ECLI:NL:GHSHE:2022:3623

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
20-001529-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal, waarbij hij een gevangenisstraf van vier maanden kreeg opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en de verdachte opnieuw zal veroordelen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012 op verschillende adressen hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. De verdachte is verantwoordelijk gehouden voor de hennepkwekerijen die op zijn adressen zijn aangetroffen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De schadevergoeding aan de benadeelde partij is vastgesteld op € 4.058,26, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001529-21
Uitspraak : 23 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 13 april 2015, in de strafzaak met parketnummer 01-845669-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 1 primair) en ‘diefstal, meermalen gepleegd’ (feit 2 primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is de door de benadeelde partij [benadeelde 1] ingediende vordering tot schadevergoeding toegewezen tot
€ 4.373,24, te vermeerderen met de wettelijke rente en is de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ter hoogte van voornoemd geldbedrag opgelegd. De verdachte is veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, begroot op € 768,00.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 primair ten laste is gelegd bewezen zal verklaren en hem daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingverweer gevoerd. Ten aanzien van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij – gelet op de bepleite vrijspraak – niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012 te Gemert en/of Helmond en/of Hoofddorp, te weten in (een) pand(en) gelegen aan [adres 2] en/of [adres 3] en/of [adres 4] , (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk een (grote) hoeveelheid (van (in totaal) ongeveer 2.242) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven persoon/personen meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012 te Gemert en/of Helmond en/of Hoofddorp, met elkaar, althans één van hen, telkens opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] en/of [adres 3] en/of [adres 4] ), (telkens) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2.242 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012 te Gemert en/of Helmond en/of Hoofddorp, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde panden voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. primair
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012 te Gemert en/of Helmond en/of Hoofddorp, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een elektriciteitsaanbieder ( [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ), in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) heeft weggenomen;
2. subsidiair
een of meer onbekend gebleven persoon/personen meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012 te Gemert en/of Helmond en/of Hoofddorp, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een elektriciteitsaanbieder ( [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon/personen en/of aan hem, verdachte, bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen een of meerdere meterkasten ter beschikking te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij in de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012 te Gemert en Helmond en Hoofddorp, te weten in panden gelegen aan [adres 2] en [adres 3] en [adres 4] , telkens opzettelijk een grote hoeveelheid (van in totaal ongeveer 2.242) hennepplanten, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld;
2. primair
hij in de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012 te Gemert en Helmond en Hoofddorp, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan een elektriciteitsaanbieder ( [benadeelde 1] of [benadeelde 2] ), telkens heeft weggenomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit of die bewezenverklaarde feiten waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Verweer van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging – op gronden zoals opgenomen in de overgelegde pleitnota – bepleit dat de verdachte van de aan hem tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken. Daartoe is het volgende aangevoerd. Op drie verschillende adressen zijn hennepkwekerijen aangetroffen. Ten aanzien van de woningen waarin die kwekerijen zijn aangetroffen heeft de verdachte verklaard dat hij die woningen heeft onderverhuurd. Dit is ook het meest aannemelijk. Er zijn geen observaties of verklaringen waaruit volgt dat de verdachte zich veelvuldig ophield in de verschillende woningen. Evenmin zijn er dactyloscopische sporen of DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat hij in de periode van 12 juni 2012 tot 10 december 2012 in Vietnam was. De dochter van de verdachte heeft dit schriftelijk bevestigd. Nu sprake is van onderverhuur kan niet worden bewezen dat sprake is van het medeplegen van hennepteelt, zodat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De verdachte dient eveneens van het onder 2 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden geconcludeerd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Het enkele onderverhuren van woningen impliceert niet dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte elektriciteit heeft weggenomen. Voor zover het hof bewezen acht dat de verdachte wel betrokken was bij het onder 1 tenlastegelegde, brengt die enkele betrokkenheid volgens rechtspraak van de Hoge Raad op zichzelf niet ook mee dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit.
Oordeel van het hof
Op basis van de inhoud van het dossier stelt het hof vast dat op drie verschillende adressen –aan [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] – hennepkwekerijen zijn aangetroffen en dat de elektriciteit ten behoeve van die kwekerijen illegaal werd afgenomen. De verschillende kwekerijen zijn aangetroffen op respectievelijk 3 oktober 2012 (Gemert), 2 december 2011 (Helmond) en 6 augustus 2012 (Hoofddorp). De verdachte was de huurder van de betreffende woningen. Blijkens de zich in het dossier bevindende huurovereenkomsten heeft de verdachte de woning in Gemert gehuurd vanaf 2 juli 2011, de woning in Helmond vanaf 1 augustus 2011 en de woning in Hoofddorp vanaf 21 mei 2012.
De verdachte heeft op 11 augustus 2013 bij de politie een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij niets met de aangetroffen hennepkwekerijen en diefstallen van stroom te maken heeft.
Ten aanzien van de hennepkwekerij in de woning gelegen aan [adres 2] heeft de verdachte verklaard dat hij die woning heeft gehuurd voor € 1.000,00 per maand en dat hij de woning aan een Surinaamse man, [betrokkene 1] genaamd, heeft onderverhuurd voor
€ 1.250,00 per maand. De verdachte heeft de woning op Marktplaats te huur aangeboden en [betrokkene 1] heeft op de betreffende advertentie gereageerd. De verdachte weet niet wat de achternaam van [betrokkene 1] is en diens telefoonnummer heeft hij niet meer. De verdachte heeft geen huurovereenkomst betreffende de onderverhuur meer. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij niet weet op welke manier contact met [betrokkene 1] kan worden opgenomen en dat hij niet weet waar [betrokkene 1] is. De verdachte heeft verklaard dat hij de huursom (soms samen met zijn zoon) bij [betrokkene 1] kwam ophalen en dat [betrokkene 1] de huur altijd contant betaalde.
Met betrekking tot de hennepkwekerij in de woning gelegen aan [adres 3] heeft de verdachte verklaard dat hij die woning ook heeft onderverhuurd. Deze woning heeft de verdachte onderverhuurd aan een Filipijnse man en vrouw,
[betrokkene 2] genaamd. Zij betaalden € 1.400,00 per maand. Net als [betrokkene 1] reageerden zij op een advertentie op Marktplaats, op welke website de verdachte de betreffende woning te huur had aangeboden. De verdachte heeft van deze personen geen telefoonnummer meer en weet niet hoe zij te bereiken zijn. Hij heeft van deze onderverhuur ook geen huurovereenkomst meer.
Ten aanzien van de hennepkwekerij in de woning gelegen aan [adres 4] heeft de verdachte verklaard dat hij ook deze woning heeft onderverhuurd. Hij heeft de woning onderverhuurd aan een Thaise man, [betrokkene 3] genaamd. [betrokkene 3] betaalde
€ 1.300,00 per maand. Het telefoonnummer van deze Thaise man heeft de verdachte niet meer en hij weet niet hoe hij kan worden bereikt.
Op 13 augustus 2013 heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij blijft bij de verklaring die hij op 11 augustus 2013 heeft afgelegd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de betreffende woningen heeft onderverhuurd aan zijn werknemers van zijn schoonmaakbedrijf. Ten aanzien van de woning in Helmond heeft hij verklaard dat hij dat pand heeft verhuurd aan een Vietnamese man en dat de naam [betrokkene 2] hem niets zegt. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij niet in de woningen kwam om de huur te innen en dat de huursom werd verrekend met het salaris van de werknemers.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij de woningen aan anderen had onderverhuurd en niets wist van hetgeen zich in de betreffende panden afspeelde ongeloofwaardig. Aan dit oordeel ligt in het bijzonder ten grondslag dat verdachtes verklaring een concrete onderbouwing ontbeert. De verdachte heeft immers niet meer dan (voor)namen van personen genoemd aan wie hij de woningen zou hebben onderverhuurd. Nadere persoonsgegevens of andere gegevens van die personen heeft de verdachte niet genoemd. Ook zijn documenten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat, wanneer en aan wie de verdachte de woningen had onderverhuurd niet door de verdachte in het geding gebracht. Bovendien heeft de verdachte tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Zo kan uit de verklaring van de verdachte bij de politie worden afgeleid dat hij de panden onderverhuurde om winst te maken, terwijl hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij de woningen onderverhuurde aan werknemers van zijn schoonmaakbedrijf en dat de voor de woningen verschuldigde huur werd verrekend met het salaris van de werknemers. De verklaring van de verdachte dat de huursom werd verrekend met het salaris van zijn werknemers past evenmin bij hetgeen hij bij de politie heeft verklaard. Bij de politie heeft de verdachte namelijk verklaard dat hij (soms samen met zijn zoon) bij [betrokkene 1] langs ging om de huursom op te halen. Het hof schuift de verklaring van de verdachte derhalve als ongeloofwaardig ter zijde.
Op basis van de inhoud van het dossier is het hof niet gebleken van betrokkenheid van anderen bij de aan de verdachte tenlastegelegde feiten. Uit de inhoud van het dossier kan weliswaar worden afgeleid dat getuigen mogelijk andere mensen bij de woningen hebben gezien, doch daaruit volgt niet dat die personen enige betrokkenheid bij de hennepkwekerijen hebben gehad. Het is het hof niet gebleken dat tijdens de tenlastegelegde periode één of meer personen zich als bewoner van één van de adressen in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) heeft/hebben ingeschreven.
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan wel worden vastgesteld dat de verdachte de hoofdhuurder van de verschillende woningen was. Als hoofdhuurder is de verdachte verantwoordelijk voor datgene wat zich in de betreffende panden afspeelt. Nu in drie door de verdachte gehuurde woningen hennepkwekerijen zijn aangetroffen en hetgeen de verdachte daarover heeft verklaard als ongeloofwaardig ter zijde is geschoven, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de hennepkwekerijen van de verdachte waren en dat hij de hennepplanten heeft geteeld. Gelet hierop alsmede op de constateringen van de fraudespecialisten dat ten behoeve van de hennepkwekerijen telkens op illegale wijze elektriciteit werd afgenomen, acht het hof eveneens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is geweest die het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. In dit verband wijst het hof met name op de identieke en bijzondere wijze waarop in elk van de meterkasten van de betreffende woningen de aanleg van de elektriciteit was gewijzigd om aldus illegaal stroom af te tappen ten behoeve van de hennepkwekerijen. Uit de inhoud van het dossier blijkt namelijk dat in alle woningen het deksel van de aansluitkast ongeoorloofd is geopend/de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken, alsmede dat telkens zekeringen met een waarde van 3 x 35A waren geplaatst.
Bij het voorgaande heeft het hof ook in aanmerking genomen dat de afstanden tussen de tenlastegelegde teeltlocaties (Gemert, Helmond en Hoofddorp) zodanig zijn dat de verdachte alleen in staat moet worden geacht de verschillende kwekerijen te onderhouden. Voor het kunnen onderhouden van die kwekerijen is niet nodig dat de verdachte ook steeds in de woningen verbleef dan wel daar met enige regelmaat aanwezig was. Het hof acht niet bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten samen met een of meer anderen heeft gepleegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de aangetroffen hennepkwekerij in de woning gelegen aan [adres 2] overweegt het hof nog het navolgende. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat op 3 oktober 2012 in voornoemde woning een hennepkwekerij is aangetroffen. Voornoemde datum valt buiten de tenlastegelegde periode (1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012). Uit de bevindingen op 3 oktober 2012 blijkt dat in voornoemde woning een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen, maar dat er geen hennepplanten meer stonden. In de verschillende ruimtes zijn wel plantenbakken aangetroffen en de verbalisanten roken een sterke henneplucht. Blijkens de inhoud van het dossier zijn er ook resten van planten aangetroffen, alsmede kalkresten op diverse materialen. Dit zijn aanwijzingen voor voorafgaande kweken. In het dossier wordt gesproken over meerdere kweken. Een kweekcyclus duurt gemiddeld tien weken (volgens het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ update 1 november 2010). Gelet hierop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode ook in Gemert hennepplanten heeft geteeld. Bij de bepaling van het totaal aantal hennepplanten gaat het hof uit van het aantal plantenbakken zoals dat door de verbalisanten is gerelateerd.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:

diefstal, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat – indien en voor zover het hof tot een bewezenverklaring van één of beide feiten komt – de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur gevolgen heeft voor verdachtes werk en woning. Bovendien gaat het om oude feiten en dient bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
- de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan,
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
- de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in de periode van 1 december 2011 tot en met 31 augustus 2012 schuldig gemaakt aan de teelt van een groot aantal hennepplanten. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid hennep was deze kennelijk bestemd voor verdere verspreiding en handel. De handel in hennep gaat veelal gepaard met maatschappelijk onwenselijke effecten. Bovendien kan langdurig gebruik van softdrugs leiden tot schade voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit en daardoor voor de benadeelden de nodige schade en overlast veroorzaakt. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk niet heeft bekommerd om voornoemde negatieve gevolgen van zijn handelen en louter uit winstbejag heeft gehandeld.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 juli 2022. Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen eerder onherroepelijk is veroordeeld, ook ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Het hof weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing vindt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Het oriëntatiepunt voor het telen van 500 tot 1.000 hennepplanten geeft als indicatie een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Het hof stelt vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van een groter aantal hennepplanten (ongeveer 2.242 hennepplanten). Tegelijkertijd houdt het hof bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat sinds het bewezenverklaarde handelen inmiddels de nodige tijd is verstreken.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof het passend en geboden de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.746,41 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Namens de benadeelde partij is ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de vordering tot schadevergoeding reeds in eerste aanleg is verlaagd naar € 4.373,24 in verband met de omstandigheid dat één van de ruimtes (ruimte 5) in de woning gelegen aan [adres 2] was aangesloten op het normale elektriciteitsnetwerk en niet – zoals de andere ruimtes – op de illegale aftakking daarvan. De gevorderde schade in verband met illegaal afgenomen energie is verlaagd van
€ 3.818,56 naar € 3.213,39. Voorts heeft de benadeelde partij in eerste aanleg kosten voor rechtsbijstand gevorderd, ter hoogte van een bedrag van
€ 768,00.
De politierechter heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen tot € 4.373,24, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ter hoogte van voornoemd geldbedrag opgelegd. Voorts is de verdachte veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, begroot op € 768,00.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de benadeelde partij naar voren gebracht dat zij zich kan verenigen met de beslissing van de politierechter.
De verdediging heeft zich – gelet op de bepleite vrijspraak – op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Voor zover het hof de verdediging op dat punt niet volgt, heeft de verdediging naar voren gebracht dat de verdachte de door benadeelde partij geleden schade zal betalen.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade en wettelijke rente
De vordering van de benadeelde partij is, voor wat betreft de schade, als volgt opgebouwd:
 illegaal afgenomen elektriciteit: € 3.213,39;
 netwerkkosten elektriciteit: € 164,06;
 afsluitkosten: € 46,79;
 uurtarief inspecteur (4 uur x € 72,00): € 288,00;
 kosten netmeting: € 314,98;
 administratiekosten: € 346,02.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 4.058,26. Voornoemd bedrag bestaat uit de illegaal afgenomen elektriciteit (€ 3.213,39), netwerkkosten elektriciteit (€ 164,06), afsluitkosten (€ 46,79), uurtarief inspecteur (€ 288,00) en administratiekosten (€ 346,02).
Ten aanzien van de kosten netmeting (€ 314,98) overweegt het hof als volgt.
De kosten van de netmeting zijn in opdracht van de politie gemaakt en daarom te beschouwen als kosten van publieke opsporing. Kosten van publieke opsporing behoren niet op individuele burgers te worden afgewenteld. Dat uitgangspunt wordt op onaanvaardbare wijze doorkruist, wanneer de – mogelijke – benadeelde in het kader van het opsporingsonderzoek wordt ingeschakeld en deze de kosten vervolgens via privaatrechtelijke weg op de verdachte tracht te verhalen. Voor zover de vordering van de benadeelde partij op de kosten van de netmeting ziet, wordt deze dan ook afgewezen.
Het hof zal de hiervoor genoemde schade derhalve vaststellen op een bedrag van
€ 4.058,26. De verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal de verdachte veroordelen tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
Voor wat betreft de door de benadeelde partij gevorderde proceskosten merkt het hof het navolgende op. De benadeelde heeft gevorderd dat € 768,00 aan proceskosten zal worden toegewezen voor de rechtsgang in eerste aanleg. Hierbij is aangehaakt bij het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. Voor de rechtsgang in eerste aanleg is het echter meer aangewezen aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief kantonzaken, aangezien de kantonrechter bevoegd is te oordelen over vorderingen als de onderhavige (zaken tot ten hoogste een bedrag van € 25.000,00).
Blijkens het liquidatietarief kantonzaken wordt bij een vordering tot en met € 5.000,00 in de regel € 200,00 per punt als salaris toegekend. De benadeelde partij komt in dit verband twee punten toe. Het eerste punt wordt toegekend voor het door de advocaat indienen van de vordering tot schadevergoeding. Op basis van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is voor het hof genoegzaam komen vast te staan dat de advocaat van de benadeelde partij ter terechtzitting in eerste aanleg is verschenen. Daarvoor zal ook een punt worden toegekend. De proceskosten – die ten laste van de verdachte zullen worden gebracht – worden daarom begroot op € 400,00. Het meer verzochte zal worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 4.058,26. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (éénhonderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.058,26 (vierduizend achtenvijftig euro en zesentwintig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 400,00(vierhonderd euro).
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.058,26 (vierduizend achtenvijftig euro en zesentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 50 (vijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 augustus 2012.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. W.E.C.A. Valkenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 23 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. J.H.W. Van der Meijs zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.