3.1.In overweging 2.1 t/m 2.5 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Deze feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds voldoende gesteld en anderzijds niet voldoende betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze feiten.
3.1.1.[de werknemer] is op 4 februari 2019 in dienst getreden bij [de werkgever] op basis van een arbeidsovereenkomst voor in eerste instantie bepaalde tijd, later omgezet in onbepaalde tijd, in de functie van design engineer. Het laatstverdiende salaris bedroeg € 3.605,00 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Van september 2020 tot september 2021 werkte [de werknemer] zowel thuis als twee dagen in de week op kantoor te [plaats] .
3.1.2.De laatste opdracht die [de werknemer] vervulde, was bij opdrachtgever [opdrachtgever] . Bij deze opdracht stelt [de werknemer] , vlak voor zijn vakantie in 2021, veel overuren te hebben gemaakt. De heer [leidinggevende] , leidinggevende van dat project en collega van [de werknemer] bij [de werkgever] , [opdrachtgever] en de administratie van [de werkgever] waren hiervan op de hoogte. [de werknemer] heeft gevraagd om uitbetaling van deze uren, maar [de werkgever] weigerde dat.
3.1.3.Bij brief van 1 september 2021 heeft de heer [vestigingsdirecteur] , vestigingsdirecteur van [de werkgever] en leidinggevende van [de werknemer] , [de werknemer] een officiële waarschuwing gegeven. Als reden daarvoor is - samengevat - vermeld dat [de werknemer] tijdens zijn arbeidsongeschiktheid meerdere malen niet bereikbaar was voor de administratie van [de werkgever] , niet duidelijk zijn verblijfplaats tijdens ziekte afstemde met [de werkgever] , met illegale software werkte, stelselmatig te laat op kantoor verscheen en zeer slecht communiceerde met diverse opdrachtgevers, waardoor opdrachten met die klanten zijn beëindigd. In de brief staat dat [de werknemer] voortaan, mits niet op project bij een klant, vanuit het kantoor in [plaats] moet werken.
De heer [betrokkene ] van personeelszaken en de heer [CEO] , CEO bij [de werkgever] en leidinggevende van [vestigingsdirecteur] , waren hiervan op de hoogte.
3.1.4.[vestigingsdirecteur] is op 6 september 2021 op vakantie gegaan.
3.1.5.[de werknemer] heeft bij brief van 15 september 2021 op de officiële waarschuwing gereageerd en puntsgewijs de hem gemaakte verwijten betwist. Hij begint zijn brief als volgt:
“
Puntsgewijs behandel ik hier de aantijgingen die zijn aangehaald in de aan mij gerichte officiële waarschuwing. De twee blaadjes zijn voorzien van regels verwijten zonder aantoonbare relevantie. Gevolgd door de opgelegde regels die wellicht een gedachte, maar zeker geen functie dienen”.
Verder schrijft hij onder meer:
“
Inderdaad heb je mij meermaals een verhaal nagejaagd waarvan je weet dat de strekking onjuist is” en “
Over de regels, het gaat er duidelijk alleen om dat jij je zin krijgt. Daarmee dienen de regels een loze gedachte. Het enige resultaat dat je hiermee kunt bereiken, is het ondermijnen van productiviteit en bovendien mijn gezondheid, maar dat weet je heel goed. Zodoende kan alleen dit het doel zijn”.
Ook heeft [de werknemer] op dezelfde datum een e-mail aan [CEO] gestuurd zonder [vestigingsdirecteur] hiervan op de hoogte te stellen. Daarin staat onder meer:
“
When we met, you have told me, if there ever would be a reason to contact you, I should not hesitate. I am afraid the necessity has risen. After my holiday, I was unhappily surprised by a blame game for which I have received an warning on top. I am told, therefor assume, you are informed about this. Hence I wrote a letter in reply to the unfair bunch of accusations, the unjust follow up on these, and providing a little perspective. In attachment you will find this letter(…)
I would like to add these are not the only issues in this office(…)
”
3.1.6.Op 23 september 2021 heeft [de werknemer] met [CEO] een gesprek gehad over de problemen op het werk. [CEO] heeft [vestigingsdirecteur] hiervan en van het e-mailbericht dat [de werknemer] aan [CEO] had gestuurd voorafgaand aan het gesprek op de hoogte gebracht.
3.1.7.In de periode dat [vestigingsdirecteur] op vakantie was heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [de werknemer] , [betrokkene ] en [leidinggevende] , waarbij [leidinggevende] en [betrokkene ] aan [de werknemer] hebben gezegd dat hij vanuit huis mag werken.
3.1.8.Bij e-mail van 24 september 2021 heeft [vestigingsdirecteur] , teruggekomen van vakantie, de thuiswerkafspraak teruggedraaid en bericht dat [de werknemer] vanaf 27 september 2021 weer op kantoor moet verschijnen. Hij heeft deze e-mail in cc gezonden aan [CEO] , [leidinggevende] en [betrokkene ] .
3.1.9.[de werknemer] heeft gereageerd met een reply-all e-mail op dezelfde datum, met als onderwerp “
[naam] in de bocht”. Hierin staat het volgende:
“
[naam] ,
De waarschuwing is even onrechtmatig als je maatregelen. Voor mij geldt hetzelfde als voor alle anderen.
Ik ga voor jou mijn gezondheid niet verzieken. Ik verdien niets van dit soort valsheden waarmee jij denkt dat je een bedrijf kan runnen.
Redelijkheid is je totaal onbekend. Je waarschuwing accepteer ik dan ook niet, als je die rechtsgeldig wil maken vecht je het maar juridisch aan. Daar wens ik je veel succes mee, want je hebt geen poot om op te staan. Mijn overuren zijn daarentegen wel rechtmatig en dien je dan ook te betalen.
Verder doe ik mijn werk zoals en waarvoor ik ben aangenomen, dat gaat heel goed zonder jouw bemoeizucht.
Wordt tijd dat je door krijgt dat jij de storende factor bent, mensen uitbuit en wegpest.
De groeten,
[de werknemer]”.
3.1.10.Bij brief van 24 september 2021 heeft [de werknemer] [CEO] op de hoogte gebracht, waarbij hij onder meer heeft aangegeven dat [vestigingsdirecteur] anderen de schuld geeft van zijn fouten, onvoldoende kennis van zaken heeft, collega’s vanwege [vestigingsdirecteur] het bedrijf hebben verlaten en vele collega's zijn onvrede daarover delen.
3.1.11.Op 27 september 2021 heeft [de werknemer] op kantoor gewerkt.
3.1.12.Op 27 september 2021 om 10:45 uur heeft [vestigingsdirecteur] , na overleg met [CEO] en de advocaat van [de werkgever] , aan [de werknemer] een elektronische uitnodiging gezonden voor een overleg op 28 september 2021 om 16:00 uur in [plaats] .
3.1.13.Op dezelfde dag om 17:19 uur heeft [de werknemer] daarop geantwoord:
“
In verband met een bezoek aan het ziekenhuis in de ochtend ben ik niet in de gelegenheid vanuit kantoor te werken. Tussen 9.15 en 11.15 ben ik daarom niet bereikbaar.
De mogelijkheid tot ‘smart working’ is tevens geheel in lijn met het gesprek gevoerd met Uwe[hof: [CEO] ]
op donderdag jongstleden.”.
3.1.14.Bij e-mail van 27 september 2021 om 21:00 uur heeft [vestigingsdirecteur] [de werknemer] gesommeerd "morgenmiddag" om 15.00 uur op kantoor in [plaats] te verschijnen voor overleg. In de e-mail staat dat als [de werknemer] dan niet aanwezig is, dit zal worden beschouwd als werkweigering.
3.1.15.[de werknemer] is niet verschenen op 28 september 2021 15:00 uur, waarna [vestigingsdirecteur] om 16.31 uur een voicemailbericht heeft achtergelaten met de boodschap dat [de werknemer] op staande voet is ontslagen. Nadat [de werknemer] kort hierop terugbelde en aangaf dat er blijkbaar sprake was van een misverstand omtrent de dag van de afspraak, heeft [vestigingsdirecteur] het ontslag op staande voet gehandhaafd.
3.1.16.Bij brief van 29 september 2021 heeft [de werkgever] het ontslag op staande voet van [de werknemer] bevestigd en als dringende redenen het volgende aangevoerd.
“ (…)
Bij brief d.d. 1 september 2021 heeft u een schriftelijke waarschuwing gekregen, onder meer vanwege het niet bereikbaar zijn tijdens ziekte. Ook heeft u gewerkt met illegale software en heeft u dusdanig slecht gecommuniceerd met klanten, waardoor projecten zijn geëindigd. Daarnaast komt u met enige regelmaat te laat op uw werk. Dit is onacceptabel, zodat is aangegeven dat u met onmiddellijke ingang voortaan zult dienen te werken op kantoor te [plaats] , mits niet op project bij een klant. Daarbij zult u verdere begeleiding krijgen van uw leidinggevende. Ook is aangegeven wat de arbeidstijden zijn en dat u gedurende kantoortijden bereikbaar dient te zijn tijdens ziekte. Tot slot is gewaarschuwd dat als u wederom in strijd zal handelen met de regels van de werkgever, dit consequenties zal hebben voor de voortzetting van het dienstverband.
Vervolgens blijkt tijdens mijn afwezigheid, dat u opnieuw niet werkzaam bent op kantoor te [plaats] . Ik heb bij e-mail d.d. 24 september 2021 aangegeven dat vanwege een misverstand en mijn vakantie, u niet op kantoor heeft gewerkt, maar dat u nu weer wordt geacht te werken op kantoor van werkgever. Bij e-mail van dezelfde dag geeft u onder meer aan:
"De waarschuwing is even onrechtmatig als je maatregelen. Ik ga voor jou mijn gezondheid niet verzieken. Ik verdien niets van dit soort valsheden waarmee jij denkt dat je een bedrijf kan runnen. Redelijkheid is je totaal onbekend. Je waarschuwing accepteer ik dan ook niet, als je die rechtsgeldig wil maken vecht je het maar juridisch aan. Daar wens ik je veel succes mee, want je hebt geen poot om op te staan. Verder doe ik mijn werk zoals en waarvoor ik ben aangenomen, dat gaat heel goed zonder jouw bemoeizucht. Wordt tijd dat je door krijgt dat jij de storende factor bent, mensen uitbuit en wegpest.”
Uw uitlatingen zijn onacceptabel, temeer omdat in de cc meerdere collega's hierin zijn meegenomen, waaronder de heer Uwe [CEO] , CEO [de werkgever] BV, van het moederbedrijf in Duitsland. Hiermee heeft u geprobeerd mijn positie en gezag te ondermijnen. Dat blijkt ook uit uw e-mail van 27 september 2021 aan de heer Uwe [CEO] , waarin u in felle bewoordingen negatief over mij heeft uitgelaten. Dit heeft u echter nooit eerder met mij besproken, zodat er geen sprake kan zijn van een klokkenluider.
U heeft zich in uw e-mail van 24 september 2021 schuldig gemaakt aan het grovelijk beledigen van mij als uw werkgever. Het is niet één opmerking, het zijn er vele. Daarbij worden woorden gebruikt als ‘valsheden, bemoeizucht, storende factor, het uitbuiten en wegpesten van mensen’. Dit hoef ik als werkgever niet te accepteren van een werknemer en daarmee is voldaan aan de dringende reden van het op grovelijke wijze beledigen van de werkgever.
Daarnaast heeft u zich schuldig gemaakt aan een tweede dringende reden, te weten het hardnekkig weigeren te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt. Want in uw e-mail d.d. 24 september 2021 geeft u heel duidelijk aan dat de gegeven waarschuwing onrechtmatig is, dat u de waarschuwing niet zal accepteren en dat u uw werk blijft doen zonder mijn bemoeizucht. U weigert dus in te gaan op mijn redelijk bevel/opdracht om op kantoor te werken, zodat uw leidinggevende u beter kan begeleiden. Daarnaast heeft u geweigerd in te gaan op de afspraak voor dinsdag 28 september 2021 om 16:00 uur. Bij e-mail van 27 september 2021 geeft u aan dat u in verband met een bezoek aan het ziekenhuis in de ochtend, niet in de gelegenheid zal zijn om vanuit kantoor te werken. U zou van 9:15 en 11:15 uur niet bereikbaar zijn. De afspraak stond echter ingepland om 16:00 uur, dus dit is geen reden om niet in te gaan op de uitdrukkelijke uitnodiging voor het gesprek. Bij e-mail van 27 september 2021 is door mij aangegeven ‘dat in overleg met de heer Uwe [CEO] het dringende verzoek is morgenmiddag om uiterlijk 15:00 uur, of zoveel eerder, aanwezig te zijn op kantoor in [plaats] voor overleg.’ Daarbij staat ook geschreven: ‘Laat duidelijk zijn dat dit geen vraag is maar een verplichting. Tevens, verwijzend naar de aan jou opgelegde officiële waarschuwing van 1 september 2021, de verplichting om morgen tevens alle door jou in bruikleen hebbende kantoorartikelen mee te nemen naar kantoor, eveneens zoals vermeld in de aan jou opgelegde officiële waarschuwing van 1 september 2021. Indien je morgenmiddag niet aanwezig bent dan zal dit worden gezien als werkweigering’.
U bent echter niet gekomen en u was ook niet telefonisch bereikbaar. U heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan werkweigering, namelijk het niet ingaan op de redelijke instructie van de werkgever voor een gesprek. Pas nadat uw voicemail was ingesproken, heeft u aan het einde van de dag nog teruggebeld, waarbij ik u opnieuw heb aangegeven dat u bent ontslagen op staande voet. (…)”.
3.1.17.Daarop is [de werknemer] bij verzoekschrift van 25 november 2021 een gerechtelijke procedure gestart.
De procedure bij de kantonrechter
3.2.1.In eerste aanleg verzocht [de werknemer] - samengevat - het ontslag (het hof begrijpt) te vernietigen en [de werkgever] te veroordelen tot wedertewerkstelling en loondoorbetaling met rente en wettelijke verhoging en tot het uitbetalen van overuren.
3.2.2.[de werkgever] heeft voorwaardelijk - voor het geval het ontslag zou worden vernietigd - verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder vergoeding en zonder rekening te houden met de opzegtermijn.
3.2.3.[de werknemer] heeft voor het geval de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden verzocht [de werkgever] te veroordelen tot betaling van € 3.780,21 bruto aan transitievergoeding en € 7.560,42 aan billijke vergoeding.
3.2.4.In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de verzoeken van [de werknemer] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.
Daartoe heeft de kantonrechter samengevat onder meer het volgende overwogen.
Een werknemer moet zich te allen tijde bewust zijn van zijn positie binnen een organisatie, ook als de frustratie hoog oploopt. De communicatie van [de werknemer] aan zijn direct leidinggevende [vestigingsdirecteur] gaat ver over de grenzen van de betamelijkheid. [de werknemer] had zich er rekenschap van moeten geven dat de inhoud en toonzetting van de e-mail van 24 september 2021, die hij in kopie zond aan de leidinggevende en collega’s van [vestigingsdirecteur] , afbreuk zouden kunnen doen aan de positie van [vestigingsdirecteur] . Daarbij heeft [de werknemer] op 15 september 2021 zijn reactie op de officiële waarschuwing aan [CEO] gezonden en zich in een bericht van 24 september 2021 aan [CEO] in felle bewoordingen negatief uitgelaten over [vestigingsdirecteur] . Uit niets blijkt dat [de werknemer] achteraf zijn excuses heeft gemaakt of op zijn woorden is teruggekomen. Ook de brief van 15 september 2021 waarmee [de werknemer] een officiële waarschuwing naast zich neerlegt bevat niet mis te verstane bewoordingen. Dit op grovelijke wijze beledigen van de werkgever, hoefde [de werkgever] niet van [de werknemer] te accepteren en vormt een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub e BW.
Ook het niet verschijnen op 28 september 2021 vormt (als spreekwoordelijke druppel) een dringende reden. Met het e-mailbericht van 28 september 2021 dat [de werknemer] heeft gelezen en de waarschuwing daarin voor de gevolgen van niet verschijnen, had [de werknemer] zich moeten realiseren dat de oproep te verschijnen van uiterst groot belang was, zeker bezien in de context van de overige gebeurtenissen in die periode. Hij had zich dus moeten vergewissen van dag en tijd waarop hij op kantoor diende te verschijnen.
Daarmee is het gegeven ontslag rechtsgeldig en heeft [de werknemer] ernstig verwijtbaar gehandeld zodat hij geen recht heeft op een transitievergoeding.
[de werknemer] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op een vergoeding van de gemaakte overuren.
De procedure in hoger beroep
3.4.1.[de werknemer] heeft in hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen beschikking en verzocht om bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking te bepalen:
- dat de arbeidsovereenkomst per 28 september 2021 geëindigd is doordat [de werknemer] in het gegeven ontslag berust;
- dat [de werkgever] de overeenkomst onregelmatig heeft opgezegd omdat geen dringende reden aan het ontslag ten grondslag ligt en [de werknemer] om die reden schadeplichtig is;
- dat [de werknemer] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat [de werkgever] een transitievergoeding is verschuldigd aan [de werknemer] ;
- dat [de werkgever] jegens [de werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en aan hem een billijke vergoeding ten titel van schadevergoeding van tenminste zes maanden loon dient te voldoen;
- dat [de werkgever] de hierover verschuldigde wettelijke rente dient te voldoen;
met veroordeling van [de werkgever] in de proceskosten van beide instanties.
3.4.2.[de werknemer] heeft daartoe vijf beroepsgronden aangevoerd, waarvan de eerste vier zich richten tegen het oordeel dat sprake is van een dringende reden en rechtsgeldig ontslag en waarvan de vijfde zich richt tegen het afwijzen van de transitievergoeding.
3.4.3.[de werkgever] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking met veroordeling van [de werknemer] in de proceskosten.