ECLI:NL:GHSHE:2022:3817

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
200.301.712_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders met zorgen over de persoonlijke situatie van de vader

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2018. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 12 augustus 2021 aangevochten, waarin de rechtbank een zorgregeling heeft vastgesteld waarbij de minderjarige eenmaal per week vier uur bij de vader verblijft, onder regie van de Gecertificeerde Instelling (GI). De moeder is van mening dat onbegeleide omgang tussen de vader en de minderjarige niet in het belang van het kind is, gezien de zorgen over de veiligheid en de persoonlijke situatie van de vader. De vader daarentegen stelt dat de begeleide omgang goed verloopt en dat hij voldoende inzicht heeft gegeven in zijn situatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2022 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming. De GI heeft aangegeven dat de vader tot op heden onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke omstandigheden, wat een belemmering vormt voor onbegeleide omgang. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook zorgen geuit over het gebrek aan inzicht in de persoonlijke situatie van de vader.

Het hof heeft overwogen dat de zorgen over de persoonlijke situatie van de vader niet zijn weggenomen en dat het in het belang van de minderjarige wenselijk is om de bestaande regeling in stand te houden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de GI de regie heeft over de contactmomenten tussen de vader en de minderjarige. De beslissing van het hof is op 3 november 2022 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 november 2022
Zaaknummer: 200.301.712/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/03/279335 / FA RK 20/2268 en
C/03/257097 / FA RK 18-4281
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.C.H. Poelman,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Carli.
Deze zaak gaat over: [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats].
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.
In het kort: de moeder wil dat de contacten tussen de vader en [minderjarige] alleen begeleid plaats vinden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 augustus 2021, uitgesproken onder
voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 26 oktober 2021, met producties, ingekomen bij het hof op
27 oktober 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen in die zin dat er in het belang van [minderjarige] maximaal een begeleide omgangsregeling wordt bepaald.
2.2.
Bij verweerschrift van 29 december 2021, met producties, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van de advocaat van de moeder van 28 oktober 2021, met bijlage;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 18 januari 2022, met productie;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 4 februari 2022, met producties;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 18 maart 2022, met producties;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 13 september 2022, met producties;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 23 september 2022, met producties.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2];
- de raad, vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger van de raad].

3.De beoordeling

3.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van: [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats]: hierna te noemen: [minderjarige].
3.2.
[minderjarige] is door de vader erkend. [minderjarige] woont bij de moeder.
3.3.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige].
3.4.
[minderjarige] staat met ingang van 20 september 2019 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 20 juni 2023.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder ten aanzien van het verkrijgen van het eenhoofdig gezag afgewezen.
De rechtbank heeft in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] vastgesteld, inhoudende dat [minderjarige] bij de vader verblijft:
  • eenmaal per week voor de duur van vier uren;
  • onder regie van de GI en waarbij de GI de voorwaarden voor deze contactmomenten verder zal bepalen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.1.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. Onbegeleide omgang tussen [minderjarige] en de vader is niet in het belang van [minderjarige]. De vader werkt tot op heden niet mee aan het inzichtelijk maken van zijn persoonlijke situatie en de moeder maakt zich grote zorgen over de veiligheid van [minderjarige] bij de vader. Daarnaast verloopt de samenwerking met de vader zeer moeizaam. De moeder heeft recent nog een procedure vervangende toestemming voor de vakantie tegen de vader moeten voeren, omdat de vader hier niet aan meewerkte. Begeleide omgang tussen [minderjarige] en de vader is op dit moment het maximaal haalbare.
3.7.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De begeleide contactmomenten van vier uur per week tussen [minderjarige] en de vader verlopen goed. De vader heeft hier groei in laten zien. De moeder kan het verleden niet loslaten en blijft de vader onterecht beschuldigen van allerlei zaken om op die manier de contacten tussen de vader en [minderjarige] te frustreren. De vader beschikt inmiddels over eigen woonruimte en wil graag dat de omgang daar, zonder begeleiding, gaat plaatsvinden. Op de mondelinge behandeling heeft de vader toegelicht dat hij bij een vrouw en een kind inwoont en over een eigen slaapkamer en keuken beschikt. De vader geeft aan voldoende inzicht te hebben gegeven in zijn persoonlijke omstandigheden, maar wil zo nodig hier nog nader inzicht in verschaffen.
3.8.
De GI voert – samengevat – het volgende aan. De vader geeft tot op heden onvoldoende inzicht in zijn persoonlijke omstandigheden, ondanks herhaald verzoek van de GI. In het raadsrapport wordt gesproken over agressie-problematiek. Voor de GI is niet alleen de definitieve woonruimte van belang om te komen tot onbegeleide omgang, maar ook inzicht in de persoonlijke situatie van de vader. Dit blijft echter onduidelijk, omdat de vader hier niet aan meewerkt. De contacten tussen [minderjarige] en de vader verlopen goed. De GI wil gaan inzetten op ouderschapsreorganisatie.
3.9.
De raad voert – samengevat – het volgende aan. Voor de moeder is het moeilijk om [minderjarige] los te laten en de vader te vertrouwen met haar. Het is aan de vader om inzicht te geven in zijn persoonlijke situatie en daar waar hij kan, de moeder geruststelling te bieden.
Ook bij het onderzoek in 2019 kreeg de raad geen goed zicht op vaders persoonlijke leven en functioneren: hoe leeft hij, hoe woont hij, waarom is hij afgekeurd. De ondertoezichtstelling loopt inmiddels drie jaar en al die tijd lukt het de GI niet om zicht te krijgen in de persoonlijke omstandigheden van de vader. De onduidelijkheid daarover betekent dat de omgang begeleid zal moeten zijn.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.10.2.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige] als volgt dient te zijn. [minderjarige] verblijft één keer per week gedurende vier uur bij de vader. De contactregeling zal onder regie van de GI worden vormgegeven, waarbij de GI de voorwaarden voor deze contactmomenten verder zal bepalen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
3.10.3.
Uit de stukken en de informatie van de GI tijdens de mondelinge behandeling is voldoende duidelijk dat er zorgen zijn over de persoonlijke situatie van de vader die maken dat de contacten tussen [minderjarige] en de vader niet zonder meer onbegeleid kunnen
plaatsvinden. Deze zorgen zijn gelegen in de woonsituatie van de vader (waar verblijft de vader feitelijk), zijn dagbesteding en zijn eventuele medische en/of psychische problematiek. De GI heeft hier nog steeds onvoldoende zicht op. Doorvragen op voornoemde onderwerpen leidt tot discussie met de vader en de vader heeft de GI zelfs een keer boos buiten de deur gezet. Dit heeft de vader niet betwist. De vader heeft ondanks herhaald verzoek van de GI bovendien niet de instemmingsverklaringen ondertekend om het voor de GI mogelijk te maken informatie op te vragen bij de hulpverlenende instanties die bij de vader betrokken zijn geweest, ook op het gebied van agressieregulatie. Dit maakt dat de zorgen die er zijn over zijn persoonlijke omstandigheden door de vader nog steeds niet zijn weggenomen. Ook het hof heeft van de vader tijdens de mondelinge behandeling geen eenduidige antwoorden gekregen over zijn persoonlijke omstandigheden. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] wenselijk om de regeling zoals de rechtbank die heeft bepaald, in stand te laten. Het hof heeft in de overweging betrokken dat het eventueel kunnen plaatsvinden van onbegeleid contact aldus niet alleen afhangt van de situatie waarin de vader over zelfstandige woonruimte beschikt. Hiervoor is ook meer inzicht nodig in de persoonlijke omstandigheden van de vader, zoals hiervoor is overwogen. De GI, die in de bestreden beschikking de regie heeft gekregen over eventuele uitbreiding naar onbegeleide omgang, vindt dit ook. Dit maakt dat naar het oordeel van het hof de veiligheid van [minderjarige] voldoende is gewaarborgd met de regeling zoals deze door de rechtbank is vastgelegd.
3.10.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 augustus 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en H. van Winkel en is op 3 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.