocaïne. De aangetroffen hardware (hydraulische pers, crêpepapier, diverse mallen, stempels, grote hoeveelheden bruin poederen versnijdingsmiddelen, ballonnen, tape, sealbags, vacuümsealmachines) duidt op de bereiding c.q. bewerking van lijst-I middelen, op middelgrote schaal.
- Het (losse) aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 augustus 2020, genummerd PL2000-2020058087-85, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , met bijlagen, onder meer inhoudende:
Hierbij een aanvullend proces-verbaal met als bijlagen alle kennisgevingen van inbeslagname m.b.t. de middelen die zijn aangetroffen in de woning aan [adres 2] . Daarbij ben ik tot de conclusie gekomen dat er een fout staat bij het aanmelden van het monster met SIN AACN8239NL. In het NFI-rapport staat dat dit monster een monster betreft uit de totaalpartij met goednummer 2180350. Dit moet echter bronpartij met goednummer 2180341 zijn (Acetaminophen 960 g). Dit is vastgelegd in de KVI en niet goed overgenomen in de aanvraag voor het NFI.
De bij dit aanvullend proces-verbaal gevoegde kennisgevingen van inbeslagneming, voor zover inhoudende:
Goednummer: 2168532
Object: Verdovende mid (XTC)
Aantal/eenheid: 54 stuks
Inhoud: Kleuren blauw, roze, grijs, paars, groen, geel en beige.
Goednummer: 2168541
Object: Verdovende mid (XTC)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Spoor identificatienr.: AACN8446NL
Inhoud: Monster tbv NFI, goednummer totaalpartij 2168532
Bijzonderheden: Aangetroffen bij huiszoeking, totaalpartij 59 pillen
Goednummer: 2180339
Object: Verdovende mid (XTC)
Aantal/eenheid: 1 stuks
Spoor identificatienr.: AACA7901NL
Inhoud: Monster NFI, goednummer totaalpartij 2168532
Bijzonderheden: Aangetroffen bij huiszoeking, totaalpartij van 59 pillen
Goednummer: 2180345
Object: Verdovende mid (XTC)
Spoor identificatienr.: AACA7900NL
Inhoud: Monster tbv NFI, goednummer totaalpartij 216853
Bijzonderheden: Aangetroffen bij huiszoeking, totaalpartij 59 pillen
Goednummer: 2180351
Object: Verdovende mid (XTC)
Spoor identificatienr.: AACA7899NL
Inhoud: Monster tbv NFI, goednummer totaalpartij 2168532
Bijzonderheden: Aangetroffen bij huiszoeking, totaalpartij 59 pillen
Goednummer: 2180354
Object: Verdovende mid (XTC)
Spoor indentificatienr.: AACA7902NL
Inhoud: Monster tbv NFI, goednummer totaalpartij 2168532
Bijzonderheden: Aangetroffen bij huiszoeking, totaalpartij van 59 pillen
Goednummer: 2168564
Object: Verdovende mid (Heroïne)
Totale hoeveelheid: 250 g
Goednummer: 2168568
Object: Verdovende mid (Heroïne)
Totale hoeveelheid: 1,3 g
Spoor identificatienr.: AACN8448NL
Inhoud: Monster tbv NFI, goednummer totaalpartij 2168564
Bijzonderheden: Aangetroffen bij de zoeking, totaalpartij 250 gram
Goednummer: 2168596
Object: Verdovende mid (Cocaïne Crack)
Totale hoeveelheid: 9,29 g
Goednummer: 2168627
Object: Verdovende mid (Cocaïne Crack)
Totale hoeveelheid: 1,3 g
Spoor identificatienr.: AACN8447NL
Inhoud: Monster tbv NFI goednummer totaalpartij 2168596
Bijzonderheden: Aangetroffen bij zoeking. totaalpartij 9.29 gram
Goednummer: 2180350
Object: Poeders
Totale hoeveelheid: 3 kg
Kleur: Bruin
Goednummer: 2180352
Object: Poeders
Totale hoeveelheid: 2,7 g
Kleur: Bruin
Spoor identificatienr.: AACN8240NL
Inhoud: Monster tbv NFI
Bijzonderheden: Goednummer totaalpartij 2180350
Goednummer: 2180341
Object: Poeders
Totale hoeveelheid: 960 g
Kleur: Bruin
Bijzonderheden: Aangetroffen bij zoeking acetaminophen
Overweging hof:
Het hof begrijpt uit het aanvullend proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] – in samenhang met dossierpagina’s 110 en 111 betreffende de aanvraag onderzoek NFI – dat een monster met goednummer 2180333 afkomstig uit deze partij van 960 gram met goednummer ‘2180341’ bij het NFI is aangemeld met SIN AACN8239NL. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat het gegeven dat op dossierpagina 111 bij dit monster als goednummer van de bronpartij het nummer ‘2180350’ wordt vermeld, hier niet aan afdoet. Dat op dit punt op dossierpagina 111 (en dus in de aanvraag bij het NFI, zoals door verbalisant [verbalisant 1] wordt gerelateerd) sprake is van een verschrijving in het goednummer van de bronpartij van het monster vindt steun in het feit dat:
  • bij het monster met goednummer ‘218033’ op dossierpagina 111 als gewicht van de bronpartij ‘960 gram’ wordt vermeld, terwijl het gewicht van de bronpartij met goednummer ‘2180350’ blijkens de kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL2000-2020058087-70 3 kilogram bedraagt, en
  • op dossierpagina 110 bij het monster met goednummer ‘2180352’ eveneens als bronpartij goednummer ‘2180350’ wordt vermeld met als gewicht van die bronpartij ‘3 kg’, terwijl dit gewicht overeenkomt met het daadwerkelijke gewicht van de bronpartij met goednummer ‘2180350’ in voornoemde kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL2000-2020058087-70.

Op basis van het voorgaande en de overige inhoud van de bewijsmiddelen is het hof – anders dan de verdediging – van oordeel dat is komen vast te staan dat monster ‘2180352’ – dat door het NFI positief is getest op heroïne – afkomstig is uit de bronpartij van 3 kilogram met goednummer ‘2180350’ en dat het door het NFI onderzochte monster met SIN AACN8239NL – bevattende coffeïne en paracetamol – afkomstig is uit de bronpartij van 960 gram met goednummer ‘2180341’. Het door de verdediging gevoerde bewijsverweer tegen de juistheid en betrouwbaarheid van deze conclusies wordt dan ook door het hof verworpen.

Goednummer: 2168625
Object: Poeders
Totale hoeveelheid: 87 g
Kleur: Wit
Bijzonderheden: Versnijdingsmiddel felacetine
Goednummer: 2168649
Object: Poeders
Aantal/eenheid: 1 g
Spoor identificatienr.: AACN8324NL
Inhoud: Monster NFI, goednummer totaalpartij 2168625 (87 gram)
Goednummer: 2168637
Object: Poeders
Totale hoeveelheid: 217 g
Kleur: Bruin
Bijzonderheden: Trunarc gaf aan paracetamol
Goednummer: 2168650
Object: Poeders
Aantal/eenheid: 2,2 g
Kleur: Bruin
Spoor identificatienr.: AACN8449NL
Inhoud: Monster tbv NFI goednummer totaalpartij 2168637
Bijzonderheden: Versnijdingsmiddel. totaalpartij 217 gram
Goednummer: 2168697
Object: Poeders
Totale eenheid: 29 g
Kleur: Bruin
Bijzonderheden: Versnijdingsmiddel paracetamol
Goednummer: 2168750
Object: Poeders
Aantal/eenheid: 1,6 g
Kleur: Bruin
Spoor identificatienr.: AACN8326NL
Inhoud: Monster tbv NFI. goednummer totaalpartij 2168697
Bijzonderheden: Aangetroffen bij zoeking. totaalpartij 29 gram
- Het geschrift, zijnde het NFI-rapport d.d. 19 mei 2020, opgemaakt door rapporteur ing. [rapporteur 1] , op pagina 100 van het voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende:
Kenmerk: AACA7900NL
Omschrijving: gleuftablet, geel, uit 21,83 gram
Conclusie: bevat MDMA
- Het geschrift, zijnde het NFI-rapport, d.d. 19 mei 2020, opgemaakt door rapporteur ing. [rapporteur 1] , op pagina 101 van het voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende:
Kenmerk: AACA7902NL
Omschrijving: gleuftablet, bruin, uit 25,96 gram
Conclusie: bevat MDMA
- Het geschrift, zijnde het NFI-rapport d.d. 19 mei 2020, opgemaakt door rapporteur ing. [rapporteur 1] , op pagina 102 van het voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende:
Kenmerk: AACA7899NL
Omschrijving: gleuftablet, groen, uit 21,83 gram
Conclusie: bevat MDMA
- Het geschrift, zijnde het NFI-rapport d.d. 19 mei 2020, opgemaakt door rapporteur ing. [rapporteur 1] , op pagina 103 van het voornoemd eindproces-verbaal. onder meer inhoudende:
Kenmerk: AACA7901NL
Omschrijving: gleuftablet. grijs, uit 26,55 gram
Conclusie: bevat MDMA
- Het geschrift, zijnde het NFI-rapport d.d. 19 mei 2020, opgemaakt door rapporteur ing. [rapporteur 1] , op pagina 104 van het voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende:
Kenmerk: AACN8446NL
Omschrijving: gleuftablet. blauw, uit 24,78 gram
Conclusie: bevat MDMA
- Het geschrift, zijnde het NFI-rapport d.d. 19 mei 2020, opgemaakt door rapporteur ing. [rapporteur 1] , op pagina 105 van het voornoemd eindproces-verbaal. onder meer inhoudende:
Kenmerk: AACN8448NL
Omschrijving: brokken, bruin, uit 251 gram
Conclusie: bevat heroïne
- Het geschrift, zijnde het NFI-rapport d.d. 9 juli 2020, opgemaakt door rapporteur ing. [rapporteur 2] , separaat gevoegd bij voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende :
Kenmerk: AACN8240NL
Omschrijving: monster beige poeder
Resultaat: bevat heroïne
- Het geschrift, zijnde het NFI-rapport d.d. 19 mei 2020, opgemaakt door rapporteur ing. [rapporteur 1] , op pagina 106 van het voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende:
Kenmerk: AACN8447NL
Omschrijving: brokjes, wit, uit 9,29 gram
Conclusie: bevat cocaïne
- Het geschrift, zijnde het NFI-rapport d.d. 9 juli 2020, opgemaakt door rapporteur ing. [rapporteur 2] , separaat gevoegd bij voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende:
Kenmerk Omschrijving Resultaat
AACN8325NL monster crèmekleurig poeder bevat boorzuur
AACN8324NL monster wit poeder fenacetine
AACN8326NL monster beige poeder bevat coffeïne en paracetamol
AACN8449NL monster beige poeder bevat coffeïne en paracetamol
AACN8239NL monster beige poeder bevat coffeïne en paracetamol
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart 2020, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] op pagina 210 t/m 213 van het voornoemd eindprocesverbaal, onder meer inhoudende
pagina 210
Vraag verbalisant: Waar woon je?
Antwoord verdachte: Hier in Tilburg, [adres 2] .
Vraag: Betreft dit een huur of een koop woning?
Antwoord: Huurwoning.
Vraag: Met wie woon je daar?
Antwoord: Alleen.
Vraag: Sta je daar ook alleen ingeschreven?
Antwoord: Ja
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , op pagina 187 van het voornoemd eindproces-verbaal, onder meer inhoudende:
Op 25 mei 2020 bekeek ik verbalisant [verbalisant 1] het rapport van de smartphone van verdachte
[verdachte] . Ik zag een foto in het rapport, waar ik de huiskamer van de verdachte op herkende. Ik herken de omgeving aan dezelfde vloer, structuur van de muur en de kleur van de gordijnen. Op de foto is te zien dat er middels een geldtelmachine geld wordt geteld en in pakketjes op de grond wordt gelegd. Ik zag een foto in het rapport van pakketten, vermoedelijk drugs, op een wit tafeltje. Ik verbalisant herken deze pakketten ambtshalve als drugspakketten met daarin verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet. Deze tafel, vloer en opstelling van de bank herkende ik als de omgeving van de woonkamer van verdachte.
Ik zag een foto in het rapport van een witte bak met daarin bruin poeder. Ik herken deze poeder en de bak van de zoeking in de woning van verdachte. Deze bak en dit poeder werd door politieambtenaren aangetroffen op de zolder van de woning.
Bewijsoverwegingen
Wetenschap en beschikkingsmacht
Op 5 maart 2020 zijn door de politie op het adres [adres 2] op meerdere plaatsen harddrugs aangetroffen, evenals versnijdingsmiddelen, apparaten en verpakkingsmiddelen die voor de bereiding, bewerking en verwerking van heroïne en cocaïne kunnen dienen. Verdachte, die op die dag eveneens in de woning werd aangetroffen, heeft tegenover de politie verklaard dat hij alleen woont op voornoemd adres, dat het een huurwoning betreft en dat alleen hij op het adres stond ingeschreven. Het hof stelt voorop dat voor een bewoner geldt dat hij in beginsel wetenschap heeft van, en beschikkingsmacht heeft over, de goederen die zich in zijn woning bevinden. Dat kan onder bijzondere omstandigheden anders zijn. Dat verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over deze goederen, wordt door de verdediging niet betwist.
De verdediging heeft echter betoogd dat verdachte geen wetenschap had van de drugs en drugsgerelateerde goederen in zijn woning. De naam ‘ [betrokkene] ’ wordt door verdachte genoemd als de verantwoordelijke die de goederen in de woning zou hebben geplaatst. [betrokkene] zou destijds een zolderkamer en slaapkamer van verdachte hebben gehuurd en beschikte over een huissleutel. Verdachte heeft verklaard dat hij de dagen vóór de doorzoeking niet in zijn woning is geweest. [betrokkene] heeft toen – volgens verdachte ‒ zijn gang kunnen gaan. Verdachte zou de goederen bij terugkomst niet hebben gezien.
De politie heeft op basis van de beperkte informatie die door de verdachte is verstrekt onderzoek gedaan naar het alternatieve scenario. De verklaring van verdachte bleek op belangrijke punten niet te verifiëren en als onderdelen van zijn verklaring wél konden worden geverifieerd, bleken deze niet te kloppen.
Het hof overweegt in dit verband in het bijzonder dat verdachte meerdere wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over waar hij de week voor de doorzoeking van zijn woning heeft verbleven. Bij de politie verklaarde verdachte dat hij het weekend wegens alcoholgebruik aangehouden was in Rotterdam en dat hij daarna naar zijn ouderlijke woning in [plaats] is gegaan. Zijn broertje verzorgde hem daar drie dagen en toen zou hij vier dagen naar zijn vriendin in Rotterdam zijn gegaan. In eerste aanleg heeft verdachte dienaangaande ter terechtzitting verklaard dat hij “net voordat de politie kwam een week in Italië was geweest”. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte anderszins verklaard, te weten dat hij de week voor de doorzoeking bij zijn vriendin in Den Haag was en toen daarop is doorgevraagd – want bij de politie verklaarde hij nog over zijn vriendin
in Rotterdam– verklaarde de verdachte dat het zou gaan om de woning van de zus van zijn vriendin.
Het hof acht de verklaringen van verdachte gelet op deze tegenstrijdigheden volstrekt ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van het hof is in het dossier ook overigens geen begin van aannemelijkheid, laat staan enige vorm van steun te vinden voor het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario. Nader onderzoek daarnaar was naar het oordeel van het hof niet geboden.
Met betrekking tot de wetenschap bij verdachte hecht het hof tevens waarde aan de omstandigheden dat verdachte alleen in de woning aanwezig was toen de politie op 5 maart 2020 bij hem binnen kwam en dat de drugs en drugsgerelateerde goederen zich niet alleen op de zolder bevonden, maar door het hele huis van verdachte werden aangetroffen. Overigens blijkt uit de bevindingen van de verbalisanten niet – zoals door de verdachte naar voren is gebracht – dat (een deel van) de zolder was afgesloten. De ruimte was voor iedereen vrij toegankelijk en de spullen waren voor iedereen zichtbaar, dus ook voor verdachte.
Het hof weegt daarnaast mee het opmerkelijke gedrag dat verdachte heeft vertoond vanaf het moment dat de politieagenten kenbaar maakten dat zij de woning, te beginnen bij de zolder, gingen controleren. Hij werd boos, nerveus, agressief en verloor zijn zelfbeheersing. Zijn gedrag verergerde naarmate de agenten meer spullen aantroffen, al dan niet afgedekt met doeken, die konden wijzen op de bewerking van harddrugs en op momenten dat zij daarvan foto’s gingen maken. Het is daarbij opmerkelijk dat verdachte niet met vragen van de agenten wenste te worden geconfronteerd. In de korte periode tussen de bestuurlijke controle (die om 12.31 uur eindigde) en het moment dat de politie terugkwam (om 13.01 uur) heeft de verdachte spullen opgeruimd en verzet, deze geprobeerd te verbergen, de vloer op zolder schoongemaakt en het dakraam dat bij het eerste bezoek was afgeplakt vrij gemaakt.
Met zijn gedrag wordt ontkracht dat hij geen wetenschap had van de drugs en de daaraan verwante goederen en middelen in zijn woning. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat door de politie op verdachtes telefoon enkele foto's zijn aangetroffen waarop te zien is dat met een geldtelmachine geld wordt geteld en dat op een wit tafeltje een aantal pakketten met vermoedelijk drugs liggen. De verbalisant herkent op de foto’s de woning van verdachte. Ook is op de telefoon een foto van een bak met bruin poeder aangetroffen. Een soortgelijke bak met poeder werd door verbalisanten bij de doorzoeking op de zolder van verdachtes woning aangetroffen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat deze foto’s op zijn telefoon stonden.
Het bewijsverweer van de raadsman voor wat betreft het ontbreken van wetenschap bij verdachte wordt op grond van voornoemde feiten en omstandigheden dan ook verworpen. Ten aanzien van de onder 1 bewezenverklaarde voorwerpen en middelen overweegt het hof ten overvloede dat verdachtes wetenschap dat zij bestemd waren voor het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken van heroïne en cocaïne volgt uit de gezamenlijkheid van die voorwerpen in combinatie met het aantreffen van hoeveelheden cocaïne, heroïne en XTC-pillen en de foto’s op verdachtes telefoon.
Verbaliseringsplicht 152 Wetboek van Strafvordering
Voor zover de raadsman het verweer heeft gevoerd dat met betrekking tot de monsterneming uit de bronpartij met goednummer ‘2180350’ niet voldaan is aan de verbaliseringsplicht van artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering, wordt dit verweer door het hof verworpen nu, zoals is overwogen, uit de hiervoor genoemde kennisgevingen van inbeslagneming in samenhang met de aanvraag NFI in het dossier genoegzaam volgt dat monster ‘2180352’ is genomen uit de bronpartij met goednummer ‘2180350’ en aanvullende verslaglegging door de betrokken opsporingsambtenaren naar het oordeel van het hof in beginsel niet is vereist.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van versnijdings- en verpakkingsmiddelen en apparatuur bestemd voor het bereiden, bewerken en verwerken van cocaïne en heroïne en daarmee aan strafbare voorbereidingshandelingen. Daarnaast heeft hij ongeveer 9,29 cocaïne, 3.250 gram van een materiaal bevattende heroïne en 59 XTC-pillen opzettelijk aanwezig gehad. Het hof acht deze bewezenverklaarde feiten – mede vanwege de aangetroffen hoeveelheden verdovende middelen ‒ ernstig.
Het hof gaat ervan uit dat verdachte onderdeel van een drugsketen is geweest en dat zijn woning onder meer als bereidings- en verwerkingsplaats van harddrugs is gebruikt. Hoewel verdachte een onmisbare rol heeft vervuld, is het niet aannemelijk geworden dat hij de grote man, het brein, binnen de keten was. Het hof houdt daarom ten gunste van verdachte rekening met deze beperktere rol.
Niettemin heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de internationale handel in harddrugs. De samenleving ondervindt schade door velerlei vormen van criminaliteit die worden teweeggebracht door zowel de gebruikers van drugs als de georganiseerde misdaad die achter de drugsverkoop schuilgaat. Daarnaast leveren harddrugs voor de gebruikers aanzienlijke gezondheidsrisico’s op. Verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij deze negatieve effecten voor anderen en heeft kennelijk alleen zijn eigen financieel gewin voor ogen gehad.
Het hof heeft gelet op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor misdrijven uit de Opiumwet. Dit betreffen echter veroordelingen van langer geleden, te weten uit 2011 en 1999. Het hof weegt deze eerdere veroordelingen dan ook niet ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting door de raadsman en verdachte in hoger beroep naar voren zijn gebracht, te weten in het bijzonder de omstandigheid dat hij de zorg draagt voor zijn zieke vader en broer, zoals blijkt uit het overgelegde zorgplan betreffende de vader van verdachte en de zorgovereenkomst aangaande verdachtes broer. Het hof begrijpt daaruit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook anderen dan de verdachte zelf negatief zal treffen.
In het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde is het hof echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andersoortige straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Mede gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken en de straffen die in vergelijkbare situaties worden opgelegd, acht het hof – gelijk de advocaat-generaal – oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Met het voorwaardelijke strafdeel wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Overeenkomstig het imperatief bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen en voorwerpen, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • € 1.700, goednummer 2168246;
  • € 500, goednummer 2168244;
  • € 170, goednummer 2168234;
  • Telefoontoestel, kleur zwart, merk Nokia, goednummer 2168241;
  • Telefoontoestel, kleur zwart, merk Condor, goednummer 2168227;
  • Telefoontoestel, kleur zwart, merkt Nokia, goednummer 2168226;
  • Telefoontoestel, kleur zwart, merk Energizer, goednummer 2168229;
  • Telefoontoestel, kleur zwart, merk Nokia, goednummer 2168217.
Heft op het reeds geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 14 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.C. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij op andere wijze bepaald, verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Hart van Brabant, Basisteam Groene Beemden, registratienummer PL2000-2020058087, afgesloten d.d. 29 mei 2020 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 318), nader te noemen: het politiedossier. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.