Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnummer C/03/267890/HA ZA 19-434)
2.Het geding in hoger beroep
- de exploten van dagvaarding van 7 september 2021
- het anticipatie-exploot van 15 november 2021
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord tevens verzet tegen wijziging van eis en memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.
3.De beoordeling
"bouwvergunning in de vorm van een bouwblok")en/of voor de aanwezigheid van bodemverontreiniging en/of voor het niet voldoen aan hun mededelingsplicht te dier zake en dat zij daarom verplicht zijn tot schadevergoeding. Verder vordert de [appellante ] schadevergoeding op die grond(en) nader op te maken bij staat.
bouwvergunning in de vorm van een bouwblok’). Evenzeer is duidelijk dat de [appellante ] haar oorspronkelijke vordering gericht op de aanwezigheid van een bestaande omgevingsvergunning (terecht) heeft laten vallen, zodat het gegeven van het bestaan van een bouwblok (en niet meer dan dat) uitgangspunt is voor de verdere beoordeling van de daartoe thans gewijzigde vordering. Een bouwblok en de voorwaarden voor een eventuele bebouwing daarvan liggen vast in voor eenieder kenbare publiekrechtelijke gegevens, zoals in dit geval het in 2013 gewijzigde bestemmingsplan Paardenhouderij [adres] [plaats] en het daarbij behorende Landschapsplan. Hierin is tot in detail vastgelegd onder welke randvoorwaarden er op die plaats in het bouwblok kan en mag worden gebouwd. Niet goed valt in te zien waarom [geïntimeerden] . met recht kan worden verweten dat zij deze eventuele randvoorwaarden (die ook nog afhankelijk zijn van de op te richten bebouwing en die naar het oordeel van het hof ook niet exceptioneel zijn namelijk landschappelijke inpassing, dus in een bestaande situatie) niet aan de familie [XX] hebben medegedeeld. Evenmin valt in te zien waarom in dit verband geen betekenis zou kunnen toegekend aan hetgeen bepaald staat in art. 6 lid 1 van de oorspronkelijke koopovereenkomst tussen [geïntimeerden] . en de familie [XX] te weten dat ‘
de onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van de koopovereenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, zichtbare en onzichtbare gebreken en vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan. Koper aanvaardt deze staat en daarmee ook de op de onroerende zaak rustende publiekrechtelijke beperkingen voor zover dat geen 'bijzondere lasten'-zijn. (...).Bijzondere omstandigheden die maken dat in afwijking hiervan niettemin toch een mededelingsplicht zou moeten worden aangenomen zijn verder niet aangevoerd of zijn onvoldoende onderbouwd.
6.4.1.Aan verkoper is niet bekend of de onroerende zaak verontreiniging bevat die ten nadele strekt van het in artikel 6.3 omschreven gebruik of die heeft geleid of zou kunnen leiden tot een verplichting tot schoning van de onroerende zaak, dan wel het nemen van andere maatregelen.