ECLI:NL:GHSHE:2022:3834

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
20-000871-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake meerdere inbraken en diefstallen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1964, was betrokken bij meerdere inbraken en diefstallen, waaronder de diefstal van sieraden en andere goederen uit woningen in verschillende gemeenten. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, waarbij het hof de vorderingen van benadeelde partijen heeft behandeld en de bewijsvoering heeft beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende feiten, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van €20.740,00 aan materiële schade aan [benadeelde 1]. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is eveneens toegewezen, waardoor de verdachte een gevangenisstraf van 57 dagen moet ondergaan. Het hof heeft de vorderingen van andere benadeelde partijen, zoals [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5], beoordeeld en in sommige gevallen niet-ontvankelijk verklaard of slechts gedeeltelijk toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000871-20
Uitspraak : 1 november 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 19 maart 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-879225-19, de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-845166-18, 01-860051-19 en 01-860246-19, en de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i.-zaaknummer 99-000357-28, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • ‘Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Diefstal in vereniging’ (
  • ‘Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Schuldheling’ (
  • ‘Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
  • ‘Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder parketnummer 01-860246-19, onder 6, tenlastegelegde. De rechtbank heeft het onder parketnummer 01-845166-18, onder 3, tenlastegelegde feit afgesplitst.
Voorts heeft de rechtbank beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] .
Ten slotte heeft de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling met v.i.-zaaknummer 99-000357-28 toegewezen en de tenuitvoerlegging gelast van de gevangenisstraf voor de duur van 57 dagen, die als gevolg van de regeling voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer was gelegd.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van € 110,00 aan materiële schadevergoeding. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van haar vordering, zodat die vordering in zoverre niet aan het oordeel van het hof onderworpen is.
Voorts is door de rechtbank het onder parketnummer 01-845166-18, onder 3, tenlastegelegde feit afgesplitst, zodat ook dat feit niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het namens de verdachte ingestelde hoger beroep is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak van hetgeen onder parketnummer 01-860246-19, onder 6, aan de verdachte is tenlastegelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het onder parketnummer 01-879225-19, onder 1 en 3 tenlastegelegde en het onder parketnummer 01-860246-19, onder 7 tenlastegelegde, ter zake van welke feiten de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten slotte is verweer gevoerd tegen (onderdelen van) de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] . Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] heeft de raadsvrouw bepleit dat het hof zal beslissen conform de beslissing van de rechtbank.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-879225-19
1.
hij op of omstreeks 19 november 2018 te Nijkerk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer sieraden en/of een Fritzbox en/of een televisiekastje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden en/of Fritzbox en/of televisiekastje onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2.
hij op of omstreeks 21 november 2018 te Pannerden, gemeente Zevenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een, armband(en) en/of een ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen armbanden en/of ketting onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
3.
hij op of omstreeks 22 november 2018 te Bemmel, gemeente Lingewaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld/goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming een raam heeft ingeslagen en/of vernield en/of een (hang)slot heeft verbroken en/of vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op of omstreeks 6 december 2018, te Schijndel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een zonnebril en/of twee, althans een horloge(s) en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of siera(a)d(en) en/of zonnebril en/of horloge(s) en/of portemonnee onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
5.
hij op of omstreeks 11 januari 2019 te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (Mercedes Benz), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
6.
hij op of omstreeks 17 januari 2019 te Voorthuizen, gemeente Barneveld, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld/goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming een ruit heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 01-845166-18 (gevoegd)
1.
Hij op of omstreeks 23 november 2017, te Eersel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning gelegen aan [adres 2] , sieraden, een of meerdere horloge(s) en/of een nagelschaar, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen sieraden en/of nagelschaar onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
2.
hij op of omstreeks 5 december 2017 te Vught, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, uit een woning gelegen aan [adres 3] , een of meerdere goed(eren), die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , weg te nemen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een rolluik en/of een raam heeft opengebroken en/of (vervolgens) voornoemde woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 01-860051-19 (gevoegd)
1.
hij, op of omstreeks 4 januari 2019, te 's-Hertogenbosch en/of Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, een goed, te weten een personenauto (merk Volvo, type XC60) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak met parketnummer 01-860246-19 (gevoegd)
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Budel, gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8] , weg te nemen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld/goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming een of meer ramen heeft ingeslagen en/of vernield en/of een slot van een poort heeft verbroken en/of vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Budel, gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een horloge en/of een edelsteen en/of een tabaksdoos en/of een bijouteriedoos en/of een of meer munten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of siera(a)d(en) en/of horloge en/of edelsteen en/of tabaksdoos en/of bijouteriedoos en/of munt(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
3.
Hij op of omstreeks 22 januari 2019 te ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld en/of (een) (auto)sleutel(s) en/of een auto (Toyota Auris), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of sleutel(s) en/of auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
4.
hij op of omstreeks 28 januari 2019 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer autosleutel(s) en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer horloge(s) en/of een of meer munt(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen autosleutel(s) en/of siera(a)d(en) en/of horloge(s) en/of munt(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
5.
hij op of omstreeks 05 februari 2019 te Sleeuwijk, gemeente Altena, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld en/of een of meer siera(a)d(en) en/of een kussensloop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of siera(a)d(en) en/of kussensloop onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
7.
Hij op of omstreeks 06 februari 2019 te Cuijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een KPN-box en/of een kastje van een gehoorapparaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen KPN-box en/of kastje onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
terwijl ten aanzien van de hiervoor vermelde feiten geldt dat tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de navolgende tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Parketnummer 01-879225-19 onder 2 (inbraak te Pannerden)
Ten aanzien van de onder parketnummer 01-879225-19, onder 2, tenlastegelegde inbraak te Pannerden, is door [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een inbraak, gepleegd op 21 november 2018 tussen 8.00 en 13.30 uur, waarbij twee armbanden en een ketting zijn weggenomen. Uit een verklaring van getuige en buurvrouw [getuige 1] blijkt dat er op die dag tussen 13.15 uur en 13.30 uur een auto voor haar woning is gestopt met daarin twee mannen, van wie er een bij haar naar binnen kijkt en lijkt te schrikken wanneer hij wordt opgemerkt door [getuige 1] . Getuige [getuige 2] verklaart over twee mannen die zij zoekend heeft zien rondkijken bij verschillende woningen in dezelfde buurt. Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 24] en [verbalisant 25] blijkt dat uit de beschikbare camerabeelden blijkt dat een donkergrijze Volkswagen met het kenteken [kenteken 1] is gestopt in [adres 4] en dat de bijrijder is uitgestapt.
Naar het oordeel van het hof is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om de conclusie te rechtvaardigen dat het de verdachte is geweest die zich (mede) schuldig heeft gemaakt aan voormelde woninginbraak. Getuige [getuige 2] en getuige [getuige 1] geven signalementen op die niet alleen betrekkelijk algemeen zijn maar ook onderling van elkaar afwijken, zodat geen eenduidig beeld gevormd kan worden van de waargenomen persoon of personen. Dat ter plaatse een Volkswagen is gezien die twee dagen eerder door de verdachte en zijn mededader is gebruikt bij een woninginbraak in Nijkerk, levert onvoldoende bewijs op dat de verdachte (ook) deze woninginbraak heeft (mede)gepleegd.
Parketnummer 01-879225-19 onder 5 (diefstal Mercedes te Den Dungen)
Ten aanzien van het onder parketnummer 01-879225-19, onder 5, tenlastegelegde, blijkt uit de aangifte van [benadeelde 2] dat zijn Mercedes met kenteken [kenteken 2] is gestolen op 11 januari 2019 te Den Dungen tussen 13.45 en 14.45 uur. Deze Mercedes is weggenomen van een terrein dat grenst aan de [straat 1] . Uit het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van camerabeelden blijkt dat aan de overzijde van de [straat 1] , de verdachte (bestuurder) en zijn broer [medeverdachte] (bijrijder) aan komen rijden en op een parkeerterrein parkeren. Dit wordt door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook erkend. Op de beelden is te zien dat de verdachte uitstapt en naar de [straat 1] loopt in de richting van het terrein van aangever, dat aan de overzijde van de [straat 1] gelegen is. Korte tijd later is aan de overzijde van de weg een Mercedes te zien die vanuit de richting van het terrein van aangever komt rijden en rechtsaf de [straat 1] oprijdt. [medeverdachte] stapt vervolgens in als bestuurder van de auto waarmee hij en de verdachte zijn aangekomen op het parkeerterrein en rijdt linksaf de [straat 1] op (in dezelfde richting als de Mercedes).
Hoewel uit het vorengaande volgt dat de verdachte ten tijde van de diefstal in de buurt is geweest van het terrein van aangever, is naar het oordeel van het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om te kunnen concluderen dat de verdachte de diefstal heeft (mede)gepleegd, nu op de camerabeelden niet wordt waargenomen dat en door wie de Mercedes wordt weggenomen.
Parketnummer 01-860051-19 (opzet- c.q. schuldheling Volvo XC60)
Ten aanzien van de onder parketnummer 01-860051-19 tenlastegelegde opzet- c.q. schuldheling, blijkt uit het dossier dat de verdachte op 4 januari 2019 wordt aangetroffen in een Volvo XC60 met het (valse) kenteken [kenteken 3] . Deze Volvo is op 3 januari 2019 bij de woning van aangever [betrokkene 3] weggenomen. Gevraagd naar de herkomst van de Volvo, verklaart de verdachte dat hij deze van [betrokkene 4] heeft gekregen omdat deze voor zo’n € 80.000,00 aan goederen van de verdachte heeft gestolen. Hoewel [betrokkene 4] het door de verdachte geschetste scenario ontkent is er naar het oordeel van het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling van voormelde Volvo XC60 te komen, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van de verkrijging van de auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen personenauto betrof. Het enkele feit dat de verdachte in de auto wordt aangetroffen zonder papieren, maar met autosleutel, is daarvoor niet voldoende.
Parketnummer 01-860246-19 onder 2 (inbraak te Budel)
Ten aanzien van het onder parketnummer 01-860246-19, onder 2, tenlastegelegde, blijkt uit de door [slachtoffer 9] gedane aangifte dat op 21 januari 2019 om 13.42 uur in haar woning een inbraak heeft plaatsgevonden waarbij onder meer geld, sieraden en een horloge zijn weggenomen.
Op camerabeelden – afkomstig van [adres 5] is een grijze Mercedes te zien met een trekhaak en opengewerkte velgen, die tussen 12.48 uur en 13.14 uur meerdere keren langs het huisnummer van aangeefster rijdt. Ook wordt waargenomen dat er een man aan de overkant van de straat loopt in de richting van het huis van aangeefster en een andere man langs loopt met versnelde pas. De verbalisant relateert dat er tussen de personen die eerder bij een poging tot inbraak in Budel zijn herkend als de gebroeders [verdachte] en deze personen diverse overeenkomsten zitten. Bij die inbraak is ook een Mercedes met een trekhaak en opengewerkte velgen waargenomen. De verbalisant heeft aan de hand van de camerabeelden niet kunnen waarnemen dat en door wie een inbraak bij aangeefster is gepleegd, aangezien er geen zicht is op de woning van aangeefster. Ook is van de Mercedes geen kenteken zichtbaar. Weliswaar volgt uit het dossier dat de verdachte en zijn broer soms gebruikmaken van een vergelijkbare Mercedes, maar naar het oordeel van het hof is niet duidelijk of – en in hoeverre – een trekhaak en opengewerkte velgen op dat type auto onderscheidend vermogen hebben. Tot slot is niet duidelijk in hoeverre de verdachte binnen het gegeven signalement van de personen op de camerabeelden past. Een van de personen is weliswaar kaal, maar overigens ontbreekt een beschrijving van specifieke of onderscheidende kenmerken die leiden tot de conclusie dat het de verdachte moet zijn geweest die zich aldaar in de buurt van de woning bevond. Gelet op het vorengaande is het hof van oordeel dat het bewijs tekortschiet om tot een bewezenverklaring te komen van voormelde inbraak.
Parketnummer 01-860246-19 onder 3 (inbraak en diefstal Toyota te ’s-Hertogenbosch)
Ten aanzien van het onder parketnummer 01-860246-19, onder 3, tenlastegelegde, blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 10] dat er op 22 januari 2019 in zijn woning te ’s-Hertogenbosch is ingebroken waarbij onder meer zijn autosleutels zijn weggenomen, waarna ook zijn Toyota Auris is weggenomen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft camerabeelden van een beveiligingscamera op de [straat 2] te ‘s-Hertogenbosch bekeken en beschreven. Op deze beelden was/waren de verdachte(n) te zien van een diefstal van een personenauto. Verbalisant [verbalisant 2] heeft de verdachte op deze beelden herkend. Hij herkent de verdachte op de bewegende beelden aan zijn postuur en kledingdracht, en op de bij het proces-verbaal van herkenning gevoegde print aan zijn gelaat met bril.
Het hof stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de beoordeling van herkenningen. Dit geldt te meer wanneer een herkenning het enige bewijsmiddel is dat de betrokkenheid van een verdachte bij het tenlastegelegde feit kan aantonen. Het komt er bij de beoordeling van het bewijs op aan dat kan worden getoetst of de door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daarover overweegt het hof dat in dit geval onduidelijk is hoe de verbalisant de conclusie, inhoudende dat de verdachte de persoon op de camerabeelden is, heeft kunnen trekken.
Hoewel de beelden naar het oordeel van het hof op zichzelf beschouwd duidelijk zijn, is daarop het gezicht van de tweede persoon, die als de verdachte is herkend, niet of nauwelijks te zien. Bovendien zijn de beelden donker. Hierdoor zijn vrijwel geen duidelijke en specifieke onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar op grond waarvan naar het oordeel van het hof een herkenning van de verdachte zou kunnen plaatsvinden. Het hof acht de door de verbalisant gedane herkenning dan ook onvoldoende betrouwbaar om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het bewijs tekortschiet om tot een bewezenverklaring te komen van voormelde inbraak.
Resumé
Nu het hof niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat de verdachte voormelde feiten heeft begaan, zal het hof de verdachte daarvan vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 1, 3, 4 en 6, het in de zaak met parketnummer 01-845166-18 onder 1 en 2 en het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 1, 4, 5 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 01-879225-19
1.
hij op 19 november 2018 te Nijkerk, tezamen en in vereniging met een ander, sieraden en een Fritzbox en een televisiekastje, die toebehoorden aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak.
3.
hij op 22 november 2018 te Bemmel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een raam heeft ingeslagen en een hangslot heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op 6 december 2018, te Schijndel, geld en sieraden en een zonnebril en twee horloges en een portemonnee, die toebehoorden aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
6.
hij op 17 januari 2019 te Voorthuizen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig goed, dat toebehoorde aan [slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een ruit heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 01-845166-18 (gevoegd)
1.
hij op 23 november 2017 te Eersel, uit een woning gelegen aan [adres 2] , sieraden, een horloge en een nagelschaar, die toebehoorden aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2.
hij op 5 december 2017 te Vught, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, uit een woning gelegen aan [adres 3] , een of meerdere goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 7] , weg te nemen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een rolluik en een raam heeft opengebroken en vervolgens voornoemde woning heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 01-860246-19 (gevoegd)
1.
hij op 21 januari 2019 te Budel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om enig goed, dat toebehoorde aan [slachtoffer 8] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, ramen heeft vernield en een slot van een poort heeft verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op 28 januari 2019 te Nuenen, tezamen en in vereniging met een ander, autosleutels en sieraden en horloges en munten, die toebehoorden aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak.
5.
hij op 5 februari 2019 te Sleeuwijk, tezamen en in vereniging met een ander, geld en sieraden en een kussensloop, die toebehoorden aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak.
7.
hij op 6 februari 2019 te Cuijk, een KPN-box en een kastje van een gehoorapparaat, die toebehoorden aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
terwijl ten aanzien van de hiervoor vermelde feiten geldt dat tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 01-879225-19
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de Districtsrecherche Helmond, registratienummer 20190421.2155.3111, onderzoek ‘Bossier’ (OB3R019011), gesloten d.d. 14 mei 2019 door verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 1219).
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Parketnummer 01-879225-19, feit 1 (inbraak te Nijkerk)
Met betrekking tot het onder parketnummer 01-879225-19, onder 1, bewezenverklaarde volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande door of namens hem nadien geen vrijspraak is bepleit, met een opgave van de bewijsmiddelen ingevolge artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 oktober 2022;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 november 2018, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [benadeelde 1] (dossierpagina 363 tot en met 373, inclusief goederenbijlagen).
Parketnummer 01-879225-19, feit 3 (poging tot inbraak te Bemmel)
Met betrekking tot het onder parketnummer 01-879225-19, onder 3, bewezenverklaarde volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande door of namens hem nadien geen vrijspraak is bepleit, met een opgave van de bewijsmiddelen ingevolge artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 oktober 2022;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 november 2018, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] (dossierpagina 513 tot en met 514).
Parketnummer 01-879225-19, feit 4 (inbraak te Schijndel)
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2018 (dossierpagina 541 tot en met 547, inclusief goederenbijlagen), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 3] :
Ik, verbalisant kwam ter plaatse van het misdrijf te [adres 6] bij een persoon die mij opgaf te zijn [slachtoffer 3] . Hij deed aangifte en verklaarde het volgende. Op donderdag 6 december 2018 te 09:30 uur heb ik [
het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 3]] de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op donderdag 6 december 2018 te 17:40 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat er in de woning was ingebroken en dat er enig goed was weggenomen. Ik zag namelijk dat een ruit in het keukenraam vernield was en dat de keukenraam openstond. Ik zag dat er glasscherven op de stoep en op de keukenvloer lagen. Op de eerste verdieping zag ik dat er kasten en lades openstonden op mijn slaapkamer en op de slaapkamer van mijn zoon. Ik zag dat er dozen op de vloer lagen en dat er sieraden en geld weggenomen was.
Hierbij werd het goed [
het hof begrijpt: de goederen], zoals genoemd op de bijlage [
het hof begrijpt: bijlagen] goederen, weggenomen.
(bijlagen goederen)
Goednummer: PL2100-2018246889-1438872
Object: Oorsieraad
Aantal: 4 stuks
Eigenaar: [slachtoffer 3] , [adres 6]
(…)
Goednummer: PL2100-2018246889-1449424
Bijzonderheden: Ray Ban zonnebril, rond
(…)
Goednummer: PL2100-2018246889-1449438
Merk/type: Seiko
Bijzonderheden: herenhorloge
(…)
Goednummer: PL2100-2018246889-1449439
Bijzonderheden: Dames horloge Michael Kors rosé/goud
(…)
Goednummer: PL2100-2018246889-1449447
Object: geld
Totale hoeveelheid: 150 EUR
(...)
Goednummer: PL2100-2018246889-1449448
Object: portemonnee
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 9 april 2019 (dossierpagina 566 tot en met 567), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 3] :
Ik ben samen met mijn vrouw uitgenodigd voor een kijkavond op het politiebureau in Den Bosch. Dit in verband met een gepleegde woninginbraak in mijn woning in Schijndel [
het hof begrijpt: op 6 december 2018]. Ik zag dat er diverse sieraden en munten lagen uitgestald op het politiebureau verdeeld over diverse tafels. Ik zag op de tafels munten liggen die ik herken. Dergelijke munten zijn weggenomen uit mijn woning. Ik zag een 10 gulden munt (met het nummer H01.SK.2.1.17), een rijksdaalder met het nummer H01.SK.2.1.18 en een dubbeltje (Wilhelmientje) met het nummer H01.SK.4.1.74 liggen. Dergelijke munten zijn uit mijn woning gestolen. Deze munten zaten in een zwarte pot op een kast in de grote slaapkamer op de eerste etage.
3.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 februari 2019 (dossierpagina 16 tot en met 31)
Op woensdag 20 februari 2019, ben ik, ondergetekende, hoofdagent van politie, vergezeld van genoemde opsporingsambtenaren binnengetreden in de woning gelegen aan [adres 7] [
het hof: blijkens de SKDB betreft dit de woning van [medeverdachte]].
INBESLAGNEMING
Tijdens de doorzoeking werden de navolgende goederen aangetroffen en in beslag genomen.
SLAAPKAMER 2 (SK2)
In een lade van een nachtkastje aan de linkerzijde als je voor het bed staat, vond collega [verbalisant 4] meerdere sieraden zoals horloges, kettingen, armbandjes en bijouterie (foto 7 en 8). De sieraden en bijouterie werden in beslag genomen voor waarheidsvinding.
Onder in een inbouwkast aan de rechterzijde als je via de deur de slaapkamer binnen komt, vond collega [verbalisant 5] meerdere sieraden zoals horloges, kettingen, armbandjes en bijouterie in een doosje met bloemenmotief. (foto 9 en 10). De sieraden en bijouterie werden in beslag genomen voor waarheidsvinding.
SLAAPKAMER 4 (SK4)
Onderin een inbouwkast aan de rechterzijde als je via de deur de slaapkamer binnen komt, vond collega [verbalisant 4] meerdere sieraden zoals horloges, kettingen, armbandjes en bijouterie in een roodkleurige mand (foto 11). De sieraden en bijouterie werden in beslag genomen voor waarheidsvinding.
4.
Een ander geschrift, betreffende een lijst met voorwerpen (dossierpagina 42 tot en met 47)
H.01 [straat 3] [
het hof begrijpt gelet op dossierpagina 8: de Excellijst H.01 bevattende de in beslag genomen goederen tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] aan [adres 7] op 20 februari 2019]
 H01.SK.2.1.17: zilveren munten, 4 stuks zilveren tientjes
 H01.SK.2.1.18: zilveren munten, 2 stuks zilveren 2,5 gulden
 H01.SK.4.1.74: munt, 1 dubbeltje
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2018 (dossierpagina 548 tot en met 551), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Het onderzoek is verricht in een woning (2-onder-1-kap) aan de [adres 6] .
(...)
Gezien vanuit de tuin achter de woning en kijkend in de richting van de woning (achtergevel) bevond zich links in de achtergevel van de woning een draaikiepraam. Rechts van het draaikiepraam bevond zich een buitendeur. Beiden behoorden tot de keuken.
(...)
Na de ontdekking van de inbraak was de tuinpoort niet afgesloten en beschadigd, was het cilinderslot onbeschadigd en de sluitkom verbogen, was van het draaikiepraam van de keuken de onderste ruit, aan de zijde van de raamboom verbroken en uit het frame, stond het draaikiepraam in de draaistand open
(...)
In de ouderslaapkamer zag ik op de kastdeur, ongeveer 50 centimeter vanaf de vloer, vermoedelijk bloed. Dit bloed werd, door mij, middels een wattenstaafje met demiwater bemonsterd ten behoeve van DNA-onderzoek. De bemonstering werd door mij veiliggesteld voor nader onderzoek en voorzien van Sporen Identificatie Nummer AALC8914NL.
6.
Een deskundigenverslag in de zin van artikel 344, eerste lid en onder 4, van het Wetboek van Strafvordering, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 4 januari 2019 (dossierpagina 556 tot en met 565, inclusief bijlage) opgemaakt door de NFI-deskundige ing. S. Tuinman en voor zover inhoudende:
Rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Schijndel op 6 december 2019.

Resultaten

SIN AALC8914NL#01, bloed. Afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man. Celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte] , Matchkans: kleiner dan één op één miljard. DNA-profielcluster: 1951

DNA profielcluster: 1951.

DNA-identiteitszegel AALC8914NL#01;
Onderzoeksmateriaal: bloedspoor;
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard;
Opname DNA- databank: 31 december 2018
Onderzoeksmateriaal: een referentiemonster bloed van [verdachte] , geboren [geboortedag] 1964 [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte];
Opname DNA-databank: 7 april 1998.
Parketnummer 01-879225-19, feit 6 (poging tot inbraak te Voorthuizen)
7.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2019 (dossierpagina 658 tot en met 660), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 4] :
Ik doe aangifte van (poging) diefstal uit mijn woning door middel van braak. Ik woon aan [adres 8] . Dit betreft een vrijstaande woning. Op 17 januari 2019 omstreeks 14:15 uur verlieten wij onze woning. Alles was toen met slot afgesloten. Het viel ons op dat toen wij met de auto wegreden er tussen de woningen van familie [familienaam 1] en familie [familienaam 2] er een zilvergrijze Mercedes geparkeerd stond, het was een mooie auto met een Nederlands kenteken. Ik zag dat de neus van de auto richting de [straat 4] stond. Ik kan de bestuurder als volgt omschrijven:
- Man
- Blanke huidskleur
- ongeveer 50 jaar oud
- Droeg een pet
Rond 16:00 uur kwamen wij terug bij onze woning. . Mijn vrouw is de woning ingelopen. Het viel mijn vrouw op dat de schuifpui open stond. Deze was dicht toen wij de woning verlieten en onderin de schuifpui leggen wij een stok zodat deze niet van buiten te openen is. Deze stok lag nu binnen voor de schuifpui. Ik ben de woning doorgelopen en zag het volgende:
Aan de rechterzijde van de woning, achterin, zit een badkamer. Ik zag dat een bovenraam aan de rechterzijde van de kamer open stond. Ik zag dat de ruit in dit raam beschadigd was. Ik zag dat er glas delen uit deze ruit in de badkamer lagen. Ik zag dat het raam gestut was door een tak, welke leunde op het dak van de schuur achter onze woning. Ik zag dat het sluitwerk van het raam er uit getrokken was. Ik zag dat de kraan rechts in de hoek van de kamer maximaal stroomde. De wasbak loopt niet zo snel door als het water erin kwam en ik zag dat er een laag water in stond. Ik zag dat er een verpakking Glassex in deze wasbak lag. Hier zat eerder nog een laagje vloeistof in. Nu was deze leeg. Aan de badkamer zit een deur naar de achtertuin. Ik zag bij controle dat er een voetafdruk ter hoogte van het slot van deze deur zat. Aan deze badkamer zit onze slaapkamer. Ik zag dat er diverse kastdeuren in de slaapkamer waren geopend.
8.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 22 januari 2019 (dossierpagina 669 tot en met 673), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Op vrijdag 18 januari 2019 om 09:30 uur, werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Oost-Nederland een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gekwalificeerde diefstal in/uit woning. De woning is gelegen aan [adres 8] .
Aan de achterzijde van de woning zag ik een bovenlicht welke toegang gaf tot de badkamer gelegen op de begane grond. Ik zag in de sluitnaad aan de onderzijde diverse indrukken/beschadigingen welke vermoedelijk waren veroorzaakt door de krachtinwerking van het wrikken/breken met een breek-/steekvoorwerp. Ik zag dat de dubbele beglazing was vernield/verbroken en er 2 gaten in aanwezig waren. Ik zag dat de 2 gaten zich ter hoogte van de combi-uitzetijzers aan de binnenzijde van het raam bevonden.
In de badkamer zag ik een wastafel waarin een flacon glasreiniger lag. Ik zag dat de dop met spuitmond los naast de flacon lag. Ik zag in de flacon en in de aanvoerbuis van de spuitmond een blauwe vloeistof, vermoedelijk de glasreiniger. De aangever verklaarde dat de wasbak tot de noodoverloop was gevuld. De flacon en spuitmond hadden volledig onder water gelegen. Na onderzoek middels scheerlicht zag ik geen bruikbare sporen. Onder de wasbak zag ik een vloerkleed met hoogpolig tapijt. Na onderzoek middels scheerlicht zag ik een rode substantie. mogelijk bloed, tussen de haren van het tapijt. Middels een wattenstaafje heb ik het bloed bemonsterd, veiliggesteld, gewaarmerkt en benoemd als SIN: AAML2222NL. Na testen middels tetrabase kreeg ik een positieve indicatie op bloed. De aangevers verklaarden dat het kleed schoon was geweest en zij zich niet konden herinneren dat er iemand op had gestaan welke mogelijk bloed was verloren.
9.
Een deskundigenverslag in de zin van artikel 344, eerste lid en onder 4, van het Wetboek van Strafvordering, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 12 februari 2019 (dossierpagina 676 tot en met 683, inclusief bijlage) opgemaakt door de NFI-deskundige ing. S. Redeker en voor zover inhoudende:
DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Voorthuizen op 17 januari 2019.

Resultaten

SIN AAML2222NL#01, bloed. DNA-profiel van een man. Celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte] , Matchkans: kleiner dan één op één miljard. DNA-profielcluster: 1951

DNA profielcluster: 1951.

DNA-identiteitszegel AAML2222NL#01;
Onderzoeksmateriaal: bloedspoor;
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard;
Opname DNA- databank: 8 februari 2019
Onderzoeksmateriaal: een referentiemonster bloed van [verdachte] , geboren [geboortedag] 1964 [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte];
Opname DNA-databank: 7 april 1998.
Bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 01-845166-18 (gevoegd)
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Meierij, registratienummer PL2100-2018059430-Z, gesloten d.d. 29 maart 2018 door verbalisant [verbalisant 8] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 76).
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Parketnummer 01-845166-18, feit 1 (inbraak te Eersel)
10.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2017 (dossierpagina 22 tot en met 27, inclusief goederenbijlage), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 5] :
Ik doe aangifte van diefstal met braak in mijn woning. Ik woon samen met mijn partner op [adres 2] . Op 23 november 2017 omstreeks 09.30 uur verliet ik samen met mijn partner de woning om boodschappen te doen. Ik heb de woning afgesloten en opgeruimd achtergelaten. Op 23 november 2017 omstreeks 13.30 uur kwamen mijn partner en ik thuis van het boodschappen doen. (...) Toen wij via de garage de trap omhoog gingen en via de gang de woonkamer binnenstapte zag ik dat in de woning was ingebroken. Ik zag dat een raam open stond en was ingeslagen. Ik zag dat er zowel glasscherven binnen als buiten in de woning lagen bij het raam. Het raam is gelegen aan de achterzijde van de woning aan de achtertuin en geeft toegang tot de woonkamer nabij de boekenkast. Ik zag dat er een groot gat in de ruit zat en het slot van het raam kapot was. Het raam was afgesloten middels dit slot. Ik zag dat de helft van het slot nog aan het houten kozijn hing en de andere helft buiten in de achtertuin lag op de klinkers. (...) Toen ik naar de eerste etage van de woning ging zag ik dat er twee kamers overhoop waren gehaald. Ik zag dat in de werkkamer de kast open stond en er een aantal boeken op de grond lag. Ik zag dat in de slaapkamer de twee kasten overhoop waren gehaald. Ik zag dat er een hoop goederen op de grond en het tweepersoonsbed lagen. Ik zag dat er verschillende sieraden uit doosjes waren weggenomen. De doosjes lagen open op mijn bed en kast.
11.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 30 november 2017 (dossierpagina 38 tot en met 39), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 5] :
Op donderdag 23 november 2017 is er in mijn vrijstaande woning, gelegen aan [adres 2] ingebroken. Ik zag dat een paar gouden en een paar zilveren manchetknopen was weggenomen. Deze manchetknopen lagen in een zilveren doosje op de commode. Dit doosje is ook meegenomen. De gouden manchetknopen heb ik destijds aangeschaft voor 142 gulden. In het weggenomen doosje zaten ook twee nagelschaartjes die samen de aanschafwaarde hadden van 18 euro. Wat er ook is weggenomen is een bijouteriedoosje die in de bovenste lade van de commode lag. Daarin zaten een paar oorknoppen met als bijzonderheid dat het cult. parels waren en hadden destijds een aanschafwaarde van 59 gulden. In het doosje zat ook een paar gouden oorclips van het merk Cartier en hadden destijds een aanschafwaarde van 335 gulden. Ook een Rolex 99330 horloge met de aanschafwaarde van 225 gulden zat in het doosje samen met een gouden zirkonia ring, een goudkleurige monet speld, een paar goudkleurige monet oorstekers, een gouden trouwring met daarin de inscriptie ‘miny 2-3-1968’ en een paar zilveren Djoka manchetknopen afkomstig uit Nederlands-Indië. Van de zirkonia ring, monet speld, oorstekers, trouwring en Djoka manchetknopen weet ik de aanschafwaarde niet meer. Ik zag dat er twee broches van het merk Langani waren weggenomen. Een had een bruine steen en een had een blauwe steen. (...) Onder die sieraden stond een doosje. Uit dat doosje zijn wel een gouden ring met drie diamantjes en ene gouden ring met een gele steen weggenomen.
12.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 24 november 2017 (dossierpagina 44 tot en met 45), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
Op vrijdag 24 november 2017 om 09:08 uur, werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Oost-Brabant een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gekwalificeerde diefstal in een woning (vrijstaand) te [adres 2] , gepleegd tussen 23 november 2017 te 09:30 uur en 23 november 2017 te 13:30 uur. (...) Het kantelraam bevond zich in de achtergevel ter hoogte van de woonkamer. Op het glas van het kantelraam zag ik twee vette vegen. Deze bevonden zich aan den binnenzijde. Aangezien men het raam moest kantelen om naar binnen te kunnen klimmen was het goed mogelijk dat men het glas met hoofd of lichaam aangeraakt had waarna de vegen ontstaan waren. Derhalve heb ik de vette vegen bemonsterd met een wattenstaafje en deze gewaarmerkt en voorzien van SIN AAKS0688NL.
13.
Een deskundigenverslag in de zin van artikel 344, eerste lid en onder 4, van het Wetboek van Strafvordering, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 14 december 2017 (dossierpagina 48 tot en met 54, inclusief bijlage) opgemaakt door de NFI-deskundige A.I. Berghout MSc en voor zover inhoudende:
NFI-rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Eersel op 23 november 2017.

Resultaten

SIN AAKS0688NL#01, epitheel. Afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man. Celmateriaal kan afkomstig zijn van: [verdachte] (zie ‘DNA-databank). Matchkans: kleiner dan één op één miljard. DNA-profielcluster: 1951

DNA profielcluster: 1951.

DNA-identiteitszegel AAKS0688NL#01;
Onderzoeksmateriaal: bemonstering;
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard;
Opname DNA- databank: 13 december 2017
Onderzoeksmateriaal: een referentiemonster bloed van [verdachte] , geboren [geboortedag] 1964 [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte];
Opname DNA-databank: 7 april 1998.
Parketnummer 01-845166-18, feit 2 (poging tot inbraak te Vught)
14.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 januari 2018 (dossierpagina 4 tot en met 6), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] :
Ik doe aangifte namens mijn ouders woonachtig aan [adres 3] . Op 5 december 2017 zag ik dat ik gebeld werd door de meldkamer beveiliging. (...) Ik hoorde dat beveiligingsbedrijf [bedrijf] bij de woning van mijn ouders stond en dat er was ingebroken. (...) Datum en tijd alarmmelding: 5 december 2017 te 13:22 uur (...) Ik zag ter plaatse dat een rolluik aan de achterzijde van de woning was verbroken en deels op de grond lag. Ik zag dat er vervolgens een raam was opengebroken. Ik zag dat in de woning dat er in de slaapkamer van mijn ouders een portemonnee op bed lag. Deze portemonnee lag in een kast welke in diezelfde kast staat. Ik zag dat de lade van deze kast openstond. (...) Plaats delict: woning, vrijstaand.
15.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning/bedrijf d.d. 7 december 2017 (dossierpagina 9 tot en met 10), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
In de vaste ruit bevond zich ter hoogte van de sluiting van het draai-kiepraam een opening met een diameter van ongeveer 13 cm. Via de opening kon middels handreiking het raam worden ontsloten, geopend en de woning kon worden binnengeklommen. Op het draai kiepraam zag ik een “vettige” afdruk met een diameter van ongeveer 3 cm mogelijk veroorzaakt door huidcontact. De afdruk werd bemonsterd.
SIN: AAIO7760NL, epitheel.
Wijze van veiligstellen: wattenstaafje.
Plaats veiligstellen: draai-kiepraam plaats binnenkomst.
16.
Een deskundigenverslag in de zin van artikel 344, eerste lid en onder 4, van het Wetboek van Strafvordering, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 11 januari 2018 (dossierpagina 13 tot en met 19, inclusief bijlage) opgemaakt door de NFI-deskundige ing. A.P.M. [familienaam 1] en voor zover inhoudende:
DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Vught op 5 december 2017.

Resultaten

SIN: AAIO7760NL#01, epitheel, celmateriaal kan afkomstig zijn van: [verdachte] (zie DNA-databank’). matchkans: kleiner dan één op één miljard. DNA-profielcluster: 1951.

DNA profielcluster: 1951.

DNA-identiteitszegel AAIO7760NL#01;
Onderzoeksmateriaal: bemonstering;
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard;
Opname DNA- databank: 3 januari 2018
Onderzoeksmateriaal: een referentiemonster bloed van [verdachte] , geboren [geboortedag] 1964 [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte];
Opname DNA-databank: 7 april 1998.
Bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 01-860246-19 (gevoegd)
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de Districtsrecherche Helmond, registratienummer 20190421.2155.3111, onderzoek ‘Bossier’ (OB3R019011), gesloten d.d. 14 mei 2019 door verbalisant [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 1219).
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Parketnummer 01-860246-19, feit 1 (poging tot inbraak te Budel)
17.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 januari 2019 (dossierpagina 690 tot en met 692), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 8] :
Ik ben de bewoner van [adres 16] . Op maandag 21 januari 2019, omstreeks 12:45 uur, kwam ik thuis. Ik zag toen dat het keukenraam kapot was. Ik zag dat er een gat in raam was geslagen ter hoogte van de sluiting. Ik zag dat het raam openstond. Deze zat dicht toen mijn vrouw de woning had verlaten. Mijn vrouw heeft op 21 januari 2019 om 12:26 uur de woning intact en afgesloten verlaten. Omstreeks 12:30 uur is zij daadwerkelijk bij de woning vertrokken.
Nadat ik het kapotte keukenraam zag heb ik de politie gebeld. Daarna wilde ik de camerabeelden gaan bekijken. Deze camera hangt boven de garage en schijnt op de oprit. Ik zag op de computer dat ik geen beeld van de camera kreeg. Hierop ben ik naar de kamer gelopen waar het camerasysteem staat. Ik zag dat de stekkers uit het systeem getrokken waren. Ik zag dat er wel oude beelden waren opgeslagen. Deze beelden ben ik gaan bekijken. Ik zag op de camerabeelden het volgende: Om 12:23 komt een, voor mij onbekend persoon, de oprit op kwam lopen. Ik zag dat hij om 12:25 uur de oprit weer afloopt. Het signalement is als volgt: breed postuur, petje, blank. Omstreeks 12:31 uur, zag ik een persoon de oprit oplopen. Het signalement van deze persoon is als volgt: muts, bril, blank, donkere jas, spijkerbroek, slank postuur. Vervolgens ben ik verder gaan kijken in de woning. Ik zag dat het raampje van het bovenlicht in de kleine slaapkamer was ingeslagen. Ik liep vervolgens naar de grote slaapkamer. Ik zag dat de kast in deze kamer openstond. Deze waren gesloten. Naar aanleiding van bovenstaande constatering ben ik buiten gaan kijken. Ik zag dat de poort, gelegen aan de linkerzijde van de woning, was verbroken. Deze poort is normaal gesloten afgesloten middels een slot. Dit slot is verbroken.
18.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2019 (dossierpagina 698 tot en met 699), voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 11] :
Op vrijdag 25 januari 2019 was ik, verbalisant [verbalisant 11] , werkzaam als medewerker intake & service op basisteam Dommelstroom, locatie Maarheeze belast met het uitkijken van camerabeelden van de poging diefstal uit woning op het adres [adres 9] .
(...)
Op alle 5 de filmpjes zag ik bovenin de datum 21 januari 2019 staan. Toen ik het eerste filmpje bekeek zag ik dat om 11.23 uur vanuit links een man de oprit op kwam gelopen. Ik zag dat deze man vervolgens een paadje opliep, welke vermoedelijk naar de voorkant van de woning loopt. Dit kon ik op de camerabeelden niet zien. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- Blanke man
- Ongeveer 55 á 60 jaar
- Droeg een zwarte jas welke hij open had hangen met daaronder een blauwe trui, spijkerbroek donkere schoenen met lichte zool
- Droeg een platte heren pet
- Had een bolle buik
- Oogde als een “boeren” type
(…)
Op het vijfde filmpje om 11.31 uur zag ik dat er een man van links de oprit van de woning op komt gelopen. Ik zag dat de jongen vervolgens het paadje opliep wat vermoedelijk naar de voorkant van de woning loopt met zijn beide handen in zijn jaszakken. Ik kan de jongen als volgt omschrijven:
- Blanke man
- Normaal postuur
- Droeg een bril
- Zwarte pet/hoedje
19.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 8 februari 2019 (dossierpagina 700), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 12] :
Op woensdag 6 februari 2019 zag ik een aandachtsvestiging van collega [verbalisant 2] , waarin een afbeelding werd getoond van een persoon met de informatie: proces-verbaal herkenning opmaken van verdachten van woninginbraak gepleegd in Budel.
De persoon op de afbeelding herken ik als:
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum]
(…) Op 6 februari 2019, omstreeks 13.30 uur, controleerde ik, verbalisant [verbalisant 12] samen met collega [verbalisant 13] , de bestuurder van een voertuig voorzien van kenteken [kenteken 4] . Dit voertuig controleerden wij, doordat deze met hoge snelheid over de [straat 3] te ‘s Hertogenbosch reed. De bestuurder bleek na controle [medeverdachte] , geboren te [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] , te zijn. Ik zag dat de kleding, het postuur en het hoofddeksel exact overeen kwamen met die van de linker persoon op afgebeelde en bijgevoegde foto, gemaakt door een beveiligingscamera naar aanleiding van een woninginbraak in Budel.
20.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 15 februari 2019 (dossierpagina 702), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op vrijdag 15 februari 2019 zag ik een aandachtsvestiging van de politie Budel, waarin een afbeelding werd getoond van personen en de volgende informatie werd gegeven: beide personen zouden betrokken zijn bij een woninginbraak op de [adres 9] .
De persoon afgebeeld links op de bijlage herken ik als:
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum]
(...) Ik, verbalisant, ken [medeverdachte] ambtshalve. Ik ben een aantal jaren buurtcoördinator geweest in de wijk waar [medeverdachte] veelvuldig vertoefde. Omstreeks 10 februari 2019 heb ik [medeverdachte] voor het laatst getroffen in een supermarkt te ‘s-Hertogenbosch. Ik herken de persoon aan zijn houding, postuur, kleding en hoofddeksel. Deze kleding en hoofddeksel zijn kenmerkend voor genoemde [medeverdachte] . Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeelding zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
21.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 15 februari 2019 (dossierpagina 712), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op vrijdag 15 februari 2019 zag ik een aandachtsvestiging van de politie Budel, waarin een afbeelding werd getoond van personen en de volgende informatie werd gegeven: beide personen zouden zijn betrokken bij een woninginbraak op [adres 10] . De persoon rechts op de afbeelding, lopend met zijn handen in zijn jaszak herken ik als [verdachte] . Ik ken deze persoon ambtshalve, nu ik een aantal jaren buurtcoördinator ben geweest in de wijk waar [verdachte] veelvuldig vertoefde bij familieleden. Ik herken hem aan zijn gelaat, houding en kleding.
22.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 1 februari 2019 (dossierpagina 704 tot en met 705), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 14] :
Op vrijdag 1 februari 2019 zag ik een aandachtsvestiging van basiseenheid Dommelstroom, waarin afbeeldingen werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven: Woninginbraak [adres 9] , herkenning gevraagd.
(...)
Ik, verbalisant, herken [verdachte] en [medeverdachte] ambtshalve. Ik, verbalisant, herken beide personen als zijnde verdachten vanuit een eerder onderzoek, gedraaid door het voormalig Woning Inbraken Team Oost-Brabant, waarin ik tevens deelname had. De linker persoon op de afbeelding betreft [medeverdachte] en de rechterpersoon op de afbeelding betreft [verdachte] , zijnde broers van elkander. Over de identiteit van beide personen was mij door anderen geen informatie verstrekt.
23.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2019 (dossierpagina 707), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 15] :
Op 14 februari 2019 zag ik twee afbeeldingen onder het procesnummer 21-2019014723. Deze afbeeldingen betroffen bijlagen van een mail waarin aandacht werd gevraagd voor een tweetal personen dat mogelijk betrokken zou zijn bij een inbraak in een woning te Budel. Op de foto welke als bijlage 1 bij dit proces-verbaal is toegevoegd herken ik [medeverdachte] [
het hof begrijpt: [medeverdachte]]. Op de foto welke als bijlage 2 bij dit proces-verbaal is toegevoegd herken ik [verdachte] [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte]. Ik ben wijkagent van ‘s-Hertogenbosch Zuid, de wijk waarin [medeverdachte] woonachtig is. Ik heb in mijn hoedanigheid als politieagent en wijkagent vaak en ook nog recent contact gehad met [medeverdachte] . Ik herken [medeverdachte] aan zijn postuur, lichaamshouding en gelaat. Ik heb in mijn hoedanigheid als politieagent regelmatig contact gehad met [verdachte] . Ik herken [verdachte] aan zijn postuur, lichaamshouding en gelaat.
24.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 22 januari 2019 (dossierpagina 714 tot en met 716), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 16] :
Op dinsdag 22 januari 2019 is onderzoek verricht in een woning (vrijstaand) te [adres 9] . In de achtergevel bevindt zich onder andere een raampartij behorende bij een slaapkamer op de begane grond. In de raampartij bevindt zich onder andere een uitzetraam. Ik zag dat de ruit van het uitzetraam was beschadigd en een gat bevatte ter hoogte van het uitzetijzer. De bewoner gaf aan dat het uitzetijzer na de inbraak nog intact was. Daarnaast bevatte het onderste horizontale kozijn een indrukspoor van een werktuig vermoedelijk ontstaan door het wrikken in de sluitnaad. De daders hebben hier vermoedelijk gepoogd de woning binnen te gaan.
In de achtergevel bevindt zich verder onder andere een raampartij van een keuken. De raampartij bevat onder andere een draairaam. Ik zag dat de ruit van het draairaam was vernield en een gat bevatte ter hoogte van de raamboom. De bewoner gaf aan dat het raam na de inbraak open stond. Vermoedelijk heeft de dader met een voorwerp de ruit vernield en met een werktuig de raamboom bediend en het raam geopend.
25.
De verklaring van de getuige [medeverdachte] ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 5 maart 2020
U houdt me voor dat ik verklaard heb dat mijn broer bij een aantal feiten betrokken is. U vraagt om de beelden van film 1 van CD nummer 10 genaamd poging inbraak te Budel van 21 januari 2019 af te spelen. U vraagt mij of ik me nog iets kan herinneren van die datum. Ik weet waar Budel ligt. U houdt mij voor dat op filmpje 1 na 12 seconden een persoon in beeld te zien is. Ik kan u vertellen dat ik dat ben. U houdt mij voor dat op filmpje 5 na 12 seconden iemand in beeld is. Het zou goed mijn broer kunnen zijn.
Parketnummer 01-860246-19, feit 4 (inbraak te Nuenen)
26.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 28 januari 2019 (dossierpagina 786 tot en met 789, inclusief goederenbijlage), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 3] :
Op maandag 28 januari 2019 kwam ik ter plaatse van het misdrijf te [adres 11] bij [benadeelde 3] . (...) Zij deed aangifte en verklaarde het volgende. Op maandag 28 januari 2019 te 10:10 uur heb ik de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Die dag om 12:30 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat er via de poort welke aan de linker voorzijde van mijn woning is gelegen de achtertuin werd betreden. Aan de achterzijde van de woning is het raam van de achterdeur ingeslagen ter hoogte van het slot. Op het slot zat een sleutel. De dader is via deze wijze waarschijnlijk de woning ingegaan. Ik zag dat er een hoop glas op mijn houten vloer op het dit gedeelte lag. Ik ben mijn woning doorgelopen en zag dat men alleen op de slaapkamer van mij en mijn man was geweest. Ik zag dat al mijn sieradendoosjes op ons bed lagen en leeg waren gehaald. Ik zag dat onze kledingkasten open waren gedaan en men de kleren eruit had gehaald en op de grond had gegooid. Ik zag dat de kasten waren doorzocht. Op onze badkamer is 1 setje oorbellen weggenomen die aan een rekje hingen. Verder is de dader in de kast op de overloop geweest waar de ketel is geplaatst. Hier heeft men niets weggehaald of overhoop gehaald. Zover ik nu kan zien vermis ik sieraden. horloges en munten.
27.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2019 (dossierpagina 807 tot en met 809), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 17] :
Op donderdag 28 februari 2019, om 13.50 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 17] , belast met het uitkijken van camerabeelden, afkomstig van het adres [adres 12] . Deze beelden zijn door collega [verbalisant 18] , naar aanleiding van een gepleegde
gekwalificeerde diefstal vanuit woning op het adres [adres 11] . Ik, verbalisant [verbalisant 17] , zag op camera 2 om 11.13 uur en 47 tot en met 50 seconden een zilvergrijze Mercedes Benz voorzien van 5-spaak velgen met een reliëf in de spaak, dan wel opengewerkte spaken en een trekhaak, de hoek om komen vanuit de richting waar camera 1 zicht op heeft en ik hierboven beschrijf. Ik, verbalisant [verbalisant 17] , zag op camera 1 om 11:17 uur en 54 seconden, een persoon voorbij perceel nummer 26 lopen met het volgende signalement:
Persoon 1:
- man
- fors postuur, buik naar voren
- donker kleurige jas, open gedragen
- iets lichter gekleurde blauwe trui eronder
- pet op Ciske de rat-model
- blauwe broek aan
- schoenen met een witte rand aan de zijkant van de zool en een grijskleurige bovenkant
Ik, verbalisant [verbalisant 17] , zag in deze persoon overeenkomsten met een van de twee
personen die op beeld zijn vast gelegd bij de inbraak aan [adres 9]
(bijlage 1). Ik zag op camera 1 om 11.2 1 uur en 35 seconden, een man langs perceel 26 lopen in de richting van perceel nummer 24 , met het volgende signalement:
Persoon 2:
- man
- zwarte jas over de heup
- donkerkleurige broek met hoog water
- witte sokken
- donker kleurige schoenen aan bruintint
- pet op Ciske de rat-model
- kale hoofdhuid onder de pet uitkomend
Ik zag dat deze persoon met zijn handen in zijn jaszakken met een snelle pas voorbij perceel 26 kwam gelopen en dat deze persoon opvallend naar binnen keek bij de tegenoverstaande woning op perceel nummer 8. Deze persoon heeft overeenkomsten met een van de twee personen die is vastgelegd op beeld bij de woninginbraak op [adres 9] (bijlage 2).
Ik, verbalisant [verbalisant 17] , zag om 11.43 uur en 15 seconden, dezelfde persoon, vanuit perceel nummer 24 langs perceel 26 komen lopen. Ik zag dat deze persoon in zijn rechter hand een sporttas vast hield met opvallende witte biezen en een voornamelijk wit logo in het midden van de tas. Ik zag dat deze persoon wederom met een redelijk snelle pas langs kwam gelopen. Ik heb tijdens het uitkijken van de beelden, telefonisch contact opgenomen met de aangeefster van de gepleegde woninginbraak. Ik heb haar gevraagd, of er mogelijk ook een sporttas was weggenomen tijdens de inbraak. Ik hoorde haar zeggen dat er vanuit de CV-ruimte een sporttas is weggenomen van het merk FILA. De aangeefster heeft mij een 2-tal foto’s toegestuurd van de weggenomen tas. Ik, verbalisant [verbalisant 17] , zag op de aangeleverde foto’s van de aangeefster dat er overeenkomsten zitten in de weggenomen tas.
28.
De verklaring van de getuige [medeverdachte] ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 5 maart 2020
U houdt mij de beelden van film 2 van CD-rom 14 voor, welke de woninginbraak te Nuenen op 28 januari 2019 betreffen. U houdt mij voor dat er om 53:11 uur een persoon in beeld komt met een fors postuur en een open jas. Het zou kunnen dat ik hier ben geweest. U vraagt of deze straat of dit beeld mij niets zeggen. Ja, dat ben ik zo te zien. U vraagt me of hij een soort Ciske de Rat-pet heeft. Ik had 2 van die petten.
29.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 10 april 2019 (dossierpagina 826 tot en met 827), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 3] :
Vandaag 10 april 2019, om 19.00 uur was ik uitgenodigd op de kijkavond aan [adres 13] . Ik was uitgenodigd omdat er bij mij in de woning een inbraak heeft plaats gevonden waarbij er meerdere sieraden zijn weggenomen.
Ik heb alle sieraden bekeken en ik herken de volgende sieraden als sieraden die ik mis uit mijn woning na de inbraak die er gepleegd is.
 H02.03.03
 H01.SK.1.2.22
 H01.SK.1.2.23
 H01.SK.2.2.24
 H01.SK.1.2.25
 H01.SK.1.2.26
 H01.SK.1.2.27
 H01.SK.1.1.30
Van volgnummer 22 t/m 27 zijn er nota’s. Deze heb ik ingeleverd bij de verzekeraar en die kunnen dus daar worden opgevraagd. Deze sieraden herken ik als de sieraden die in, aan en op het sieradenrek lagen en hingen wat in de badkamer stond.
De sieraden:
 H01.SK.1.2.07
 H01.SK.2.2.20
Herken ik als de sieraden die in mijn nachtkastje lagen.
Daarnaast herken ik ook de 4 zilveren tientjes voorzien van het nummer H.SK.2.l.17. Deze lagen in het nachtkastje van mijn man.
30.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 februari 2019 (dossierpagina 16 tot en met 31)
Op woensdag 20 februari 2019, ben ik, ondergetekende, hoofdagent van politie, vergezeld van genoemde opsporingsambtenaren binnengetreden in de woning gelegen aan [adres 7] [
het hof: blijkens de SKDB betreft dit de woning van [medeverdachte]].
INBESLAGNEMING
Tijdens de doorzoeking werden de navolgende goederen aangetroffen en in beslag genomen.
SLAAPKAMER 2 (SK2)
In een lade van een nachtkastje aan de linkerzijde als je voor het bed staat, vond collega [verbalisant 4] meerdere sieraden zoals horloges, kettingen, armbandjes en bijouterie (foto 7 en 8). De sieraden en bijouterie werden in beslag genomen voor waarheidsvinding.
Onder in een inbouwkast aan de rechterzijde als je via de deur de slaapkamer binnen komt, vond collega [verbalisant 5] meerdere sieraden zoals horloges, kettingen, armbandjes en bijouterie in een doosje met bloemenmotief. (foto 9 en 10). De sieraden en bijouterie werden in beslag genomen voor waarheidsvinding.
SLAAPKAMER 4 (SK4)
Onderin een inbouwkast aan de rechterzijde als je via de deur de slaapkamer binnen komt, vond collega [verbalisant 4] meerdere sieraden zoals horloges, kettingen, armbandjes en bijouterie in een roodkleurige mand (foto 11). De sieraden en bijouterie werden in beslag genomen voor waarheidsvinding.
31.
Een ander geschrift, betreffende een lijst met voorwerpen (dossierpagina 42 tot en met 47)
H.01 [straat 3] [
het hof begrijpt gelet op dossierpagina 8: de Excellijst H.01 bevattende de in beslag genomen goederen tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] aan [adres 7] op 20 februari 2019]
 H01.SK.1.1.30: oorbel, 1 paar goudkleurige druppelvormige oorhangers, daaronder ovale vorm met zalm/champagnekleurige kralen;
 H01.SK.1.2.07: slavenarmband, 2 goudkleurige gladde armbanden, l smalle en 1 bredere.
 H01.SK.2.2.20: oorbel, 1 paar goudkleurige gladde oorstekers, open rondje, van smal naar breed
 H01.SK.1.2.22: 1 paar oorstekers, bronskleurige bol op oorknop. daaronder een kegelvorm met kleine kralen.
 H01.SK.1.2.23: oorbel, 1 paar oorstekers, goudkleurige ronde knop, daaronder een kegelvorm met kleine ivoorwitte kralen.
 H01.SK.1.2.24: oorbel, 1 paar oorstekers, zilverkleurige ronde knop, daaronder een ovale vorm met mintgroene kralen.
 H01.SK.1.2.25: oorbel, 1 paar oorhangers, goudkleurig druppelvorm, daaronder een ovale vorm met groene kralen.
 H01.SK.1.2.26: oorbel, 1 paar oorhangers, goudkleurig druppelvorm, daaronder een ovale vorm met donkerblauwe kralen
 H01.SK.1.2.27: oorbel, 1 paar oorstekers, goudkleurige ronde knop, daaronder een kegelvorm met kleine zilverkleurige kralen.
 H01.SK.2.1.17: zilveren munten, 2 stuks zilveren tientjes.
32.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 februari 2019 (dossierpagina 60 tot en met 63), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 20] :
Op woensdag 20 februari 2019, omstreeks 6.03 uur waren de collegae van de AE binnengetreden ter aanhouding van verdachte [verdachte] . (...) Een lijst met nadere specificatie van de in beslag genomen voorwerpen is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
(...)
H02.03.03, oorbel, goudkleurig, 1 paar knopjes met zirkonia, goednummer 1471683.
Parketnummer 01-860246-19, feit 5 (inbraak te Sleeuwijk)
33.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 februari 2019 (dossierpagina 850 tot en met 865, inclusief goederenbijlage), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 4] :
Ik, verbalisant kwam ter plaatse op het misdrijf op de locatie [adres 14] bij [benadeelde 4] . (...) Zij deed aangifte en verklaarde het volgende. Op dinsdag 5 februari 2019, omstreeks 14:00 uur verliet ik mijn woning. Alles was geheel intact en afgesloten. Toen ik omstreeks 16:22 uur thuis kwam, parkeerde ik mijn voertuig in de garage van mijn woning. Ik ben mijn woning binnen gelopen. Toen ik voorbij mijn slaapkamer liep, zag ik dat er een sieradenkistje op mijn bed lag. Ik liep verder en ik zag dat het raam van de logeerkamer was ingeslagen. Ik heb mijn man gebeld en heb buiten op mijn man gewacht. Mijn man kwam thuis en zag dat de ruit van de logeerkamer van de achterzijde van de woning was ingeslagen. We zijn naar de ouderslaapkamer gelopen en we zagen dat er sieraden verspreid op bed lagen. We zagen dat een aantal lades en kasten was doorzocht. Ik zag dat de lades van de (inloop) kledingkast was doorzocht en dat de sleutel van de kluis, welke in de lade met sokken lag, was gepakt en daarmee de kluis was geopend. Ik zag dat de kluis, die onder de lades stond, geopend was. Ik zag dat de sleutel er nog op stond. In de kluis lag ongeveer tussen de € 1.600,- en € 2.000,- in biljetten van vijftig euro. In de kluis lag ook een aantal sieraden. We gaan later inventariseren welke goederen weg zijn genomen. Ik weet dat er sowieso een aantal Buddha to Buddha sieraden (armbanden) zijn weggenomen. Ik zag dat er een kussensloop weg was. Het betreft een kussensloop, waarvan de ene kant donkergroen van kleur is, en de ander kant crèmekleurig van kleur is. (...) Plaats delict: woning, vrijstaand.
34.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2019 (dossierpagina 866 tot en met 867) voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 21] :
Op vrijdag 8 februari 2019 was ik verbalisant [verbalisant 21] werkzaam en belast met een onderzoek naar een gepleegde inbraak op dinsdag 5 februari 2019 aan de [straat 5] te Sleeuwijk. Bewoners hebben camerabeelden hangen bij de woning en deze overgedragen aan ons voor onderzoek. De bewoners hebben twee camera’s welke zicht hebben op de achterzijde van de woning.
Camera 3 is gesitueerd met zicht op de achtergevel van het huis en op de zijkant van het terras. Camera 4 is gesitueerd met zicht langs de achterzijde van de woning richting de voorzijde van het terras. Op camera 3 is het navolgende te zien;
 Om 16.06 uur verschijnt een manspersoon links onder in beeld.
 De man loopt de rechterkant op en kijkt daar door deuren naar binnen.
 Vervolgens loopt de man rechtdoor en kijkt daar tevens wederom naar binnen door de deuren.
 Dan loopt de man links af en ‘verlaat’ hij het verhoogde terras.
 Op dat moment is te zien dat de man donkerkleurige handschoenen draagt.
 Om 16.07 uur verdwijnt hij uit het zicht van de camera 3. Dit komt omdat er een grote boom staat waar hij achter blijft staan.
Camera 4 geeft dan goed zicht op de man welke dan achter de boom staat;
 De man staat nu wederom bij een raam.
 De man kijkt meerdere keren om zich heen.
 De man gaat steeds achter de boom staan.
 De man heeft in zijn rechterhand een onbekend voorwerp vast, voorwerp is gelijkend op een kleine baco/koevoet.
 Om 16.08.33 uur tikt hij met het voorwerp snel tegen de ruit aan.
 Vervolgens gaat hij weer achter de boom staan en stopt daar het onbekende voorwerp via de linkerzijde achter in vermoedelijk zijn broek. Vervolgens trekt hij zijn jas erover.
 Daarna verricht de persoon een handeling waarna hij het raam zo open trekt.
 Om 16.09 uur stapt hij in een keer naar binnen.
 Om 16.16.57 uur stapt hij door hetzelfde raam, als waardoor hij naar binnen is gegaan, weer naar buiten.
 Hij duwt het raam vervolgens dicht.
 Dan loopt hij weg. rechts onderin beeld, met versnelde pas.
 Hij loopt weg in dezelfde richting als waar hij is aangekomen.
 In die loop pas is te zien dat hij in zijn rechterhand een onbekend voorwerp met zich draagt. Te zien is dat hier ‘iets’ in zit.
Signalement manspersoon:
 Betreft een ouder manspersoon van middelbare leeftijd.
 Man draagt een lichtkleurig petje op zijn hoofd. In de volksmond wordt het ook wel een ‘Ciske de rat’-pet genoemd.
 Onder de pet komt blond kleurig haar te voorschijn. De haardracht is een zogenaamde mat’ in zijn nek.
 Brildragend.
 Zwarte donkere half lange jas
 Zwart T-shirt
 Lichte spijkerbroek
 Zwarte sportschoenen met een witte zool
35.
De verklaring van de getuige [medeverdachte] ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 5 maart 2020
U houdt mij voor dat we naar de beelden van camera 4 zullen kijken om 16:08 uur en vraagt mij of mijn broer op beeld staat. Het lijkt er heel erg op.
36.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2019 (dossierpagina 886), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 15] :
Op 15 februari 2019 zag ik een afbeelding waarop een afbeelding van een manspersoon te zien was. Deze afbeelding betrof een bijlage van een mail waarin aandacht werd gevraagd voor een persoon dia mogelijk betrokken zou zijn bij een inbraak in een woning te Sleeuwijk. Van deze inbraak werd aangifte gedaan onder het procesnummer PL20-2019028887. (...) Ik ben wijkagent en al ruim 18 jaar werkzaam in ‘s-Hertogenbosch. Ik heb in mijn hoedanigheid als politieagent regelmatig contact gehad met [verdachte] [
het hof begrijpt: [verdachte] , de verdachte]. Ik herken [verdachte] aan zijn postuur, lichaamshouding en gelaat.
37.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 15 februari 2019 (dossierpagina 888), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op vrijdag 15 februari 2019 zag ik een aandachtvestiging van Politie Sleeuwijk, waarin afbeeldingen werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven: de afgebeelde persoon is betrokken bij een woninginbraak. De persoon op de afbeeldingen herken ik als: [verdachte] . Ik ken hem ambtshalve. Ik ben jaren buurtcoördinator geweest in de wijk waar [verdachte] veelvuldig vertoefde. Mede door de bewegende beelden herken ik [verdachte] aan zijn houding, postuur, kleding en gelaat.
38.
Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 13 februari 2019 (dossierpagina 891), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 22] :
Op woensdag 13 februari 2019 zag ik een aandachtvestiging van politie Den Bosch, waarin videobeelden werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven: geen.
De persoon op de videobeelden herken ik als: [verdachte] . Ik ken bovengenoemde persoon ambtshalve. Gelaat, manier van bewegen, totale lichaamshouding en postuur.
39.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2019 (dossierpagina 906 tot en met 907), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 23] :
Op woensdag 17 april 2019 werd in opdracht van de Nationale Politie, eenheid Oost Brabant. in het politiebureau te Arnhem, Beekstraat 39 , een kijkavond belegd van in beslag genomen goederen, waaronder veel sieraden. Op genoemde datum, omstreeks 19.10 uur werden aangever [benadeelde 4] en haar echtgenoot [partner benadeelde 4] , nadat beiden zich gelegitimeerd hadden, in de gelegenheid gesteld de uitgestalde goederen te bekijken om te bepalen of er goederen bij waren. die bij de in braak in hun woning (geregistreerd onder PL2000-2019028887) op 5 februari 2019, waren weggenomen. [benadeelde 4] en Van Vuuren hebben alle goederen rustig bekeken, waarbij aangever [benadeelde 4] bij 4 objecten een herkenning van haar eigendommen had. Het betrof de volgende objecten:
 H.0l.SK.1 .2.08 - slavenarmband, 1x zilverkleuring, 1x bronskleurig. Bovenzijde diverse strass steentjes.
 H.01.SK.2.2.44 - gouden ring met 5 zirkonia/briljant.
 H.02.04.01 - armband Buddha tot Buddha
 H.02.04.02 - armband Buddha tot Buddha
Van deze objecten zijn foto’s genomen, welke bij dit proces-verbaal zijn gevoegd. Aangever [benadeelde 4] verklaarde hierover: “Ik herken de slavenarmbanden aan de vorm. Dit betrof een setje van 3, een goudkleurige (die hier ontbreekt), een zilverkleurige en een bronskleurige. Ik herken de ring als mijn eigendom aan de steentjes. Ik herken de armbanden aan de vorm. Een ervan had ik al enige tijd in bezit, de andere heb ik van mijn collega’s cadeau gekregen toen ik 50 jaar werd. Ik herkende de combinatie van beide armbanden als mijn eigendom voor 100%”.
Ik, verbalisant, zag dat aangever [benadeelde 4] , bij het zien van de genoemde objecten, duidelijk geëmotioneerd raakte. Ik zag tranen in haar ogen en hoorde haar met gebroken stem praten. Zij heeft in mijn bijzijn de ring gepast. ik zag dat deze ring haar precies paste.
40.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 februari 2019 (dossierpagina 16 tot en met 31)
Op woensdag 20 februari 2019, ben ik, ondergetekende, hoofdagent van politie, vergezeld van genoemde opsporingsambtenaren binnengetreden in de woning gelegen aan [adres 7] [
het hof: blijkens de SKDB betreft dit de woning van [medeverdachte]].
INBESLAGNEMING
Tijdens de doorzoeking werden de navolgende goederen aangetroffen en in beslag genomen.
SLAAPKAMER 2 (SK2)
In een lade van een nachtkastje aan de linkerzijde als je voor het bed staat, vond collega [verbalisant 4] meerdere sieraden zoals horloges, kettingen, armbandjes en bijouterie (foto 7 en 8). De sieraden en bijouterie werden in beslag genomen voor waarheidsvinding.
Onder in een inbouwkast aan de rechterzijde als je via de deur de slaapkamer binnen komt, vond collega [verbalisant 5] meerdere sieraden zoals horloges, kettingen, armbandjes en bijouterie in een doosje met bloemenmotief. (foto 9 en 10). De sieraden en bijouterie werden in beslag genomen voor waarheidsvinding.
SLAAPKAMER 4 (SK4)
Onderin een inbouwkast aan de rechterzijde als je via de deur de slaapkamer binnen komt, vond collega [verbalisant 4] meerdere sieraden zoals horloges, kettingen, armbandjes en bijouterie in een roodkleurige mand (foto 11). De sieraden en bijouterie werden in beslag genomen voor waarheidsvinding.
41.
Een ander geschrift, betreffende een lijst met voorwerpen (dossierpagina 42 tot en met 47)
H.01 [straat 3] [
het hof begrijpt gelet op dossierpagina 8: de Excellijst H.01 bevattende de in beslag genomen goederen tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] aan [adres 7] op 20 februari 2019]
 H.01.SK.1.2.08: slavenarrnband, 1 zilverkleurige en 1 bronskleurige, bovenzijde diverse strass steentjes.
 H.01.SK.2.2.44: 1 gouden ring met 5 zirkonia/briljant
42.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 20 februari 2019 (dossierpagina 60 tot en met 63), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 20] :
Op woensdag 20 februari 2019, omstreeks 6.03 uur waren de collegae van de AE
binnengetreden ter aanhouding van verdachte [verdachte] . (...) Een lijst met nadere specificatie van de in beslag genomen voorwerpen is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
(...)
 H.02.04.01 - armband Buddha tot Buddha, zilver, heren, grove schakels, op sluiting staat het merk
 H.02.04.02 - armband Buddha tot Buddha, zilver, dames, soort slang gemaakt van kleine V-vormige schakels.
Parketnummer 01-860246-19, feit 7 (inbraak te Cuijk)
Met betrekking tot het onder parketnummer 01-860246-19, onder 7, bewezenverklaarde volstaat het hof, gelet op de omstandigheid dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en dienaangaande door of namens hem nadien geen vrijspraak is bepleit, met een opgave van de bewijsmiddelen ingevolge artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 oktober 2022;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 februari 2019, voor zover inhoudende de verklaring van aangever [benadeelde 5] (dossierpagina 930 tot en met 934, inclusief goederenbijlage).
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het onder parketnummer 01-879225-19, onder 1 tenlastegelegde en het onder parketnummer 01-860246-19, onder 7 tenlastegelegde, ter zake van welke feiten de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Daartoe is – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
De herkenningen die door verbalisanten zijn gedaan in het kader van de tenlastegelegde inbraak in Sleeuwijk (parketnummer 01-860246-19, feit 5), kunnen niet, althans niet overtuigend, bijdragen tot het bewijs voor het daderschap van de verdachte. De desbetreffende beelden zijn – zo begrijpt het hof – volgens de verdediging te onduidelijk om op basis daarvan een herkenning te doen. Verder draagt de persoon die op de beelden te zien is een bril en heeft hij haar, terwijl de verdachte kaal is en geen bril draagt. Ten slotte heeft de verdachte een doorsnee postuur en hebben de verbalisanten die de verdachte hebben herkend hem de laatste jaren niet of nauwelijks kunnen zien nu de verdachte een groot gedeelte daarvan in detentie heeft doorgebracht. Het hof dient deze herkenningen daarom niet tot het bewijs te bezigen, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden van het onder parketnummer 01-860246-19, onder 5, aan de verdachte tenlastegelegde.
Het vereiste bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken te Schijndel (parketnummer 01-879225-19, feit 4), Voorthuizen (parketnummer 01-879225-19, feit 6), Eersel (01-845166-18, feit 1) en Vught (01-845166-18, feit 2) ontbreekt en kan op basis van de aangetroffen DNA-sporen niet worden vastgesteld. De aangetroffen sporen betreffen namelijk geen dadersporen en aanvullend bewijs voor verdachtes betrokkenheid ontbreekt. De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan voormelde inbraken. Het alternatieve scenario dat door de verdachte naar voren is gebracht, inhoudende dat voormelde sporen door derden op de respectievelijke plaatsen delict gedeponeerd zijn, is volgens de verdediging geen onwaarschijnlijk scenario, nu bloed en huidepitheel bewaard, verplaatst en “geplant” kunnen worden. De verdachte heeft naar de mening van de verdediging voldoende aannemelijk gemaakt dat dit hem is overkomen. Hij heeft dit scenario immers van meet af aan – en consequent – naar voren gebracht in zijn verhoren. Bovendien had hij een conflict met [betrokkene 4] . [betrokkene 4] was lid van motorclub No Surrender en de verdachte is meermalen slaags geraakt met hem en met andere leden van die motorclub. Daarbij is bloed van de verdachte gevloeid, hetgeen de sporen zou kunnen verklaren. Deze hypothese vindt bovendien steun in het feit dat de sporen in Schijndel (parketnummer 01-879225-19, feit 4) en in Voorthuizen (parketnummer 01-879225-19, feit 6) niet zijn aangetroffen in de buurt van – zoals men zou verwachten – gebroken glas, maar op respectievelijk een kast in de slaapkamer en op een badmat in de badkamer.
Schakelbewijs kan niet worden gehanteerd in de onderhavige zaak nu de gebruikte modus operandi bij de bewezenverklaarde feiten niet dermate specifiek is dat op grond daarvan kan worden gekozen voor een schakelbewijsconstructie.
Ten slotte heeft de verdediging – voor zover na voormelde vrijspraken nog aan de orde – de navolgende verweren gevoerd in specifieke zaken.
1. De beschikbare camerabeelden met betrekking tot de tenlastegelegde inbraak in Nuenen (01-860246-19, feit 4) zijn niet gemaakt bij of in de woning waarin is ingebroken, maar elders in dezelfde straat, zodat deze – zo begrijpt het hof – niet kunnen bijdragen tot het bewijs en de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
2. Voor de zaken betreffende de inbraken in Eersel (01-845166-18, feit 1) en in Vught (01-845166-18, feit 2) beschikt de verdachte over een alibi. Op 30 augustus 2018 zijn – onder ede – door verschillende getuigen verklaringen afgelegd bij de rechter-commissaris, waaruit blijkt dat de verdachte op de dagen van de inbraken in Eersel en Vught op respectievelijk 23 november 2017 en 5 december 2017 steeds thuis aanwezig was om te klussen in het huis van zijn vriendin, zodat de verdachte de inbraken in Eersel en Vught niet gepleegd kan hebben en hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.

A.

Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling of een herkenning voldoende betrouwbaar is om tot het bewijs te bezigen, verschillende factoren van belang zijn. Zo is onder meer relevant of de herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken, maar ook of door de kwaliteit (in de zin van duidelijkheid en scherpte) van de foto of videobeelden voldoende uiterlijke kenmerken van de verdachte kunnen worden weergegeven en of de herkenning op basis daarvan in redelijkheid heeft kunnen plaatsvinden. In het verlengde daarvan kan van belang zijn of (en in welke hoedanigheid) de verbalisant en de persoon die door de verbalisant wordt herkend, elkaar eerder hebben getroffen, met welke frequentie zij elkaar eerder hebben getroffen en wanneer zij elkaar laatstelijk hebben getroffen.
Naar het oordeel van het hof kan in de onderhavige zaak in Sleeuwijk (parketnummer 01-860246-19, feit 5) worden gesproken van betrouwbare herkenningen die kunnen worden gebezigd tot het bewijs. De persoon op de camerabeelden van de inbraak in Sleeuwijk is door verbalisanten [verbalisant 15] , [verbalisant 2] en [verbalisant 22] – onafhankelijk van elkaar – herkend als [verdachte] aan de hand van zijn gelaat, lichaamshouding en postuur. Daarbij was de beeldkwaliteit en de zichtbaarheid van de verdachte op de foto’s in de aandachtsvestiging (telkens) voldoende scherp om daarop enkele uiterlijke kenmerken van de verdachte te kunnen waarnemen.
Bovendien blijkt uit de processen-verbaal van herkenning door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 22] , dat zij hun herkenning gebaseerd hebben op de camerabeelden en niet – slechts – op een of meerdere ‘stills’ of ‘frames’ uit de camerabeelden. Dergelijke herkenningen zijn naar het oordeel van het hof betrouwbaarder nu bewegende beelden meer informatie verschaffen over de houding en de wijze van bewegen. Daaraan doet de haardracht van de verdachte en de vraag of hij een bril draagt niet af, nu de verdachte zich volgens [verbalisant 2] soms ook zou vermommen en de herkenningen mede hebben plaatsgevonden aan de hand van de houding en de wijze van bewegen van de verdachte. Daarbij hebben verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 2] nog verklaard dat zij – in hun hoedanigheid van respectievelijk politieagent en buurtcoördinator – regelmatig contact hebben gehad met de verdachte.
Ten slotte zijn verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 2] op verzoek van de verdediging als getuige gehoord bij de raadsheer-commissaris op 24 augustus 2021. Bij gelegenheid van deze verhoren hebben zij voormelde herkenningen nader toegelicht en bevestigd.
Gelet op het vorengaande in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de herkenningen in de zaak betreffende de inbraak te Sleeuwijk voldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs te bezigen. Het hof leidt daaruit – en uit de overige bewijsmiddelen die ter zake van die inbraak zijn gebezigd – af dat de verdachte het onder parketnummer 01-860246-19, feit 5 tenlastegelegde heeft begaan en verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.

B.

Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen in de eerste plaats vast dat de tenlastegelegde inbraken te Schijndel (parketnummer 01-879225-19, feit 4), Voorthuizen (parketnummer 01-879225-19, feit 6), Eersel (01-845166-18, feit 1) en Vught (01-845166-18, feit 2) hebben plaatsgevonden. Dit wordt door de verdediging ook niet weersproken.
Vervolgens ziet het hof zich voor de vraag gesteld of het de verdachte is geweest die deze inbraken heeft gepleegd. Het hof beantwoordt deze eveneens vraag bevestigend.
Bij de inbraken te Schijndel (parketnummer 01-879225-19, feit 4) en Voorthuizen (parketnummer 01-879225-19, feit 6) is telkens een bloedspoor aangetroffen, waarvan het DNA-profiel (met een matchkans die kleiner is dan één op één miljard) overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. Bij de inbraken te Eersel (01-845166-18, feit 1) en Vught (01-845166-18, feit 2) is telkens huidepitheel aangetroffen, waarvan het DNA-profiel eveneens (met een matchkans die kleiner is dan één op één miljard) overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat hier (telkens) sprake is van sporen die delictgerelateerd zijn en zijn aan te merken als ‘daderspoor’.
  • Bij de inbraak te Schijndel (parketnummer 01-879225-19, feit 4) is een bloedspoor aangetroffen op een kastdeur in de ouderslaapkamer. Aangever heeft over de inbraak verklaard dat onder meer de kasten en lades openstonden op de slaapkamers van hem en van zijn zoon. Deze zijn kennelijk door de inbreker(s) doorzocht op weg te nemen goederen. Daarom zijn ook deze sporen delictgerelateerd en zijn ze als zodanig aan te merken als daderspoor.
  • Bij de inbraak te Voorthuizen (parketnummer 01-879225-19, feit 6) is eveneens een bloedspoor aangetroffen op het hoogpolig tapijt onder de wasbak. Aangever heeft verklaard dat er gebroken glas in de badkamer lag. Deze braak – door middel waarvan de inbreker(s) is/zijn binnengekomen – heeft dus plaatsgevonden nabij de badkamer, zodat ook in zoverre de sporen als delictgerelateerd kunnen worden aangemerkt. Nu de sporen bovendien zijn aangetroffen op een niet-verplaatsbaar object zal het hof ook deze sporen aanmerken als daderspoor. Ten overvloede merkt het hof nog op dat het flesje Glassex terecht niet is onderzocht, nu aangever daarover heeft verklaard dat daarin aanvankelijk nog vloeistof zat en op het moment van thuiskomst niet meer. Het flesje was dus eigendom van aangever en niet – zoals zonder enige onderbouwing door de verdediging geopperd – van derden die daarin het bloed van de verdachte zouden hebben bewaard.
  • Bij de inbraak te Eersel (01-845166-18, feit 1) is huidepitheel aangetroffen aan de binnenzijde van het glas van het kantelraam, waardoor de inbreker(s) zich toegang tot de woning heeft/hebben verschaft, zodat reeds daarom gesproken kan worden van een daderspoor.
  • Bij de inbraak te Vught (01-845166-18, feit 2) ten slotte, is eveneens huidepitheel aangetroffen op het draaikiepraam bij de plek waar de inbreker(s) de woning is/zijn binnengekomen, zodat ook dit spoor delictgerelateerd is en kan worden beschouwd als daderspoor.
Bovendien zijn alle voormelde sporen aangetroffen in of aan woningen waarvan is gebleken dat deze waren afgesloten op het moment van de braak. Ten slotte zijn de sporen aangetroffen op niet-verplaatsbare objecten, te weten op respectievelijk een kastdeur (Schijndel), op hoogpolig tapijt (Voorthuizen) en op ramen (Eersel en Vught).
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, mag van de verdachte een verklaring worden verlangd voor de aanwezigheid van de aangetroffen bloedsporen en het huidepitheel waarvan het daaruit verkregen DNA-profiel (telkens) overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. Temeer nu deze sporen op verschillende plaatsen en op verschillende data zijn aangetroffen.
Voor het door de verdediging hiertegenover gestelde alternatieve scenario, inhoudende dat deze sporen door [betrokkene 4] en/of (andere leden van) motorclub No Surrender “geplant” zouden zijn op de verschillende plaatsen delict, is naar het oordeel van het hof geen begin van aannemelijkheid. Uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier is geen enkele aanwijzing naar voren gekomen die dit verweer van de verdachte kan onderbouwen.
Gelet op het vorengaande gaat het hof voorbij aan het door de verdachte gestelde alternatieve scenario en verwerpt het hof het tot vrijspraak van de inbraken te Schijndel (parketnummer 01-879225-19, feit 4), Voorthuizen (parketnummer 01-879225-19, feit 6), Eersel (01-845166-18, feit 1) en Vught (01-845166-18, feit 2) strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen. Het hof acht dan ook acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte die feiten heeft begaan.

C.

Het hof maakt in de onderhavige zaak geen gebruik van een schakelbewijsconstructie.
Gelet hierop behoeft het door de verdediging gevoerde verweer dat in de onderhavige zaak geen schakelbewijsconstructie kan worden gebruikt, geen bespreking meer.

D.1.

Het enkele gegeven dat de beschikbare camerabeelden met betrekking tot de tenlastegelegde inbraak in Nuenen (01-860246-19, feit 4) niet gemaakt zijn bij of in de woning waarin is ingebroken, maar elders in dezelfde straat, staat naar het oordeel van het hof niet in de weg aan een bewezenverklaring. In dit geval gaat het om (duidelijke) beelden van huisnummer 26, terwijl op nummer 24 de inbraak in Nuenen heeft plaatsgevonden. Deze inbraak vond volgens de aangifte plaats tussen maandag 10.10 uur en 12.30 uur. Verbalisant [verbalisant 17] relateert dat hij om 11.13 uur een zilverkleurige Mercedes-Benz voorbij perceel 26 ziet rijden in de richting van huisnummer 24. Om 11.13 uur en 44 seconden komt een zilverkleurige Mercedes-Benz vanuit de richting van huisnummer 24 gereden, om 11.17 uur en 54 seconden komt een persoon voorbij perceel nummer 26 . Om 11.21 uur en 35 seconden komt een (tweede) man langs perceel 26 lopen in de richting van perceel nummer 24 . Op de beelden herkent medeverdachte [medeverdachte] zichzelf. Daarnaast ziet verbalisant [verbalisant 17] gelijkenissen tussen de twee op de camerabeelden zichtbare personen en de twee personen die bij de inbraak in Budel door verschillende verbalisanten herkend zijn als de verdachte en zijn broer [medeverdachte] . Bovendien ziet verbalisant [verbalisant 17] een van beide personen op de camerabeelden met een tas lopen die gelijkenissen vertoont met de sporttas die bij de inbraak is weggenomen. Het hof acht de herkenning op basis van voornoemde camerabeelden voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen bezigen.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak van de inbraak te Nuenen (01-860246-19, feit 4) strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.

D.2.

Dat de verdachte voor de inbraken te Eersel (01-845166-18, feit 1) en in Vught (01-845166-18, feit 2) over een alibi beschikt acht het hof niet aannemelijk geworden. De door de verdediging aangedragen en door de rechter-commissaris gehoorde getuigen hebben weliswaar verklaard dat de verdachte thuis is geweest, maar verklaren slechts op hoofdlijnen en weinig concreet. Daarnaast spreken de getuigen elkaar op onderdelen tegen, hetgeen vragen oproept over de betrouwbaarheid van de verklaringen. Het hof gaat dan ook – evenals de rechtbank – voorbij aan dit verweer van de verdediging.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak van de inbraken te Eersel (01-845166-18, feit 1) en Vught (01-845166-18, feit 2) strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Overwegingen ter zake van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’
Ten slotte merkt het hof op dat het wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte de navolgende feiten heeft begaan tezamen en in vereniging met een ander.
Ter zake van parketnummer 01-879225-19, feit 1 (inbraak te Nijkerk) blijkt dit reeds uit de ter zake afgelegde bekennende verklaring van de verdachte.
Ter zake van parketnummer 01-879225-19, feit 3 (poging tot inbraak te Bemmel) blijkt dit (eveneens) uit de ter zake afgelegde bekennende verklaring van de verdachte.
Ter zake van parketnummer 01-860246-19, feit 1 (poging tot inbraak te Budel) is het hof van oordeel dat de verdachte deze poging tezamen en in vereniging heeft ondernomen met medeverdachte [medeverdachte] . Het hof leidt dit af uit de omstandigheden dat:
  • op de camerabeelden twee personen zijn waar te nemen;
  • medeverdachte [medeverdachte] op de camerabeelden door verschillende verbalisanten wordt herkend;
  • op deze camerabeelden ook de verdachte door verschillende verbalisanten wordt herkend;
  • dat [medeverdachte] zichzelf op de camerabeelden herkent;
  • dat [medeverdachte] heeft verklaard dat de andere persoon die – naast hem – op de beelden te zien is, zijn broer – de verdachte – zou kunnen zijn.
Ter zake van parketnummer 01-860246-19, feit 4 (inbraak te Nuenen) is het hof van oordeel dat de verdachte deze poging tezamen en in vereniging heeft ondernomen met medeverdachte [medeverdachte] . Het hof leidt dit af uit het feit dat medeverdachte [medeverdachte] zichzelf herkent op de camerabeelden betreffende de inbraak te Nuenen op 28 januari 2019, in samenhang bezien met het gegeven dat zowel onder de verdachte, als onder medeverdachte [medeverdachte] een deel van de in Nuenen buitgemaakte goederen is aangetroffen.
Ter zake van parketnummer 01-860246-19, feit 5 (inbraak te Sleeuwijk) is het hof van oordeel dat de verdachte deze poging tezamen en in vereniging heeft ondernomen met medeverdachte [medeverdachte] . Dit leidt het hof af uit het feit dat de verdachte door een drietal verbalisanten op de camerabeelden wordt herkend en bovendien zowel onder medeverdachte [medeverdachte] als onder zichzelf een deel van de in Sleeuwijk buitgemaakte goederen is aangetroffen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 6 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-845166-18 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-845166-18 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 5 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 7 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof bij de strafoplegging een gevangenisstraf zal opleggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daartoe is – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. De verdachte heeft al ruim 32 maanden gevangenisstraf ondergaan onder – in verband met de coronamaatregelen – zware omstandigheden. Sinds hij op 19 april 2021 geschorst is, werkt hij. Hij wordt begeleid door een medewerker van ‘Bureau Nazorg ex-gedetineerden’ van de gemeente ’s-Hertogenbosch en door een begeleider van Humanitas, die allebei verklaren dat de verdachte zich onberispelijk gedraagt sinds hij vrij is. De verdachte is gemotiveerd om een delictvrije toekomst op te bouwen. Hij is in behandeling gegaan bij Fivoor (forensische en intensieve psychiatrie) en heeft zich via cursussen en interventies geprepareerd op zijn resocialisatie. Ten slotte heeft de verdachte sinds kort een eigen woning. Als hij opnieuw gedetineerd zou raken verliest hij die woning, hetgeen voor hem rampzalig zou zijn, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is in de eerste plaats bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan zes woninginbraken en vier pogingen daartoe, waarvan hij enkele (zowel voltooide woninginbraken als pogingen daartoe) tezamen en in vereniging heeft gepleegd met een ander. Woninginbraken als de onderhavige hebben verstrekkende gevolgen voor de slachtoffers ervan. Niet alleen worden zij geconfronteerd met financiële schade in de vorm van braakschade en de schade van de weggenomen goederen. Ook voelen slachtoffers zich na een inbraak vaak onveilig in hun eigen woning. Dit is in het bijzonder ernstig, nu juist de eigen woning bij uitstek een plek behoort te zijn waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. Ten slotte blijkt uit – bijvoorbeeld – de aangifte van [benadeelde 1] , dat zich onder de ontvreemde sieraden ook meerdere erfstukken bevinden. Dit is in het bijzonder pijnlijk voor de betrokkenen, nu dergelijke sieraden vaak een speciale en onvervangbare emotionele waarde vertegenwoordigen.
Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard, temeer nu hij voor de meeste bewezenverklaarde feiten geen enkele verantwoordelijkheid neemt.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 augustus 2022, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij veelvuldig eerder onherroepelijk veroordeeld is ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Ter terechtzitting heeft de verdachte beaamd dat hij, op grond van zijn strafblad, kan worden gezien als een beroepsinbreker.
Ook heeft het hof kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 18 februari 2020, waaruit als voornaamste conclusie naar voren komt dat de reclassering – ingeval van een veroordeling – een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte inmiddels ongeveer 1,5 jaar begeleiding krijgt van ‘Bureau Nazorg ex-gedetineerden’ van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Dit betreft begeleiding op het gebied van resocialisatie en psychologische begeleiding. Verder krijgt hij begeleiding in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De verdachte heeft verklaard dat hij werkt bij zijn zoon [zoon verdachte] in de bouw. Hij verricht daar, naar eigen zeggen, met name dakdekkerswerkzaamheden en metselwerk en is daar in loondienst.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in het bijzonder gelet op de hoeveelheid bewezenverklaarde feiten en de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het perspectief van vergelding en speciale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan een straf die langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De inmiddels ingetreden positieve ontwikkelingen kunnen daar onvoldoende aan afdoen.
Redelijke termijn
Ten slotte heeft het hof in aanmerking genomen dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
In eerste aanleg is geen sprake geweest van een overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep is daarvan wel sprake. Namens de verdachte is immers op 23 maart 2020 hoger beroep ingesteld en het hof wijst heden, 1 november 2022, arrest, zodat de redelijke termijn in hoger beroep met ongeveer 7 maanden is overschreden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de hoeveelheid bewezenverklaarde feiten en de aard en ernst daarvan, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden zou zijn geweest zonder overschrijding van de redelijke termijn.
Gelet echter op voormelde overschrijding van de redelijke termijn, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Bij de strafoplegging heeft het hof tevens acht geslagen op de straf die het hof bij arrest van 1 november 2022 aan de verdachte oplegt in de gelijktijdig met de onderhavige zaak behandelde strafzaak tegen de verdachte onder parketnummer 20-001734-18.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 21.140,00. Dit bedrag valt uiteen in een bedrag van € 20.740,00 aan materiële schade geleden door de diefstal van de sieraden en een bedrag van € 400,00 aan immateriële schade geleden door de inbraak.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, zodat deze reeds daarom in volle omvang aan het oordeel van het hof is onderworpen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de vordering integraal zal toewijzen.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de vordering zal afwijzen dan wel niet-ontvankelijk zal verklaren, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder parketnummer 01-879225-19, feit 1, bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 20.740,00 aan materiële schade.
De door de benadeelde partij gestelde materiële schade is onderbouwd door middel van een aan het hof in hoger beroep overgelegd taxatierapport van taxateur F.A. Driessen van F.J. Driessen juweliers te Haarlem. De vordering is niet voldoende gemotiveerd betwist en komt dan ook volledig voor vergoeding in aanmerking. De verdachte is met zijn mededader hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Blijkens een toelichting ter terechtzitting in hoger beroep door [partner benadeelde 1] (namens zijn partner [benadeelde 1] ), is voormeld stuk de laatste taxatie die de moeder van de benadeelde partij heeft laten verrichten. Nu sieraden doorgaans betrekkelijk waardevast zijn, neemt het hof de in die taxatie uit 2017 vermelde waarden tot uitgangspunt. Daarbij zal het hof ook de gevorderde € 565,00 aan sieraden toewijzen die op de goederenbijlage zijn opgenomen (onder de goednummers eindigend op 1861971, 1861972, 1861974, 1861976, 1861977, 1861978) doch niet zijn opgenomen op het taxatierapport, nu dat bedrag het hof niet onredelijk voorkomt en die posten ook niet voldoende gemotiveerd zijn betwist.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 400,00, overweegt het hof als volgt.
Als schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van voormelde aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich daarop beroept, zal echter voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, met zich brengen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomende gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending met zich brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, is echter niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Het hof overweegt dat van lichamelijk letsel, het geschaad zijn in de eer of goede naam of een andere aantasting in de persoon bestaande uit geestelijk letsel, geen sprake is. Het hof is van oordeel dat evenmin sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze.
De aard en de ernst van de normschending brengen in dit geval niet met zich dat dit in het onderhavige geval kan worden aangenomen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij met name verdriet heeft over het verlies van de sieraden, die van haar – kort voor de inbraak overleden – moeder zijn geweest. Verder kampt de benadeelde met gevoelens van angst. Hoewel het betreden van haar woning door de verdachte, kan worden aangemerkt als een normschending of schending van een fundamenteel recht in de hiervoor bedoelde zin, is verder geen sprake geweest van – bijvoorbeeld – een confrontatie met de verdachten.
De door de benadeelde partij gestelde gevolgen zien vooral op de angst voor de veiligheid van haar spullen en in mindere mate op haar eigen, persoonlijke veiligheid. Dat maakt naar het oordeel van het hof dat er in dit geval geen sprake is van enige vorm van aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Nu een wettelijke grondslag voor de gevorderde immateriële schadevergoeding ontbreekt, zal het hof de vordering van de benadeelde partij in zoverre afwijzen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag aan materiële schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van dit arrest begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 1]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het onder parketnummer 01-879225-19, onder 1, bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 20.740,00 aan materiële schade. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk samen met zijn mededader.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De verdachte is daarvoor hoofdelijk aansprakelijk samen met zijn mededader.
Gijzeling
Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 8.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Nu aan de verdachte, ter zake van het onder parketnummer 01-879225-19, onder 5, tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde 2] niet in de vordering tot schadevergoeding worden ontvangen. Het hof zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
Proceskosten
Ten slotte zal het hof de benadeelde partij, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 12.966,00 aan materiële schade, bestaande uit de geleden schaden door de diefstal van sieraden. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de vordering integraal zal toewijzen.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de vordering zal afwijzen, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, reeds omdat de desbetreffende vordering naar het oordeel van hof onvoldoende onderbouwd is en omdat de beantwoording van de vraag of en zo ja, in hoeverre, de gestelde schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit, nader onderzoek zou vergen. Meer in het bijzonder is niet duidelijk geworden hoe de waarde van de weggenomen sieraden is bepaald.
Het hof zal daarom de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering tot schadevergoeding slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande ziet het hof termen aanwezig om de proceskosten te compenseren dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen, ten tijde van het wijzen van dit arrest begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 27.401,10 ter zake van materiële schade geleden door de diefstal van sieraden en geld, waarop de reeds vergoede schade in mindering is gebracht. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, zodat de vordering reeds daarom in volle omvang aan het oordeel van het hof is onderworpen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de vordering integraal zal toewijzen.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de vordering zal afwijzen dan wel niet-ontvankelijk zal verklaren, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 4] als gevolg van het onder parketnummer 01-860246-19, feit 5, bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.300,00 aan materiële schade. Dit bedrag is voldoende onderbouwd en komt volledig voor vergoeding in aanmerking. De verdachte is met zijn mededader hoofdelijk tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof is van oordeel dat de behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, reeds omdat de desbetreffende vordering naar het oordeel van hof onvoldoende onderbouwd is en omdat de beantwoording van de vraag of en zo ja, in hoeverre, de gestelde schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, nader onderzoek zou vergen. In het bijzonder is niet duidelijk geworden hoe de waarde van de weggenomen sieraden is bepaald.
Het hof zal daarom de vordering van de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag aan materiële schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van dit arrest begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 4]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het onder parketnummer 01-860246-19, feit 5, bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 4] is toegebracht tot een bedrag van € 1.300,00 aan materiële schade. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk samen met zijn mededader.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De verdachte is daarvoor hoofdelijk aansprakelijk samen met zijn mededader.
Gijzeling
Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 915,75. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 110,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de vordering tot een bedrag van € 110,00 aan het oordeel van het hof onderworpen is.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 110,00 ter zake van materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding zal toewijzen zoals de rechtbank bij vonnis waarvan beroep, inhoudende een toewijzing tot een bedrag van € 110,00 ter zake van materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 5] als gevolg van onder parketnummer 01-860246-19, onder 7, bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 110,00 aan materiële schade. De door de benadeelde partij gestelde materiële schade is voldoende onderbouwd, niet betwist en komt volledig voor vergoeding in aanmerking. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag aan materiële schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van dit arrest begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 5]
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het onder parketnummer 01-860246-19, onder 7, bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 5] is toegebracht tot een bedrag van € 110,00 aan materiële schade. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Gijzeling
Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling
Ten slotte is aan de orde een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met zaaknummer 99-000357-28. Het gedeelte van de bij vonnis van 19 januari 2016 onder parketnummer 03-689380-15 opgelegde vrijheidsstraf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, betreft een gevangenisstraf voor de duur van 57 dagen.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voldoet aan de wettelijke vereisten. Krachtens de wettelijke bepalingen is het hof bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan enig strafbaar feit. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van de verdachte, ziet het hof geen aanleiding om niet tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling over te gaan, zodat het de tenuitvoerlegging zal gelasten van voormelde gevangenisstraf voor de duur van 57 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 6 tenlastegelegde.
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 2 en 5 en in de zaak met parketnummer 01-860051-19 en in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 1, 3, 4 en 6 en in de zaak met parketnummer 01-845166-18 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 1, 4, 5 en 7 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 1, 3, 4 en 6 en in de zaak met parketnummer 01-845166-18 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 1, 4, 5 en 7 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 20.740,00 (twintigduizend zevenhonderdveertig euro)ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met zijn mededader
hoofdelijkvoor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879225-19 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 20.740,00 (twintigduizend zevenhonderdveertig euro)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
138 (honderdachtendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
- veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

- verklaart de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.300,00 (duizend driehonderd euro)ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met zijn mededader
hoofdelijkvoor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.300,00 (duizend driehonderd euro)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
23 (drieëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 7 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 110,00 (honderdtien euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-860246-19 onder 7 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 110,00 (honderdtien euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

- wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met zaaknummer 99-000357-28 toe en gelast dat het gedeelte van de bij vonnis van 19-01-2016 onder parketnummer 03-689380-15 opgelegde vrijheidsstraf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel wordt ondergaan, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 57 dagen.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto en mr. M. van der Horst, griffiers,
en op 1 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.