ECLI:NL:GHSHE:2022:3731
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake smaad met betrekking tot ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte was veroordeeld voor smaad. De politierechter had de verdachte een geldboete opgelegd van € 600, waarvan € 300 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij had ook een vordering tot schadevergoeding ingediend. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het standpunt van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de strafvervolging, ondanks het feit dat de formele klacht niet tijdig was ingediend. De advocaat-generaal betoogde dat uit het dossier bleek dat de benadeelde partij, aangeefster, de vervolging wenste. Het hof heeft echter vastgesteld dat de aangifte van de benadeelde partij geen formele klacht inhoudt en dat er geen bewijs was dat zij binnen de wettelijke termijn van drie maanden na kennisname van het delict strafvervolging wenste.
Het hof heeft de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in overweging genomen en geconcludeerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de beslissing genomen dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging.