ECLI:NL:GHSHE:2022:3664

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
20-002570-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal met braak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal met braak. De politierechter heeft de verdachte, geboren in 1979 en thans verblijvende in Huis van Bewaring Grave, veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken. Daarnaast is er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van tien dagen toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Het hof heeft het beroep op vrijspraak verworpen en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf toegewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het inslaan van de ruit van de auto van de aangeefster om een afstandsbediening te stelen, waarmee hij vervolgens een hondentrimsalon heeft geopend en een geldbedrag heeft gestolen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het justitiële verleden van de verdachte en het risico op recidive. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, en is de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002570-20
Uitspraak : 14 september 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv) (OIP)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 20 november 2020,
parketnummer 01-264000-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-221491-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep telkens ter zake van ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’ (het onder 1 en 2 tenlastegelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken. Voorts heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 25 september 2019 (parketnummer 01-221491-19) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van tien dagen toegewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, en in zoverre rechtdoende:
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken;
  • de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van tien dagen zal afwijzen.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf heeft de verdediging verzocht dat het hof deze vordering zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in de vordering van de advocaat-generaal tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het inslaan van de ruit aan de bestuurderszijde van de auto van aangeefster [benadeelde] om zich een afstandsbediening uit deze auto wederrechtelijk toe te eigenen. Met behulp van deze afstandsbediening heeft de verdachte het rolluik voor het raam van de hondentrimsalon van aangeefster [benadeelde] geopend. Vervolgens heeft de verdachte het raam ingegooid en een geldbedrag ter hoogte van ongeveer € 150,00 uit voornoemde hondentrimsalon weggenomen. Dit zijn ergerlijke strafbare feiten, waarbij de verdachte voor aangeefster [benadeelde] veel schade en overlast heeft veroorzaakt. De verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Uit het handelen van de verdachte spreekt minachting voor andermans eigendom.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 augustus 2022, betrekking hebbend op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Daaronder bevinden zich veroordelingen in 2017 en 2019. De verdachte heeft voor vermogensdelicten eerder onvoorwaardelijke gevangenisstraffen ondergaan. Het hof weegt die omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Tot slot heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Het hof hierbij acht geslagen op de reclasseringsadviezen d.d. 8 augustus 2022 en 23 augustus 2022. Hieruit volgt dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. Voorts is het hof gebleken dat de verdachte thans in voorarrest zit vanwege de zaak met parketnummer 01-168307-22. Het NIFP heeft in het kader van voornoemde zaak geadviseerd om een gedragskundig onderzoek pro justitia door een psychiater en psycholoog uit te laten brengen.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en met het oog op vergelding en generale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht alles overwegend een gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden. Hiermee volgt het hof de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 25 september 2019 (parketnummer 01-221491-19) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof ziet, anders dan de advocaat-generaal, geen aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Het hof gelast de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 25 september 2019, parketnummer
01-221491-19, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. R.G.A. Beaujean en mr. G.M. Goes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 14 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.