ECLI:NL:GHSHE:2022:3726

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
20-000658-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake diefstal met geweld en andere strafbare feiten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld in vereniging, afpersing, en opzettelijke vrijheidsberoving. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 maanden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet actief heeft deelgenomen aan de strafbare feiten en slechts in de auto aanwezig was. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de diefstal en afpersing, omdat er onvoldoende bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten.

Het hof heeft wel vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel en intercom heeft onbruikbaar gemaakt, waarvoor hij is veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd die de schadevergoeding rechtvaardigt. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf is eveneens afgewezen, mede gezien de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000658-21
Uitspraak : 4 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 maart 2021, parketnummer 02-218433-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 02-008432-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - diefstal met geweld in vereniging (feit 1), afpersing in vereniging (feit 2), medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving (feit 3), diefstal in vereniging door middel van valse sleutel (feit 4) en onbruikbaarmaking van een politiecel en een intercom (feit 5) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, maar de proeftijd met een jaar verlengd en is beslist op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal het hof verzocht ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding en de vordering tot tenuitvoerlegging, te beslissen conform de rechtbank.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Tilburg, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten [locatie] , en/of in een personenauto, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee/portefeuille (met inhoud onder andere een bankpas) en/of een telefoon en/of airpods en/of een rugzak (met inhoud) en/of een Applewatch, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), onder andere, meermalen:
- die [slachtoffer] (gezeten op zijn fiets) tot stilstand heeft/hebben gedwongen, en/of
- op (zeer) korte afstand van die [slachtoffer] is/zijn gaan staan, en/of
- die [slachtoffer] bij zijn arm heeft/hebben vastgepakt, en/of
- die [slachtoffer] tegen zijn lichaam heeft/hebben geduwd, en/of
- vervolgens een auto ingeduwd/ingesleurd, en/of
- (op dwingende wijze) aan die [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd hoeveel geld hij bij zich had, en/of
- die [slachtoffer] meermalen in/op diens gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen, en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij zijn familie zouden pakken als hij aangifte zou gaan doen, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking;
2.hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Tilburg, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten [locatie] en/of in een personenauto, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van onder andere een portemonnee/portefeuille (met inhoud, met onder andere een bankpas) en/of een telefoon en/of airpods en/of een rugzak (met inhoud) en/of een Applewatch en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pincode van de bankpas (Rabobank), in elk geval enig goed en/of enige gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), onder andere, meermalen:
- die [slachtoffer] (gezeten op zijn fiets) tot stilstand heeft/hebben gedwongen, en/of
- op (zeer) korte afstand van die [slachtoffer] is/zijn gaan staan, en/of
- die [slachtoffer] bij zijn arm heeft/hebben vastgepakt, en/of
- die [slachtoffer] tegen zijn lichaam heeft/hebben geduwd, en/of
- vervolgens een auto ingeduwd/ingesleurd, en/of
- (op dwingende wijze) aan die [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd hoeveel geld hij bij zich had, en/of
- die [slachtoffer] meermalen in/op diens gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen, en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij zijn familie zouden pakken als hij aangifte zou gaan doen, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking;
3.hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Tilburg, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] meermalen in/op zijn gezicht/hoofd te slaan en/of vervolgens die [slachtoffer] (op de achterbank) in een auto te duwen en/of die [slachtoffer] - gedurende een aantal uren - in die auto mee te nemen/te vervoeren;
4.hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Tilburg en/of Rotterdam, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag (circa 1100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (met behulp van geweld) gestolen (Rabobank)bankpas en/of pincode;
5.hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel (nr. 408) en/of een intercom, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt en/of weggemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De verdediging heeft zich - op de gronden als opgenomen in de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota - op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat, ondanks dat de verdachte een andere rol dan zijn medeverdachten vervulde (hij heeft geen goederen van het slachtoffer weggenomen, heeft het slachtoffer gerustgesteld en de anderen voorgesteld hem te laten gaan) er desalniettemin sprake is van medeplegen van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde omdat er een vooropgezet plan zou zijn geweest om iemand te beroven. De verdachte is na het afspreken van dit plan de auto ingestapt en is niet meer uitgestapt. Zijn aanwezigheid in de auto heeft de groep versterkt in aantal en ook bijgedragen aan de insluiting van het slachtoffer in de auto. Aldus de advocaat-generaal.
Het hof stelt vast dat in de nacht van 3 juli 2020 [slachtoffer] een driedeurs auto, een Peugeot 206, is ingeduwd terwijl de verdachte rechts, achter de bijrijdersstoel, op de achterbank zat. In de auto is door een medeverdachte geweld toegepast op aangever. Aangever is van zijn vrijheid beroofd, afgeperst, van hem zijn spullen weggenomen en hij is vervolgens met letsel achtergelaten in België.
Het hof is met de verdediging, en anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Uit het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde het volgende af.
Het hof kan niet vaststellen dat sprake zou zijn geweest van een vooropgezet plan dan wel van enige uitvoeringshandeling door de verdachte. De verdachte heeft slechts in de auto gezeten. Voorts heeft aangever [slachtoffer] verklaard dat hij hoorde dat de verdachte, meermaals heeft gevraagd aan de andere verdachten om hem, aangever, te laten gaan en dat hij daarom dacht dat de verdachte zich niet kon verenigen met de gang van zaken. De andere verdachten zouden ook boos op de vragen van de verdachte hebben gereageerd. Ook heeft de verdachte aangever gerustgesteld door te zeggen “Het komt goed, blijf rustig". Voorts kon aangever uit hetgeen werd gezegd opmaken dat de verdachte naar huis wilde en dat dit door de anderen niet werd toegelaten.
Ook de verdachte heeft verklaard dat hij meermalen tegen de drie medeverdachten heeft gezegd dat ze het slachtoffer moesten laten gaan.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van de verdachte aan het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2020 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel (nr. 408) en een intercom, die aan de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant toebehoorden, onbruikbaar heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 5 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van een politiecel en intercom. Door aldus te handelen heeft de verdachte schade toegebracht aan de eigenaar van de cel en intercom en heeft hij geen respect getoond voor andermans bezit.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Dat heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich schuldig te maken aan het onderhavige feit. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd tijdens een lopende proeftijd van een onherroepelijke veroordeling.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de op te leggen taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, alsmede gelet op de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, is het hof van oordeel dat het ter terechtzitting van 20 september 2022 geschorste, tegen de verdachte verleende, bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.972,98, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen en de benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd zodat deze vordering in hoger beroep aan de orde is.
Nu aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 25 april 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen. Het hof acht toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging niet opportuun mede gelet op de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Zeeland-West-Brabant van 18 februari 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 april 2019, parketnummer 02-008432-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
heft op het -reeds geschorste- tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 4 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.