Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
onvolledig dossier
:
“Vordering verstrekking verkeersgegevens (artikel 126n Sv)”.Dit stuk is op 14 juli 2022 per e-mail aan de raadsman verstrekt waarbij door de voorzitter is medegedeeld dat de verdediging de gelegenheid zal worden geboden aanvullend te pleiten. Van deze mogelijkheid heeft mr. Römelingh ter terechtzitting van 24 augustus 2022 gebruik gemaakt.
- het NFI-rapport d.d. 9 juli 2018 inhoudende dat er een match is vastgesteld tussen het DNA-profiel van [medeverdachte] en “het op de jas aangetroffen DNA-materiaal”;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2019, betreffende een vergelijking van de door aangever en getuigen verstrekte signalementen met foto’s van [medeverdachte] en de verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2019, betreffende de vastgestelde onderlinge contacten tussen [medeverdachte] en de verdachte.
(een verslag van een deskundige met het antwoord op de opdracht die aan hen is verleend tot het verstrekken van informatie of het doen van onderzoek, gebaseerd op wat hun wetenschap en kennis hen leren omtrent datgene wat aan hun oordeel onderworpen is), en bescheiden worden niet door 255, lid 2 Sv uitgesloten.
1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2011 (p. 211 e.v.) voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
hof: 1 december 2011) om 06:55 uur van huis. Ik rij er net geen drie kwartier op, tussen de 35 en 40 minuten. Ik kwam daar aanrijden, zette mijn auto daar neer. Mijn bedrijf heet [bedrijf 1] en is gevestigd op [adres 2] (
hof: te Eindhoven). Ik liep naar het hek voor de ingang van mijn bedrijf en opende deze. Ik ben vervolgens het voorportaal ingelopen, welke zich voor de hoofdingang van mijn bedrijf bevindt. Toen ik mijn voordeur wilde openen, heb ik eerst mijn rolluik moeten openen. Toen dit open was, deed ik mijn sleutel in mijn zak en stonden er ineens twee personen naast me, die mij meteen begonnen te slaan. Ze bleven maar slaan in mijn gezicht. Ik heb me op de grond laten zakken en probeerde vanuit het voorportaal naar de straat te kruipen. Ik probeerde zoveel mogelijk geluid te maken. Ik ben gaan schreeuwen maar de mannen bleven maar slaan. De mannen probeerde mijn broek uit te trekken. De mannen moeten geweten hebben dat ik veel geld bij me had in mijn broek, want anders zouden ze nooit mijn broek uit gaan trekken. Op enig moment riep de buurman, omdat hij ons zag en hoorde. Hierop begonnen de daders te rennen in de richting van de Boschdijk, ik heb ze weg zien rennen. Vanaf de eerste klap hebben ze me enorm veel pijn gedaan. Ik heb nu nog steeds enorm veel pijn. Ze hebben mijn rechteroog dicht geslagen, mijn kaak is gebroken, mijn jukbeen is gebroken van mijn rechteroog, mijn rechteroor is gescheurd. Ik heb een zware hersenschudding.
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 december 2011 (p. 247 e.v.) voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
- licht getinte man,
- klein beetje spleetogen,
- zwart haar,
- zwarte jas met capuchon,
- hij droeg sportschoenen met rode voetzolen.
3. Een proces-van verhoor getuige d.d. 1 december 2011 (p. 234 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 december 2011 (p. 223 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
hof: [getuige 1]) mijn vader. Omstreeks 07:20 uur arriveerde [slachtoffer 1] (
hof: [slachtoffer 1]). Omstreeks 07:25 uur zijn we onze vrachtwagen gaan laden. Toen we klaar waren, is mijn vader naar buiten gegaan via het rolluik. Toen mijn vader buiten stond, hoorde ik dat mijn vader zei dat we moesten komen kijken. Ik zag dat mijn vader in de richting van het bedrijf van de buren keek. Ik zag dat de buurman op de grond lag. Ik zag dat er bij de buurman twee personen stonden. Ik zag dat deze twee personen over de buurman hingen. Ik zag dat beide personen geheel in het zwart gekleed waren. Ik hoorde gegil van de buurman. Ik hoorde dat de buurman om hulp riep. Het klonk als een beknepen geluid. Ik zag dat het hoofd van de buurman vol met bloed zat. Toen ik dit zag en hoorde, heb ik geroepen “Hé, wat moet dat”. Ik zag dat de jongens overeind gingen staan en bij de buurman wegrenden. Ik ben samen met [slachtoffer 1] achter de jongens aangelopen. Toen ik voor mij keek, zag ik de twee personen voor mij rennen. Zij renden richting de [plaats 2] . Toen we bij de bocht van de [plaats 2] kwamen, hoorde ik dat de ene persoon tegen de andere persoon zei “wat doen we nou?” of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat ze verkleefd aan elkaar renden en aan het overleggen waren. Dit gebeurde in de bocht. Vrij kort daarna zag ik dat een van de personen een vuurwapen doorlaadde en daarna op ons richtte. Dit gebeurde net na de bocht. Ik heb tegen [slachtoffer 1] gezegd dat ze een wapen hadden, maar ik zag dat [slachtoffer 1] toch doorliep achter die personen aan. Ik ben achteruit terug gelopen, met zicht op [slachtoffer 1] en heb meerdere malen geroepen dat hij terug moest komen. Ik zag dat [slachtoffer 1] rechtsaf de [plaats 4] in liep, achter de daders aan. Ik ben vervolgens meteen teruggelopen naar mijn bedrijf waar ik mijn auto had staan. Toen ik terug liep, hoorde ik een knal. Dit was een harde knal. Ik wist op dat moment zeker dat er geschoten was.
5. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 december 2011 (p. 238 e.v.) voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
hof: in) de richting waar ze vandaan komen (
het hof begrijpt gelet op de tekening van getuige [getuige 3] op pagina 240: richting de brandgang) en gaan dus niet richting de bushalte.
6. De waarneming van het hof, zoals gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 11 juli 2022:
7. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2011 (p. 241 e.v.) voor zover
inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
8. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 1 december 2011 (p. 195 e.v.), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] :
9. Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 8 december 2011 (p. 84 e.v.) voor zover -zakelijk weergegeven - inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] :
10. Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 3 februari 2012 (p. 36 e.v.) voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] :
hof: [plaats 6] : in welke laan blijkens de kaart op dossierpagina 62 een van de uitgangen van voormelde brandgang is gelegen) [plaats 6] werd, achter groot siergras, een zwart kledingstuk aangetroffen. Tijdens het veiligstellen door [verbalisant 12] bleek het kledingstuk een lange zwarte broek (plaats C) te zijn. De broek werd op 1 december 2012, omstreeks 11.30 uur veiliggesteld, verpakt in een papieren zak en gewaarmerkt met een SIN-nummer AADJ4065NL.
- 1 paar handschoenen, Plaats Delict A, SIN AADJ4078NL.
- 1 paar handschoenen, in zwart/oranje jas op Plaats Delict B, SIN AACN0051NL
11. Een herzien rapport d.d. 31 januari 2012 van het Nederlands Forensisch Instituut
het hof begrijpt: [getuige 5]) ontbraken in het einddossier van onderzoek Dashond. De inhoud daarvan geef ik hier onder weer.
Conclusie:
Kamerstukken II, 2012-13, 33.498, nr. 3, p. 16) blijkt dat het uitgangspunt van het jeugdrecht is dat de “
tenuitvoerlegging van jeugdsancties altijd mede dienstbaar is aan de (her)opvoeding van de jeugdige en dat zij is gericht op het aanvaarden door de jeugdige van een opbouwende rol in de maatschappij”.
Indien de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, een strafbaar feit oplevert waarop de Nederlandse strafwet toepasselijk is, verjaart de rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de persoon die het strafbaar feit heeft begaan niet zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring of door de dood van de aansprakelijke persoon is vervallen.”
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
€ 6.500,00 (zesduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.