ECLI:NL:GHSHE:2022:3784
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de termijn voor behandeling van hoger beroep in voorlopige hechtenis en de gevolgen daarvan
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 oktober 2022, ging het om de late behandeling van een hoger beroep dat was ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 6 september 2022. De rechtbank had het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen. De vertraging in de behandeling van het beroep was te wijten aan het laat insturen van het dossier door de rechtbank, een omstandigheid die niet aan de verdachte kon worden tegengeworpen. Het hof oordeelde dat de overschrijding van de termijn voor de behandeling van het beroep met 18 dagen niet ernstig genoeg was om de voorlopige hechtenis op te heffen, vooral gezien de aard van de beschuldigingen tegen de verdachte, die onder meer belaging omvatten. Het hof nam ook kennis van de rapporten van de reclassering en de Pro Justitia rapportage, die wezen op een hoog risico op herhaling van delictgedrag. De verdediging had aangevoerd dat de voorlopige hechtenis moest worden opgeheven omdat de behandeling van het beroep te laat plaatsvond, maar het hof wees dit verzoek af. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees ook het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, omdat er onvoldoende voorwaarden waren om de kans op herhaling te beperken. De zaak benadrukt de noodzaak van tijdige behandeling van hoger beroep in zaken van voorlopige hechtenis, maar ook de belangen van de samenleving bij het handhaven van de voorlopige hechtenis in ernstige zaken.