ECLI:NL:GHSHE:2022:3636
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor diefstal met geweld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 28 januari 2020 was vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, maar wel was veroordeeld voor het onder 1 tenlastegelegde, dat gekwalificeerd was als diefstal met geweld. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en had een schadevergoeding van € 1.449,00 toegewezen aan de benadeelde partij. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep. De verdediging heeft echter bepleit dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zou verklaren, nu de grieven tegen het vonnis niet langer werden gehandhaafd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte onbeperkt hoger beroep had ingesteld, maar dat er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak, zoals bepaald in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft op 27 september 2022 een e-mail ontvangen van de raadsman van de verdachte, waarin werd bevestigd dat de bezwaren tegen het vonnis niet langer werden gehandhaafd. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zowel voor het deel dat gericht was tegen de vrijspraak als voor het deel dat gericht was tegen de veroordeling voor diefstal met geweld. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 september 2022.