In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van DSV Road Holding N.V. en haar dochterondernemingen tegen een aantal werknemers. De werknemers hebben DSV aangeklaagd in verband met de wijziging van hun pensioenovereenkomst, waarbij DSV een eenzijdige wijziging van de eindloonregeling naar een beschikbare premieregeling heeft doorgevoerd. Het hof heeft eerder, in een tussenarrest van 12 juli 2022, de werknemers toegelaten om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van DSV dat er geen uitvoerders meer zijn voor de eindloonregeling. De werknemers hebben echter besloten af te zien van het leveren van tegenbewijs, wat betekent dat het hof ervan uitgaat dat DSV geen uitvoerder kan vinden voor de eindloonregeling.
Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat de feitelijke onmogelijkheid om de eindloonregeling uit te voeren een zwaarwegend belang vormt voor DSV om een wijziging van de pensioenovereenkomst na te streven. Echter, DSV moet rekening houden met de belangen van de werknemers, wat volgens het hof onvoldoende is gebeurd. Het hof heeft daarom besloten een deskundige te benoemen om te onderzoeken welke middelloonregelingen beschikbaar zijn die vergelijkbaar zijn met de eindloonregeling en of het mogelijk is om deze met terugwerkende kracht af te sluiten.
De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door beide partijen, waarin zij zich kunnen uitlaten over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moeten worden. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat de partijen hun akten hebben ingediend.