ECLI:NL:GHSHE:2022:3800

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 oktober 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
20-001577-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken, met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 weken, met aftrek van voorarrest, op basis van een kleinere hoeveelheid hennep van 4.131,5 gram. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het tenlastegelegde feit, waarbij het hof tot een andere bewezenverklaring is gekomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en het justitieel verleden van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van een grote hoeveelheid hennep, wat in verband staat met de verspreiding van en handel in softdrugs, en heeft dit zwaar aangerekend. De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001577-21
Uitspraak : 24 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-252978-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep door de politierechter ter zaken van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, met dien verstande dat daarbij wordt uitgegaan van een kleinere hoeveelheid, te weten 4.131,5 gram, en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 8 oktober 2020 te Woensdrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans aanwezig heeft gehad, ongeveer 4.500 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 8 oktober 2020 te Woensdrecht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 4.131,50 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich – kort gezegd – samen met haar partner schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van 4.131,50 gram hennep, zijnde een grote hoeveelheid. Aldus heeft de verdachte gehandeld uit puur winstbejag en heeft zij zich geen enkele rekenschap gegeven van de omstandigheid dat verdovende middelen als hennep schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Bovendien staat verdachtes handelen onmiskenbaar in relatie met de verspreiding van en de handel in softdrugs, hetgeen weer onlosmakelijk in verbinding staat met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze verslavende middelen. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud uit het uittreksel uit de uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 augustus 2022, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen, doch niet voor een soortgelijk feit en dat die strafbeschikking bovendien pas na de pleegdatum van onderhavig onherroepelijk is geworden. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken.
Het hof is van oordeel dat in het algemeen bij de straftoemeting aansluiting kan worden gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Nu het LOVS geen oriëntatiepunten ter zaken van het invoeren van softdrugs heeft, heeft het hof het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van softdrugs als uitgangspunt genomen. Voor het aanwezig hebben van 4.131,50 gram softdrugs, in dit geval hennep, is het uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 180 uren. Voor het aanwezig hebben van 5.000 – 10.000 gram softdrugs is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat sprake is van natte hennep en dat het hof dit in het voordeel van de verdachte zou moeten meewegen in de straf, omdat volgens de raadsman na het droogproces slechts 20% van het aangetroffen gewicht aan hennep zou resteren. Het hof is van oordeel dat het dossier, noch het verhandelde ter terechtzitting, aanknopingspunten biedt die wijzen in de richting dat sprake was van natte hennep. Daarbij betrekt het hof het volgende. Nog daargelaten dat het hof de invoer in Nederland van natte hennep, zonder redengevende verklaring daarvoor die hier ontbreekt, reeds geen aannemelijk scenario acht, heeft het hof in raadkamer nogmaals kennisgenomen van de foto’s 3 en 5 op de pagina’s 29 en 30 in het politiedossier met daarop zichtbaar de aangetroffen hennep. Het hof neemt daarop waar dat de henneptoppen niet als een opeen-/ aaneengeplakte compacte (natte) massa in de aangetroffen kussenslopen en Pringles verpakkingen zaten, maar op luchtige afstand van elkaar verwijderd en dat deze droog ogen. Zonder enige onderbouwing, die aldus ontbreekt, nu door de verdachte(n) hierover van meet af aan niets is verklaard, acht het hof de door de raadsman geponeerde stelling op dit punt niet aannemelijk geworden. Nu aldus onvoldoende aannemelijk is dat er sprake is geweest van natte hennep, zal het hof dit niet mee laten wegen bij de op te leggen straf.
De verdediging heeft voorts verzocht om te volstaan met een flinke taakstraf in combinatie met een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit zou volgens de raadsman ook recht doen aan het recht op een gelijke behandeling, daar twee overige verdachten in dit dossier, anders dan de verdachte en haar partner, in eerste aanleg een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf zijn opgelegd.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feit – het gaat immers niet om aanwezig hebben van de drugs maar om invoer- in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof is dan ook van oordeel dat de straf zwaarder moet zijn dan de politierechter heeft opgelegd en dan de advocaat-generaal heeft geëist. Voor de door de raadsman bepleite afdoening ziet het hof dan ook geen ruimte, zij het dat een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 24 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.