In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de vader om een omgangsregeling met zijn minderjarige kind vast te stellen. De vader was eerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om gezamenlijk gezag met de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming had geadviseerd om de beslissing over de omgangsregeling negen maanden aan te houden in afwachting van hulpverlening. Het hof heeft echter geoordeeld dat het belang van het kind zich verzet tegen dit advies. Het hof heeft vastgesteld dat het kind, [minderjarige], kwetsbaar is en gevoelig voor veranderingen, wat een contra-indicatie vormt voor het vaststellen van een omgangsregeling. De moeder heeft aangegeven dat zij het niet eens is met het advies van de raad en vreest dat de voorgestelde statusvoorlichting negatieve gevolgen zal hebben voor de stabiliteit van [minderjarige]. Het hof heeft geconcludeerd dat er op dit moment onvoldoende draagvlak is voor een omgangsregeling en dat het belang van [minderjarige] voorop staat. De beschikking van de rechtbank Limburg is bekrachtigd, en het verzoek van de vader is afgewezen.