Uitspraak
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] .
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de man, bijgestaan door mr. Houtackers;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Waals.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 1 april 2021;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 17 december 2021.
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 23 december 2021.
3.De feiten
- een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur;
- elke woensdagmiddag (na school) tot 19.00 uur, waarbij dient te gelden dat als de kinderen op woensdag vrij zijn van school, het contact aanvangt om 09.00 uur.
4.De omvang van het geschil
- het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij hem te bepalen;
- vervangende toestemming te verlenen [minderjarige 1] op zijn adres in te schrijven;
- de kinderalimentatie op nihil te bepalen, althans voor [minderjarige 1] op nihil te bepalen en te bepalen dat ieder van de ouders de eigen verblijfkosten draagt voor de beide kinderen en de verblijf overstijgende kosten voor ieder kind dat bij hem respectievelijk haar is ingeschreven althans een zodanige alimentatie met ingang een zodanige datum als de rechtbank juist acht.
- het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de man bepaald;
- de beschikking van 8 februari 2016 gewijzigd wat betreft de daarin opgenomen reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige 1] , en bepaald:
- het meer of anders verzochte afgewezen;
- de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partijen de eigen kosten betaalt.
- de zorgregeling (grief 1);
- een zorg- en contactregeling vast te stellen waarbij [minderjarige 1] een weekend in de twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 21.00 uur bij de vrouw verblijft;
- met ingang van 1 februari 2020 de kinderalimentatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op nihil te stellen en te bepalen dat de vrouw al hetgeen de man aan kinderalimentatie voor [minderjarige 1] teveel heeft betaald, dient te terug te betalen, vermeerderd met een bedrag van € 1.792,99 in verband met teveel ontvangen kinderbijslag en het kindgebonden budget dat zij over een periode vanaf 1 februari 2020 tot en met de inschrijving van [minderjarige 1] op het adres van de man, heeft ontvangen, althans een zodanige kinderalimentatie vermeerderd met een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht;
- kosten rechtens (ex artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)), waarbij wordt bepaald dat in het bedrag dat gemoeid is met de proceskostenveroordeling een extra bedrag aan advocaatkosten wordt opgenomen met betrekking tot de advocaatkosten die de man ten onrechte heeft moeten maken als gevolg van het niet meewerken aan de inschrijving van [minderjarige 1] bij de man, welk bedrag door de man wordt begroot op € 2.500,- en met bepaling dat over het bedrag dat gemoeid is met de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de vijftiende na de datum van de in dezen te geven beschikking.
- het beroep van de man tegen de bestreden beschikking gedeeltelijk gegrond te verklaren en een zorg- en contactregeling vast te stellen waarbij [minderjarige 1] een weekend in de twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 21.00 uur (alsmede de helft van de vakanties en feestdagen) bij de vrouw verblijft;
- met ingang van 4 mei 2021 zelfstandig het door de man aan de vrouw te betalen bedrag aan kinderalimentatie vast te stellen met inachtneming van de wettelijke maatstaven en voor het overige de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.De motivering van de beslissing
Dat verzoek hoeft derhalve niet meer beoordeeld te worden. Het hof zal de man in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in hoger beroep.