ECLI:NL:GHSHE:2022:3804

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
20-000644-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis van de politierechter in hoger beroep inzake diefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraffen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging gelast van twee eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen, die door de politierechter waren omgezet in taakstraffen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met verbeteringen en aanvullingen op de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, en om de vorderingen tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal. Het hof concludeerde dat de verdachte het goed had onttrokken aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende, wat leidde tot een voltooide diefstal. Het hof verwierp de verweren van de verdediging en bevestigde het vonnis van de politierechter.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000644-21
Uitspraak : 31 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 februari 2021, parketnummer 03-320084-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen onder de parketnummers 03-141621-16 en 03-223820-16, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van twee eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen, met dien verstande dat deze voorwaardelijke gevangenisstraffen door de politierechter zijn omgezet in een tweetal taakstraffen voor duur van (parketnummer 03-141621-16) 172 uren, subsidiair 86 dagen hechtenis respectievelijk (parketnummer 03-223820-16) 8 uren subsidiair 4 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en met aanvulling van gronden en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Met betrekking tot de twee vorderingen tot tenuitvoerlegging onder de parketnummers 03-141621-16 en 03-223820-16 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze vorderingen zal toewijzen, met dien verstanden dat het hof, gelijk aan de beslissing van de politierechter, deze zal omzetten in een taakstraf voor de duur van 172 uren subsidiair 86 dagen hechtenis respectievelijk 8 uren subsidiair 4 dagen hechtenis.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met verbetering c.q. aanvulling van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en met verbetering van de bewijsoverwegingen.
In hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi naar voren heeft gebracht met betrekking tot de op te leggen straf ziet het hof, in het bijzonder afgezet tegen het justitiële verleden van de verdachte en gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, geen aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen dan de politierechter.
Voorts zal het hof – nu de meervoudige strafkamer gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering – de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, alsmede het door hof daaraan toegevoegde bewijsmiddel van de eigen waarneming van de leden van het gerechtshof, zoals gedaan ter terechtzitting van 17 oktober 2022, uitwerken als hierna vermeld.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Kerkrade, op ambtsbelofte opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, registratienummer PL2300 (doorgestreept en aangepast naar 2421)-2020073968, gesloten 20 december 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 3 tot en met 28.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 mei 2020 (pg. 3 tot en met 6), met goederenbijlage en bijgevoegd landelijk aangifteformulier winkeldiefstal, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] namens [bedrijf] te Kerkrade:
Als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd ondertekende aangifteformulier.
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Middels het Landelijk aangifteformulier winkeldiefstal werd aangifte gedaan ter zake
winkeldiefstal.
In de bijlage goederen worden de goederen genoemd, die zijn weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage goederen
Object : Vlees
Bijzonderheden : Verpakking rundergehaktballen
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2020 (pg. 8-9), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(Pagina 8)
Op woensdag 13 mei 2020, omstreeks 17:43 uur, was ik in de [bedrijf] , perceel [adres 2] , naar aanleiding van een gepleegde winkeldiefstal.
De verdachte van deze diefstal was daar ook ter plaatse. Dit bleek de mij ambtshalve
bekende:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats]
Ik zag dat [verdachte] gekleed was in een grijs vest met capuchon. Verder droeg hij onder
het vest een zwart shirt. Ook droeg hij een zwarte broek en droeg hij een groen met
bruine pet.
Aan de politie werden beelden van de beveiligingscamera's van de genoemde [bedrijf]
ter beschikking gesteld. Op zaterdag 30 mei 2020 bekeek ik de ter beschikking gesteld beelden. Ik zag dat de tijdsaanduiding op de beelden bij aanvang van de beelden betrof:
2020-05-13 17:13
Ik zag op het tijdstip 17:13 op camera 3 [verdachte] van de achterzijde en op camera 4
van de voorzijde in beeld verschijnen. Ik herkende [verdachte] aan de kleding die hij droeg.
Op het tijdstip 17:13:58 is te zien dat [verdachte] een voorwerp, vierkant dan wel
rechthoekig transparant van kleur, uit zijn winkelwagentje pakt en rechts onder zijn
vest in zijn kleding stop.
3.
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17 oktober 2022, voor zover inhoudende de eigen waarneming van het gerechtshof:
Het hof neemt op de terechtzitting in hoger beroep getoonde camerabeelden van de [bedrijf] d.d. 13 mei 2020 waar dat een manspersoon in beeld verschijnt. De man pakt met zijn linkerhand een goed uit zijn winkelwagentje en stopt dit aan de rechterbinnenzijde van zijn jas/vest. Voorts neemt het hof waar dat de kleding van de man gelijkenissen vertoont met de door verbalisant [verbalisant 2] beschreven kleding van de verdachte.
Verbetering bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe is in de kern aangevoerd dat op camerabeelden van de [bedrijf] niet kan worden waargenomen welk goed of voorwerp door de verdachte onder zijn kleding is gestopt, alsmede dat op de camerabeelden niet kan worden waargenomen dat de verdachte met dit goed of voorwerp in zijn jas de kassa is gepasseerd zonder te betalen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Anders dan de raadsvrouw, maar met de politierechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat boven redelijke twijfel is verheven dat de verdachte op 13 mei 2020 in de [bedrijf] te Kerkrade vlees (rundergehaktballen) heeft gestolen. Hiertoe stelt het hof voorop dat het hof op de terechtzitting in hoger beroep op de camerabeelden heeft waargenomen dat een manspersoon in de [bedrijf] een goed uit zijn winkelkarretje pakt en dit aan de binnenzijde van zijn jas/vest stopt. Deze persoon is door personeel van de [bedrijf] in de winkel aangesproken, waarna hij zich ten overstaan van hen heeft geïdentificeerd als de verdachte. Voorts heeft verbalisant [verbalisant 2] de persoon op de camerabeelden op basis van diens kleding herkend als zijnde de verdachte.
Met betrekking tot het verweer dat uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder de camerabeelden, niet naar voren komt dat de verdachte de kassa is gepasseerd met het weggenomen goed in zijn kleding, zodat van een voltooide diefstal geen sprake is, overweegt het hof het volgende. Er is sprake van een voltooide diefstal indien het goed aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende is onttrokken. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is het passeren van de kassa voor de vaststelling daarvan geen constitutief vereiste. De verdachte heeft het goed uit zijn winkelwagen gehaald en vervolgens in de binnenzijde van zijn jas/vest gestopt. De verdachte heeft – door het goed in de binnenzijde van zijn jast/vest te stoppen – dit goed aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van deze handeling, was het opzet van de verdachte hierop ook gericht. Naar het oordeel van het hof is door aldus te handelen sprake van een voltooide wegnemingshandeling, zodat het pleidooi van de raadsvrouw geen doel treft.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.M. Goes, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. A.C. van der Schans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.S. Vos, griffier,
en op 31 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Schans voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.