Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2017 tot en met 12 oktober 2017 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, aan haar kind, althans aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2017), (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere, althans een, ribfractu(u)r(en) en/of beenfractu(u)r(en)) heeft/hebben toegebracht, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2017 tot en met 12 oktober 2017 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk haar kind, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag slachtoffer] 2017), tot wiens onderhoud, verpleging en/of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten, immers heeft zij, verdachte, met dat opzet (meermalen):
zij in of omstreeks de periode van 04 april 2017 tot en met 25 april 2017 te [plaats 3] en/of te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 16.500,- euro, althans enig geldbedrag, door
(het hof begrijpt: het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, nr. 2002/584/JBZ(
hierna telkens Kaderbesluit))in het onderhavige geval niet aan de orde is. Verdachte is bij vonnis van 21 september 2018 door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf, waartegen hoger beroep is ingesteld. Hoewel zij de behandeling van het hoger beroep in vrijheid heeft mogen afwachten, is de rechtbank van oordeel dat daarmee nog geen sprake is van een definitieve invrijheidstelling als bedoeld in deze uitzondering. Ook van een andere uitzondering is geen sprake volgens de rechtbank. Het specialiteitsbeginsel is in zoverre naar het oordeel van de rechtbank onverkort van kracht. Een en ander leidt ertoe dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten.