ECLI:NL:GHSHE:2022:3687

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
200.291.625_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van een agentuurovereenkomst na opzegging om dringende reden

In deze zaak gaat het om de afwikkeling van een agentuurovereenkomst tussen Alef Italia S.R.L.S. en Semtex B.V. De agentuurovereenkomst, die op 1 juni 2015 werd gesloten, werd door Semtex op 14 augustus 2017 per direct beëindigd op grond van dringende redenen. Semtex stelde dat Alef in strijd met de overeenkomst handelde door goederen voor eigen rekening te verkopen en dat dit leidde tot verlies van vertrouwen. In eerste aanleg vorderde Semtex betaling van een bedrag van € 326.770,64, terwijl Alef in reconventie een bedrag van € 178.276,50 aan achterstallige provisie en andere vergoedingen eiste. De kantonrechter wees de vorderingen van Semtex toe en wees de reconventionele vorderingen van Alef af. Alef ging in hoger beroep, waarbij vijftien grieven werden ingediend, waaronder procedurele bezwaren en inhoudelijke grieven tegen de opzegging van de agentuurovereenkomst. Het hof oordeelde dat de opzegging op juiste gronden was geschied en dat de vorderingen van Alef niet voldoende waren onderbouwd. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen en veroordeelde Alef in de proceskosten van het beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.291.625/02
arrest van 25 oktober 2022
in de zaak van
ALEF ITALIA S.R.L.S.,
gevestigd te [vestigingsplaats], Italië,
appellante,
hierna aan te duiden als: Alef,
advocaat: mr. R.H.M. Bus te Buren,
tegen
SEMTEX B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als: Semtex,
advocaat: mr. C.A.D. Oomes te Son en Breugel,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 11 mei 2021.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling
  • de memorie van antwoord met één productie.
1.2.
Vervolgens hebben partijen ieder op een verschillende datum de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De beoordeling

De vaststaande feiten
2.1
Semtex is een Nederlandse vennootschap die kinderkleding produceert en verkoopt.
2.2
Alef is vanaf 1 juni 2015 opgetreden als handelsagent in Italië voor Semtex om daar een klantennetwerk op te bouwen en haar kleding te verkopen.
2.3
Op 1 juni 2015 hebben partijen daartoe een agentuurovereenkomst voor bepaalde tijd
gesloten (1 juni 2015 - 14 december 2018). Op de agentuurovereenkomst is Nederlands
recht van toepassing verklaard.
2.4
In deze overeenkomst staat onder meer het volgende opgenomen :
“Article 3 Tasks and Authority of the Representative, Showroom
The Representative shall broker commercial transactions for the Company in accordance with the Company's prescribed terms and condition. Offers shall always be non-binding. The Representative shall submit any received orders to the Company without delay.
The Representative may not conduct business on its own account with Company merchandise without the prior written consent of the Company. This prohibition shall not apply for the acquisition of the range of samples pursuant to Article 10 paragraph 5 of this Agreement. Violating this prohibition shall constitute valid reason for immediate termination of the Agency Agreement by the Company. Furthermore, the Representative shall not receive any commission in accordance with Article 12 of this Agreement, for merchandise procured in its own name.”
2.5
Op 14 augustus 2017 is de agentuurovereenkomst door Semtex om dringende redenen per direct beëindigd op grond van artikel 7:439 BW.
Eerste aanleg
2.6
Semtex heeft in eerste aanleg, samengevat en na vermindering van eis, gevorderd om Alef te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 326.770,64 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 15 augustus 2017 en met veroordeling van Alef in de proceskosten. Grondslag voor deze vordering vormt:
a. de door haar teveel aan Alef betaalde voorschotten op de commissievergoeding (€ 3.614,29);
b. de door Alef verzonden facturen aan Alef Fashion & Luxury Ltd (hierna ook AFL genoemd) ad € 18.895,48;
c. de door Alef gekochte samples (Winter16, Winter17, Winter17 Rochetti, Winter17 Spanje, Winter17 Flash en Summer18 jackets) een bedrag ad € 92.718,14;
d. de door Alef te betalen vervoerskosten S17 (50%) ad € 1.599,46;
e. de goederen die Alef zonder toestemming aan de firma Manai leverde
en hiervoor een bedrag ad € 54.258,00 ontving;
f. de door Alef 'gekaapte' bedragen van de klanten van Semtex die Alef op
eigen rekening ontving: € 50.635,00.
Alef heeft van Semtex nog te ontvangen:
commissie tot 21 augustus 2017 ad: € 25.147,42 (na aftrek van € 25.500,--
dat door Semtex als voorschot op die commissie was betaald).
Per saldo komt dat neer op: € 196.572,95 (nadien vanwege nog ontvangen inkomsten ad € 23.926,87 bijgesteld tot € 172.636,08).
Dit laatste bedrag dient nog te worden vermeerderd met € 154.124,56 vanwege zogenoemd margeverlies door onrechtmatig handelen van Alef tijdens de agentuurovereenkomst (‘fake-orders, terugname onverkochte goederen e.d.).
2.7
Nadat de kantonrechter de oorspronkelijke vordering van € 350.697,51 bij verstek had toegewezen is Alef in verzet gekomen, heeft de vorderingen van Semtex betwist en harerzijds een reconventionele vordering ingediend vanwege (samengevat):
- achterstallige provisie ad € 178.276,50 exclusief BTW, met wettelijke handelsrente
- gefixeerde schadevergoeding ad € 75.000,=, met wettelijke rente;
- klantenvergoeding ad € 325.000,= met wettelijke rente;
- buitengerechtelijke kosten ad € 6.989,= met wettelijke rente.
Hieraan heeft Alef meer in het bijzonder ten grondslag gelegd dat Semtex de agentuurovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd, terwijl zij bovendien nog aanspraak kan maken op achterstallige provisies ook over de periode na de opzegging.
2.7.1
De kantonrechter heeft tussenvonnissen gewezen op 25 februari 2019, 6 juni 2019, 24 oktober 2019, 2 april 2020 en een eindvonnis op 24 december 2020.
2.7.2
Bij eindvonnis is na vernietiging van het verstekvonnis in conventie opnieuw beslist en is Alef veroordeeld om aan Semtex een bedrag te betalen van € 167.462,37, terwijl in reconventie de vorderingen van Alef zijn afgewezen. Alef is in de proceskosten veroordeeld.
2.7.3
Het
in conventietoegewezen bedrag ad € 167.462,37 is als volgt opgebouwd:
  • € 3.614,29 als teveel betaalde provisie over de periodes W15, S16 en W16
  • € 18.895,48 wegens nota’s aan AFL
  • € 92.718,14 aan samples
  • € 1.599,46 aan transportkosten
  • € 50.635,00 wegens gekaapte bedragen.
De kantonrechter had daartoe in het tussenvonnis van 2 april 2020 kort samengevat reeds overwogen dat:
  • Semtex overzichten heeft verschaft over deze periodes (W15, S16 en W16), dat Alef heeft erkend dat zij van Semtex een volledig overzicht heeft ontvangen en dat Alef niettemin deze vordering onvoldoende heeft betwist,
  • de nota’s van AFL zijn door Alef zelf opgevoerd als door haar nog verschuldigd,
  • de hoogte van het gevorderde bedrag aan samples is niet door Alef betwist , maar wel de verschuldigdheid als zodanig, omdat hiervoor niet behoefde te worden betaald, maar dat strookt niet met de eerdere stelling van Alef waarin zij een bedrag aan samples wel in mindering brengt op haar berekening van de provisie.
In het tussenvonnis van 24 oktober 2019 had de kantonrechter reeds de bedragen van de gevorderde transportkosten ad € 1.599,46 en de ‘gekaapte bedragen’ ad € 50.635 toewijsbaar geoordeeld, omdat Alef ook zelf van deze bedragen is uitgegaan.
2.7.4
Alle door Alef
in reconventiegevorderde bedragen zijn - als hiervoor aangegeven – afgewezen, waarbij de kantonrechter kort samengevat het volgende heeft overwogen. Van een schadeplichtige onregelmatige opzegging door Semtex is geen sprake nu Alef in strijd met de agentuurovereenkomst door Semtex aan Ecoplast geleverde goederen voor eigen rekening heeft verkocht aan Manai. Dat maakt dat Alef geen aanspraak kan maken op een klantvergoeding als bedoeld in art. 7:442 leden 1 en 3 BW en evenmin op een schadevergoeding als bedoeld in art. 7:439 lid 3 BW. Verder is met het oordeel over de provisieaanspraken van Semtex (teveel betaald) in conventie het oordeel gegeven over de gestelde provisieaanspraak van Alef over W15, S16 en W16. Voor wat betreft de periodes S17 en W17 geldt dat Alef heeft nagelaten deugdelijke berekeningen over te leggen (slechts voorschotfacturen en/of omzetprognoses maar geen harde cijfers), zodat zij niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Voor de periode S18 heeft Alef in het geheel geen vordering ingesteld.
Hoger beroep
2.8.1
Bij dagvaarding in hoger beroep heeft Alef vijftien grieven aangevoerd. Een aantal van de grieven ziet op procedurele aspecten, zoals het al dan niet terugkomen op bindende eindbeslissingen, het toestaan door de kantonrechter om nog nadere stukken in het geding te brengen, en het miskennen van de stelplicht en bewijslast. Voor zover Alef deze procedurele aspecten als zodanig aan de orde wenst te stellen gaat het hof daaraan voorbij gezien de functie van het hoger beroep. Daarbij dient immers voor ogen te worden gehouden dat met de grieven op de eerste plaats beoogd wordt om een vernietiging te bewerkstelligen van het (eind)oordeel over de voorliggende vorderingen (voor zover deze in beroep nog steeds aan de orde zijn). Het appel vormt daarbij niet alleen een nieuwe controlerende instantie waarin de in eerste instantie gedane uitspraak wordt beoordeeld, maar is tevens een voortzetting van het in de vorige instantie gevoerde processuele debat met betrekking tot de vordering van oorspronkelijk eiser. Deze herkansingsfunctie van het appel en de eisen van een goede procesorde, moeten worden beoordeeld in het licht van dit totale debat, mede gelet op het concentratiebeginsel in eerste aanleg.
2.8.2
Tegen de hiervoor geformuleerde achtergrond van de aard en functie van het hoger beroep onderscheidt het hof de volgende, voor het beroep nog relevante aspecten in de grieven: de al dan niet schadeplichtige opzegging van de agentuurovereenkomst door Semtex (grieven II tot en met IV, IX en X, XIII), een aantal processuele verweren (grieven V, VI, VII, VIII, XI en XII), de afwijzing van de reconventionele vordering bij gebrek aan voldoende onderbouwing (grief XIV) en de misslag bij het niet alsnog toewijzen van de vordering van € 25.147,42 ondanks een gerechtelijke erkenning van de verschuldigdheid ervan door Semtex (grief XV).
Voor zover de grieven zien op het niet aanvoeren van een voldoende grondslag (grief I), het niet terugkomen op een bindend eindoordeel, en het al dan niet toelaten van stukken, gaat het hof daaraan voorbij om de hiervoor onder rov. 2.8.1 genoemde reden.
De opzegging vanwege een dringende reden
2.9.1
Semtex heeft de agentuurovereenkomst met Alef per e-mail van 14 augustus 2017 vanwege een dringende reden met onmiddellijke ingang opgezegd. Hieraan is het volgende ten grondslag gelegd.
“After our meeting in Piacenza last Wednesday, we had a meeting with Manai. They
showed us evidence of the contract between your company and them. They also
showed us proves of the payments they have done to you in earlier months. The
statement showed payments of almost € 26k and an amount of € 16k still to be paid.
Until Friday August 4, you denied that there was a contract between you and Manai
and you also denied, more than once that you received payments from them. This is a
breach of contract and even fraud.
Furthermore, we called some customers and they stated that they bought Retour
Jeans goods directly from Alef Fashion & Luxury Ltd. We have written proofs of this.
We found out that these were goods you took back from other customers without
noticing us. This is also a breach of contract. Those same customers also stated that
you offered them personally to buy another competitive brand. This is the same brand
you explicitly told us you were not selling as an agent.
You will understand that we have lost all confidence in a further collaboration with you
or your company. The above-mentioned points and other things we came aware of recently, has done us a lot of financial and commercial damage and so, we have no other choice than to terminate the Agency Agreement with Alef Italia SLRS as per today. We can do this
on an emergency basis (article 439, lid 3 book 7 of the Dutch Civil Law). We hold you
liable for the financial and commercial damage you caused. (…)
Tomorrow you will receive a letter from our lawyer with the formal points and a
proposal.”
Op 15 augustus 2017 schreef de raadsman van Semtex aan Alef (ondermeer) het volgende
“Cliënte heeft recentelijk geconstateerd dat u:
-
bewust orders heeft opgehoogd, de goederen heeft opgehaald bij de klanten van
cliënte en die goederen middels een voor eigen rekening gesloten
consignatieovereenkomst met Manai SRL, heeft verkocht;
-
goederen van cliënte gebruikt om voor eigen rekening te verkopen aan (nota bene)
klanten van cliënte;
-
orders van klanten van cliënte heeft opgehoogd zonder medeweten van de
betreffende klanten en cliënte. Hierdoor heeft cliënte te maken met een grote
hoeveelheid onverkochte goederen;
-
een concurrerend merk bent gaan representeren, terwijl hiervoor geen schriftelijke
toestemming door cliënte is gegeven, zoals bedoeld in artikel 7 van de
agentuurovereenkomst. Sterker nog: op dit laatste punt bent u door cliënte
aangesproken en is u aangegeven dat dit niet werd geaccepteerd, doch u bleef
ontkennen dat u dit merk (JN Joy -België) voert;
-
betalingen van klanten van cliënte, voor goederen geleverd en gefactureerd door
cliënte, op uw rekening heeft laten bijschrijven en deze gelden heeft aangewend
voor uw eigen bedrijfsvoering.
Door uw handelen heeft u de bepalingen van de tussen partijen bestaande
agentuurovereenkomst geschonden en heeft u bovendien het vertrouwen van cliënte
ernstig geschaad. Zoals cliënte u reeds per e-mail de dato 14 augustus 2017 heeft
medegedeeld, beëindigt zij per direct de tussen partijen bestaande
agentuurovereenkomst op grond van artikel 3 van die overeenkomst, alsmede op grond
van artikel 439 van boek 7 van het Nederlands Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). (….)
Alef betoogt, naar het hof begrijpt, dat als redenen voor de opzegging slechts die, als aangevoerd in de e-mail van 14 augustus in aanmerking kunnen worden genomen, nu het immers om een opzegging om dringende redenen gaat, dat echter geen van deze door Semtex aangevoerde redenen voldoende is onderbouwd, dat bovendien geen van deze redenen op juistheid berust en tenslotte dat, nu het om een aantal omstandigheden gaat, er niet een enkele kan worden uitgepikt om een opzegging om dringende reden te kunnen rechtvaardigen.
2.9.2
Nadat de kantonrechter aanvankelijk had geoordeeld dat de in de e-mail van 14 augustus 2017 genoemde reden (verkoop van kleding van het merk Retour Jeans) door Alef onweersproken was gelaten, heeft hij uiteindelijk geoordeeld dat dit verwijt niet Alef betrof, maar ook dat (reeds) het verwijt van de verkoop van door Semtex aan Ecoplast geleverde goederen aan Manai een dringende reden oplevert. Tegen dat oordeel richten zich de daartoe door Alef geformuleerde grieven. Alef betoogt meer specifiek dat niet zij maar Alef Fashion en Luxury Ltd deze door Semtex aan Ecoplast geleverde goederen aan Manai heeft verkocht, zodat het verwijt dat Semtex haar maakt reeds om die reden geen hout snijdt.
2.9.3
Het hof overweegt als volgt. In de overeenkomst tussen partijen, meer in het bijzonder hetgeen in artikel 3 als hiervoor onder rov. 2.4 is opgenomen, is uitdrukkelijk overeengekomen dat Alef geen zaken kan en mag doen voor eigen rekening met kleding afkomstig van Semtex. De kantonrechter heeft in de rechtsoverwegingen 5.4.2 tot en met 5.4.4 in het tussenvonnis van 2 april 2020 uiteengezet dat en waarom Alef een verwijt kan worden gemaakt van de doorverkoop van door Semtex aan Ecoplast geleverde kleding aan Manai, zelfs al zou moeten worden aangenomen dat AFL (en niet Alef) feitelijk die aan Ecoplast geleverde kleding aan Manai heeft doorverkocht. Dit omdat Alef in onvoldoende mate duidelijkheid heeft verschaft over de werkelijke gang van zaken tegen de achtergrond dat zowel bij Alef als AFL, Luca di Segni een leidinggevende rol speelt én deze laatste ook feitelijk betrokken was bij de gang van zaken (ophalen van kleding bij Ecoplast en afleveren bij Manai). Die feitelijke gang van zaken is ook in hoger beroep door Alef niet verder toegelicht laat staan voldoende betwist, zodat ook het hof hiervan uitgaat. Dat verwijt – handelen voor eigen rekening zonder overleg met of instemming van Semtex – raakt de kern van de overeenkomst en vormt in die zin dan ook een reden die een dadelijke opzegging kan rechtvaardigen. De stelling van Alef dat dit slechts één van de door Semtex opgevoerde redenen voor een onmiddellijke opzegging vormt en dat nu de andere redenen als aangevoerd in de e-mail van 14 augustus 2017 niet zijn komen vaststaan, deze enkele omstandigheid een opzegging om dringende redenen niet kan rechtvaardigen, miskent daarbij de aard en ernst van dit door Semtex aan Alef gemaakte verwijt. Een verdere discussie over de vraag of ook de – andere - verwijten aan Alef, als genoemd in de brief van de raadsman van Semtex van 15 augustus 2017, moeten meewegen bij de beoordeling van de dringende reden is daarbij eveneens niet meer van belang. Alle verder hierop gerichte grieven falen daarom ook.
De vorderingen in conventie
2.1
Alef heeft verder in de grieven V, VI, VII en VIII een aantal processuele bezwaren aangevoerd tegen de toewijzing van de vorderingen van Semtex. Zo zou een aantal verweren ten onrechte niet zijn behandeld (verzekeringskwestie, informatie- en mededelingsplicht door Semtex geschonden, ten onrechte wél toelaten tot nadere bewijslevering door Semtex en het ten onrechte niet toelaten daarvan door Alef), maar daar gaat het hof aan voorbij. Alef heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarom die verweren tegen de achtergrond van de inhoudelijk gemotiveerde toewijzing door de kantonrechter van een aantal vorderingen van Semtex ertoe zouden moeten leiden dat (ook) in hoger beroep alsnog een of meerdere vorderingen van Semtex zouden moeten worden afgewezen, nu dat immers de strekking van de grieven zou moeten zijn, zoals hiervoor in algemene zin ook al verwoord onder rov. 2.8.1.
De vorderingen in reconventie
2.11.1
Voor zover de grieven zich richten op het afwijzen van de vorderingen van Alef gericht op het verkrijgen van een wettelijk gefixeerde schadevergoeding en de wettelijke klantenvergoeding (zie hiertoe rov. 2.18 van het vonnis van de kantonrechter van 24 oktober 2019), wijst het hof op zijn oordeel over het bestaan van een dringende reden voor de dadelijke opzegging door Semtex. Die omstandigheid heeft tot gevolg dat op grond van art. 7:439 lid 1 BW en art. 7:442 lid 4 BW geen aanspraak bestaat op een schadevergoeding en ook niet op een klantenvergoeding.
2.11.2
Ongeacht de wijze van beëindiging heeft Alef wel aanspraak op vergoeding van verschuldigde provisie(s). De kantonrechter heeft daarbij een onderscheid gemaakt naar de periodes 15 oktober 2016 tot en met 31 juli 2017, de periode 31 juli 2017 tot en met 14 augustus 2017 en de periode tot en met 14 oktober 2017. Over de eerste twee periodes oordeelde de kantonrechter dat de vorderingen van Alef over die periodes reeds waren verdisconteerd in de vorderingen van Semtex over die periode gericht op teveel betaalde voorschotten provisie (zie rov. 5.31 van het tussenvonnis van 2 april 2020). Een duidelijke grief daartegen heeft het hof in de stukken niet kunnen ontwaren.
2.11.3
Voor de periode na 14 augustus 2017 heeft de kantonrechter Alef in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten naar aanleiding van door Semtex in het geding gebrachte stukken. Nadien heeft de kantonrechter deze vordering afgewezen omdat Alef geen concrete nadere berekening in het geding had gebracht om haar provisievordering te onderbouwen. Alef heeft in eerste aanleg betoogd dat Semtex deze stukken te laat in het geding heeft gebracht en zij volhardt in die stelling ook in hoger beroep, echter nog steeds zonder een nadere berekening te overleggen. Dan valt er in de visie van het hof ook niets naders toe te wijzen, omdat naar zijn oordeel de stukken van Semtex voldoende aanknopingspunten bieden om alsnog die nadere berekening te maken. In ieder geval is Alef voldoende in de gelegenheid gesteld alsnog die nadere berekening te maken dan wel gemotiveerd aan te geven waarom dat ondanks de aanwezigheid van deze stukken niet mogelijk zou zijn. Alef heeft in wezen ook niet bestreden dat het maken van die nadere berekening mogelijk was.
2.11.4
Resteert de grief van Alef dat de kantonrechter ten onrechte een reeds als verschuldigd geoordeeld bedrag van € 25.147,42 ( rov. 2.20 van het tussenvonnis van 24 oktober 2019) bij eindvonnis niet heeft toegewezen. Ook deze grief faalt. Het hiervoor genoemde bedrag was weliswaar door Semtex aan Alef wegens provisie verschuldigd, maar Semtex had dit bedrag reeds aan Alef (door verrekening) voldaan hetgeen voortvloeit uit de eindafrekening over de periodes W 15, S 16, en W 16. Dat is ook zo door de kantonrechter vastgesteld in rov. 5.31 van het tussenvonnis van 2 april 2020.
Bewijslevering
2.12
Gezien al hetgeen hiervoor is overwogen bestaat voor verdere bewijslevering geen grond.
Slotsom
2.13
Dit betekent dat alle aangevoerde grieven falen, zodat de vonnissen waarvan beroep, met uitzondering van het verstekvonnis van 6 september 2018, dat reeds is vernietigd bij eindvonnis van de kantonrechter van 24 december 2020, zullen worden bekrachtigd. Alef zal worden veroordeeld in de proceskosten van het beroep. Deze worden vooralsnog begroot op € 5.610,- aan griffierecht en € 8.128,-- aan salaris advocaat (2 punten tarief VI).

3.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt de vonnissen van 24 oktober 2019, 2 april 2020, 11 juni 2020 en 24 december 2020 gewezen door de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant;
veroordeelt Alef in de kosten van het beroep gevallen aan de zijde van Semtex voorlopig begroot op € 5.610,-- aan griffierecht en € 8.128,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, H.K.N. Vos en G. Creutzberg en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 oktober 2022.
griffier rolraadsheer