Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI);
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar vier minderjarige kinderen. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, betoogde dat zij in staat was om voor haar kinderen te zorgen en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te dragen. De rechtbank had eerder besloten het gezag van de moeder te beëindigen, omdat de kinderen in een onveilige opvoedsituatie waren opgegroeid en de moeder onvoldoende inzicht had in de problematiek van de kinderen en haar eigen psychische problemen. Het hof heeft de argumenten van de moeder gehoord, maar concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de moeder niet in staat was om de zorg voor de kinderen te bieden die zij nodig hebben. Het hof onderschreef de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling over de emotionele ontwikkeling van de kinderen en de noodzaak van gespecialiseerde zorg. De moeder had weliswaar positieve stappen gezet, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende was om het gezag te herstellen. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen was dat zij in het gezinshuis bleven wonen, waar zij de nodige structuur en zorg kregen.