ECLI:NL:GHSHE:2022:3737

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
20-002910-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met geweld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 8 december 2021 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1979, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en van de argumenten van de verdediging, die primair vrijspraak heeft bepleit en subsidiair een strafmaatverweer heeft gevoerd.

Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de aangifte van de aangever en de camerabeelden die door de politie zijn verzameld. De verdediging stelde dat de verdachte geen geweld heeft gebruikt, maar het hof oordeelde anders. Het hof concludeerde dat de verdachte wel degelijk geweld heeft gebruikt om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken. Dit oordeel is gebaseerd op de verklaringen van de aangever en de beelden van de cameratoezicht, die een ander beeld schetsen dan de verdediging voorstelde.

Het hof heeft het verweer van de raadsvrouw verworpen en het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de relevante wettelijke voorschriften, waaronder artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan op 26 oktober 2022 door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002910-21
Uitspraak : 26 oktober 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-217653-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
postadres te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van de primair tenlastegelegde ‘diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft primair vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit en zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van gronden en de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Aanvulling van de bewijsoverweging
Door de raadsvrouw is bepleit dat de verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte geen geweld heeft gebruikt om de diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. De raadsvrouw heeft daarvoor verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden (dossierpagina’s 14-15), de stills van deze camerabeelden (dossierpagina’s 17-21) en de verklaring van de verdachte (dossierpagina’s 9-13). De politie heeft aan de hand van de camerabeelden gerelateerd dat de verdachte geweld heeft toegepast omdat hij er vandoor wilde gaan. Dit is niet terug te zien op de stills van de camerabeelden. Op de stills van de camerabeelden is te zien dat de verdachte door twee personen wordt aangeraakt en hij vervolgens de deur vasthoudt omdat hij zich verzet tegen het geweld dat tegen hem wordt gebruikt. De stills van de camerabeelden passen bij de verklaring van de verdachte dat hij niemand met een vinger heeft aangeraakt en hij slechts aan de medewerkers van de [winkel] heeft gevraagd of zij hem los wilden laten, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt omtrent dit verweer als volgt.
[aangever] heeft in zijn aangifte (dossierpagina’s 3-4) verklaard dat zijn collega [getuige] een man bij de broodafdeling iets onder zijn shirt zag stoppen en dat hij daarom besloot de man in de gaten te houden. Collega [getuige] waarschuwde aangever [aangever] en samen zijn ze de man tot aan de kassa gevolgd. De man rekende enkel het flesje water af dat hij in zijn winkelmandje had liggen. Aangever [aangever] en zijn collega [getuige] vroegen de man of hij nog wat onder zijn shirt had zitten. De man haalde onder zijn shirt en onder zijn broek een drietal pakjes kaas vandaan. De man probeerde vervolgens in de richting van de uitgang te lopen. Aangever [aangever] en zijn collega [getuige] probeerden dit te voorkomen door voor hem te gaan staan en hem de weg te blokkeren. De verdachte werd agressief en probeerde hen weg te duwen. Hierdoor ontstond een worsteling met duw- en trekwerk. Uiteindelijk wisten ze de man net buiten de winkel te overmeesteren.
De aangifte van [aangever] wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden (dossierpagina’s 17-21). De politie heeft gerelateerd dat op de camerabeelden is te zien dat een medewerker van de [winkel] de verdachte bij de kassa aansprak. Vervolgens probeerde de verdachte zich langs de medewerker van de [winkel] te duwen. De medewerker van de [winkel] moest zich schrap zetten met zijn benen en probeerde de verdachte tegen te houden. De verdachte greep de medewerker van de [winkel] vast bij zijn schouders en de medewerker van de [winkel] greep de verdachte bij zijn shirt. Daarna ontstond er een worsteling. Uiteindelijk heeft de verdachte zich los weten te rukken middels de schuifdeuren van de winkel.
Het hof overweegt dat de verdachte geweld heeft gebruikt om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk. Het hof heeft daarbij gelet op de aangifte en het proces-verbaal van de camerabeelden waaruit blijkt dat de verdachte, nadat hij door de medewerkers van de [winkel] werd aangesproken vanwege de diefstal van drie pakjes kaas, zich langs die medewerkers probeerde te duwen, een medewerker van de [winkel] bij de schouders vastgreep en zich losrukte middels de schuifdeuren van de winkel. Dat op de stills van de camerabeelden niet te zien is dat de verdachte geweld gebruikte om zichzelf de vlucht mogelijk te maken maakt dit niet anders omdat stills geen volledig beeld van de situatie geven. Daarnaast schuift het hof de verklaring van de verdachte dat hij niemand met een vinger heeft aangeraakt en hij slechts aan de medewerkers van de [winkel] heeft gevraagd of zij hem los wilde laten terzijde aangezien uit de aangifte en het proces-verbaal van de camerabeelden wel degelijk een heel ander beeld naar voren komt.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof vult de toepasselijke wettelijke voorschriften aan met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 26 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.