Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
primair
subsidiair
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van partneralimentatie tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 oktober 2021 aangevochten, waarin de partneralimentatie voor de vrouw was vastgesteld op € 4.610,- per maand met terugwerkende kracht tot 3 oktober 2017. De man verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en de alimentatie te verlagen naar nihil, terwijl de vrouw in incidenteel hoger beroep verzoekt om indexering van de alimentatie. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 9 augustus 2022 gehouden, waarbij beide partijen en hun advocaten zijn gehoord. De man heeft negen grieven ingediend, die onder andere betrekking hebben op de toepassing van artikel 1:401 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, en de vrouw heeft één grief ingediend in het incidenteel hoger beroep. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de financiële situatie van beide partijen en de relevante juridische bepalingen. Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de man niet de juiste of volledige financiële gegevens heeft overgelegd in de echtscheidingsprocedure. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de vastgestelde onderhoudsbijdrage betreft over de periode van 3 oktober 2017 tot 1 juni 2020 en heeft de partneralimentatie met ingang van 1 juni 2020 vastgesteld op € 497,- per maand. Tevens is de vrouw veroordeeld tot terugbetaling van de te veel ontvangen alimentatie aan de man.