In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal met braak. De politierechter heeft de verdachte, geboren in 1979 en thans verblijvende in Huis van Bewaring Grave, veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken. Daarnaast is er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van tien dagen toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Het hof heeft het beroep op vrijspraak verworpen en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf toegewezen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het inslaan van de ruit van de auto van de aangeefster om een afstandsbediening te stelen, waarmee hij vervolgens een hondentrimsalon heeft geopend en een geldbedrag heeft gestolen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het justitiële verleden van de verdachte en het risico op recidive. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, en is de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf bevestigd.