In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant inzake de echtscheiding van partijen, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, en de alimentatieverplichtingen. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft in september 2021 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 17 juni 2021, waarin de rechtbank de echtscheiding heeft uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft vastgesteld. De man heeft in november 2021 een verweerschrift ingediend, waarin hij ook incidenteel hoger beroep heeft ingesteld met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
Tijdens de mondelinge behandelingen in april en september 2022 hebben partijen geprobeerd tot een onderlinge regeling te komen, maar er bleven geschilpunten bestaan, met name over de ingangsdatum van de partneralimentatie en de eindtijd van het contactmoment tussen de man en de minderjarige [minderjarige 2]. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 1 oktober 2022 een bedrag van € 109,- per maand aan partneralimentatie aan de vrouw zal betalen. Tevens is de regeling inzake de zorg- en opvoedingstaken bevestigd, waarbij is bepaald dat [minderjarige 2] op woensdag en vrijdag tot na het avondeten bij de man zal verblijven.
Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken op 3 november 2022.