[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van diefstal met geweld in vereniging (parketnummer 03-187935-21) en ter zake van – kort gezegd – diefstal in vereniging door middel van braak (parketnummer 03-062873-21) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 276 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van schade. Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Nu deze benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd, is de vordering in hoger beroep niet meer aan de orde.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat teruggave aan de verdachte zal worden gelast.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit.
Het vonnis waarvan zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
parketnummer 03-187935-21 (gevoegd):
hij op of omstreeks 16 december 2020 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, op de openbare weg, de [locatie 1] , een postpakket met inhoud en/of een handscanner, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan DHL Parcel (Netherlands), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] weg te trekken en/of vast te pakken en/of die [slachtoffer 1] een harde klap op haar borst te geven;parketnummer 03-062873-21:
hij op of omstreeks 2 maart 2021 te [plaats] , gemeente Beekdaelen tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres 2] , onder meer een tas, portemonnee, een hoeveelheid geld (van ongeveer 200 euro), bankpasjes, een rijbewijs, een OV-kaart, guldens, sieraden, een tablet, horloges, sleutels, een sigarendoos en/of munten, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-187935-21 en in de zaak met parketnummer 03-062873-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 03-187935-21 (gevoegd):
hij op 16 december 2020 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, de [locatie 1] , een postpakket en een handscanner die aan DHL Parcel toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] weg te trekken en vast te pakken en die [slachtoffer 1] een harde klap op haar borst te geven;parketnummer 03-062873-21:
hij op 2 maart 2021 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander uit een woning gelegen aan [adres 2] , onder meer een tas, portemonnee, een hoeveelheid geld, bankpasjes, een rijbewijs, een OV-kaart, guldens, sieraden, een tablet, horloges, sleutels, een sigarendoos en munten, die toebehoorden aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Nu de verdachte het onder parketnummer 03-062873-21 tenlastegelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 6 september 2021;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2021 en bijlage (p. 278-282);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2021 en bijlage, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] (p. 283-301);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2021 en fotobijlage, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] (p. 305-312).
Ten aanzien van parketnummer 03-187935-21:
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2020 (dossierpagina’s 350-352), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] :
Op woensdag 16 december 2020, was ik in dienst. Ik werk bij DHL Express als
pakketbezorgster. Omstreeks 17.30 uur was ik met mijn bus op de [locatie 1] te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen. Ik werd aangesproken door een jongeman. Ik hoorde dat hij zei: "Mevrouw, ik heb een vraagje. Ik ben werkzoekende". Op dat moment hoorde ik de schuifdeur van mijn bus opengaan. Hierop ben ik direct naar mijn bus gerend, naar de rechterzijde van de bus. Ik zag dat er een breekijzer op straat lag. Ik zag dat een andere jongeman in mijn bus stond. Ik zag dat hij een pakket vasthield. Ik heb deze jongeman vastgepakt en de bus uitgetrokken. Ik zag dat deze jongeman met het pakket uit mijn bus viel op de straat. Op dat moment kwam de jongeman die mij als eerste aansprak en deze trok mij weg van de jongeman met het pakket. Ik voelde dat hij mij vastpakte. Ik voelde een harde klap op de borst. Ik voelde direct een felle pijnscheut op mijn borst door deze klap. Ik zag dat een van de jongemannen het breekijzer van de straat pakte. Ik zag dat de jongeman die mij aansprak wegrende met een pakket. Ik zag dat de tweede jongeman mij tegenhield. Ik zag dat hij de handscanner pakte en wegrende. Ik weet zeker dat er een pakket is weggenomen. Beiden waren donker gekleed. De klap die ik op mijn borst heb gekregen, voel ik nog steeds.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 16 december 2020 (dossierpagina’s 361-362), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Vandaag, woensdag 16 december 2020, liep ik langs het tankstation Tinq aan de [locatie 2] in Sittard. Ten hoogte van dit tankstation zag ik, op 5 meter afstand, voor mij twee jongens rennen. Ik zag dat zij mij kruislings passeerden van links naar rechts. Ik zag dat die twee jongens de [locatie 3] in renden. Ik zag dat die twee jongens een steegje in renden. Ik zag dat die twee jongens stil stonden in dat steegje en dat ze om het hoekje keken. Terwijl ik terug liep zag ik dat die twee jongens het steegje uitrenden. Ik omschrijf de jongens als volgt:
Jongen 1:
- de jongen droeg een blauw mondkapje. Een medisch kapje die er medisch uitziet maar het niet is. Het betrof een wegwerp mondkapje.
Ik zag dat die jongen een pakketje vasthield, kartonkleurig, 30x20x10 cm.
Jongen 2:
- die jongen droeg hetzelfde mondkapje, maar het leek erop dat die een baard of een
snor had. Geen flinke baard of snor, meer iemand die verlangde naar een baard of
snor. Ik vergelijk hem met een Bram Krikke snor.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 december 2020 met bijlage (dossierpagina’s 358 t/m 360), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op woensdag 16 december 2020 kregen wij de melding om te rijden naar [adres 3] in verband met een diefstal met geweld op een pakketbezorger van de DHL. Wij hoorden dat genoemde centralist portofonisch doorgaf dat deze diefstal met geweld gepleegd was door 2 personen.
Ter plaatse hebben wij gesproken met hieronder genoemde slachtoffer [slachtoffer 1] . Wij
hoorden dat [slachtoffer 1] zei dat ze net was beroofd van haar handscanner en een pakketje
en dat de 2 daders waren weggerend in de richting van de [locatie 2] . Tevens
werden wij op de plaats delict aangesproken door getuige [getuige 1] . Wij hoorden dat [getuige 1] zei dat hij 2 personen met een pakketje had zien lopen op de [locatie 3] te Sittard en dat deze 2 personen een paadje in gelopen waren naast het perceel [adres 4] , welke leidde naar de achterzijde van deze woningen. Wij hoorden dat [getuige 1] zei dat hij even later beide personen weer uit het paadje zag komen en dat deze 2 personen vervolgens richting de [locatie 4] te Sittard liepen. Wij hoorden dat deze personen een mondkapje
zouden dragen. Wij hebben ons vervolgens begeven naar het paadje naast perceel [adres 4] . Wij zagen dat aan de achterzijde van [adres 4] , op de grond, een blauw wegwerp mondkapje lag. Wij zagen dat de bestrating, waar dit mondkapje op lag, nat was en dat het mondkapje droog was. Wij zagen dat het mondkapje zo gevormd was alsof het gedragen was.
Toen wij achter de woningen een onderzoek instelde werden wij aangesproken door de bewoner van [adres 5] , zijnde de hieronder genoemde [getuige 2] . Wij hoorden dat [getuige 2] zei dat hij had gezien dat 2 personen achter de woningen stonden ter hoogte waar het mondkapje op de grond lag en dat deze personen waren weggerend nadat het licht achter de woning aan sprong. Van het aangetroffen mondkapje werd een foto genomen welke bij dit proces-verbaal gevoegd is. Gezien bovenstaande heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , het aangetroffen mondkapje te 17:55 uur middels een DNA kit inbeslaggenomen.
Door de inmiddels bij het slachtoffer aangekomen leidinggevende werd de ontvreemde handscanner geactiveerd, de scanner straalde uit ter hoogte van het pand [adres 6] . Tevens werd door deze leidinggevende de handscanner geactiveerd zodat deze een piepgeluid zou afgeven. Genoemde handscanner werd door verbalisanten aangetroffen in het grasveld voor de woning [adres 6] .
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 16 december 2020 (dossierpagina’s 365-366), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Op woensdag 16 december 2020 omstreeks 17:20 uur, was ik in mijn woning aan [adres 5] aanwezig. Ik was op mijn slaapkamer. Op een gegeven moment zag ik dat de buitenlamp van mijn woning aanging. Ik keek via het slaapkamerraam naar buiten en zag twee jongens staan die ter hoogte van de garages stonden. Ik zag dat een van die jongens iets in zijn handen vasthield, volgens was het een witte doos of iets dergelijks. Op de plek waar ik die jongens heb zien staan, lag een mondkapje, ik weet zeker dat dat mondkapje eerder die dag er niet heeft gelegen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2021 met bijlagen, proces-verbaalnummer LB2R021026-54, BHV nummer 2021032263, Onderzoek Berghof (paginanummer 1-6), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
(pagina 3)
Naar aanleiding van een bericht op de locatie zender L1 over de overval op de
DHL-pakketbezorgster meldde zich op donderdag 17 december 2020 de bewoner van de woning [adres 7] te Sittard aan het bureau. Hij bleek camerabeelden van zijn ringdeurbel te hebben. Op deze beelden waren 2 mannen te zien, een met mondkapje en een zonder mondkapje. Deze mannen zouden duidelijk herkenbaar in beeld zijn. De datum en tijd waarop deze mannen op de ringdeurbelvideo waren te zien was: 16 december 2020 te 17:21 uur. Dit was dus kort voor de overval op de DHL-bezorgster.
(
pagina 4)
Op/omstreeks 8 maart 2021 werden foto’s van de 2 mannen, die op de ringdeurbelvideo van [adres 7] waren te zien, gedeeld op briefings van de politie. Hierbij werden door [verbalisant 5] , brigadier van politie, deze 2 mannen herkend als zijnde: [verdachte] en [medeverdachte] .
Op/omstreeks 10 maart 2021 werden foto’s van deze 2 mannen op de lokale zender L1 getoond. Dit waren foto’s afkomstig van de camerabeelden van [adres 7] .
(pagina 5)
Naar aanleiding van voornoemd persbericht op/omstreeks 10 maart 2021 meldden zich de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] op 11 maart 2021 bij de politie.
6.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 17 december 2020 (ongenummerd), als bijlage gevoegd bij het proces-verbaalnummer LB2R021026-54, BHV nummer 2021032263, Onderzoek Berghof, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 5] :
Op woensdag 16 december 2020, omstreeks 17.30 uur, hoorde ik geschreeuw van een man en een vrouw. Ik hoorde dat het geschreeuw vanuit de [locatie 1] kwam. Toen ik bij het kruispunt van de [locatie 1] en de [locatie 5] kwam zag ik een jongen voorbij rennen in de richting van de [locatie 2] . Ik zag dat hij een breekijzer of iets dergelijks liet vallen. Ik hoorde het geluid van metaal toen het breekijzer de grond raakte. Ik zag dat de jongen het breekijzer oppakte en doorrende in de richting van de [locatie 2] . Ik zag dat een andere jongen achter hem aanrende in de richting van de [locatie 2] . Toen ik naar rechts keek zag ik op de [locatie 1] een bus van de DHL staan. Ik zag dat naast de bus een meisje stond en naar haar borst greep. Ze vertelde mij dat ze net was overvallen door twee jongens. Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
Jongen 1:
- donkere kleding
- mondkapje
- had iets wat leek op een breekijzer in zijn handen
Dader 2:
- donkere kleding
- (licht) grijze pet
- mondkapje
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2021 (ongenummerd), als bijlage gevoegd bij het proces-verbaalnummer LB2R021026-54, BHV nummer 2021032263, Onderzoek Berghof, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op donderdag 17 december 2020, omstreeks 10.00 uur, verscheen er een man aan de balie van het politiebureau te Sittard. Ik hoorde dat deze man zei: "Ik heb het bericht van de overval op een DHL bezorgster gelezen op de lokale zender L1 Limburg. Ik heb camerabeelden van mijn Ring videodeurbel. Op deze beelden zijn twee personen te zien, eentje met een mondkapje en eentje zonder mondkapje.”
Deze videodeurbel hangt aan een pand aan [adres 7] .
Als bijlage van dit proces-verbaal heb ik een plattegrond bij gevoegd met de
aanduiding waar de overval heeft plaatsgevonden en het pand waar de videodeurbel
hangt. Op de Ring videobeelden is de volgende datum- en tijdaanduiding te zien:
16-12-2020 17:21. Aangeefster vermeldt in haar verklaring dat zij op 16-12-2020 omstreeks 17:30 uur met haar bus op de [locatie 1] te Sittard was toen zij werd overvallen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 maart 2021 met bijlagen (dossierpagina’s 367-373), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
Vandaag 11 maart 2021, viel mijn oog op een nieuwsbericht van 1 Limburg. Ik zag een nieuwsbericht met de tekst als kop: 'Politie deelt foto’s van overvallers pakketbezorger Sittard.’ Ik zag dat bij dit bericht een foto werd gedeeld van twee verdachten van deze overval. Het was mij meteen duidelijk dat één van de twee verdachten [verdachte] was. Ik herkende hem meteen aan zijn houding en zijn deels zichtbare gezicht.
U vraagt mij waar ik [verdachte] van ken.
Ik ben werkzaam in de penitentiaire inrichting te Sittard. Op de afdeling waar ik werk heeft [verdachte] ook gezeten dus ik heb hem in de tijd dat hij
gedetineerd was bijna dagelijks gezien en ook gesproken.
Ik ken hierdoor [verdachte] goed en weet heel goed hoe hij eruit ziet en ken zijn lichaamshouding. Hierdoor herkende ik [verdachte] ook direct als één van de verdachten die werd getoond in dit nieuwsbericht over de overval van een pakketbezorger in Sittard.
U vraagt mij wie ik herken als [verdachte] in dit nieuwsbericht waar ik naar verwees.
Ik kan u zeggen dat dit de verdachte betreft die het mondkapje draagt. Hij staat op de foto links. Onderaan het nieuwsbericht waarvan ik u ook de link zal doorsturen staat een foto van de twee verdachten. [verdachte] herken ik dus als de verdachte die links staat.
9.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 maart 2021 met bijlagen (dossierpagina’s 374-379), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 4] :
Ik ben werkzaam ben bij de penitentiaire inrichting te Sittard. Ik werk op de afdeling waar [verdachte] ook heeft gezeten. Hij zat enige tijd geleden nog gedetineerd in Sittard.
Ik heb [verdachte] bijna dagelijks gezien en ook gesproken. Ik kan u dus zeggen dat ik [verdachte] al langere tijd ken. Ik weet hoe hij uitziet en hoe zijn lichaamshouding is.
Ik werd vandaag, 11 maart 2021, telefonisch bericht door [getuige 3] dat er een nieuwsbericht was van een overval in Sittard. Nadat ik de link die [getuige 3] me stuurde opende, zag ik een foto van de verdachten van deze overval. Zonder enige twijfel wist ik meteen dat de verdachte die links op de foto stond [verdachte] was. Ik herkende hem meteen. De manier waarop hij staat, dus zijn houding en aan zijn hoofd. Ik zag wel dat hij een pet droeg en een mondkapje maar desondanks kan ik u met zekerheid zeggen dat dit [verdachte] is. Door mijn werk en het feit dat ik hem al zo vaak heb gezien en gesproken was het voor mij meteen duidelijk.
10.
Het proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 16 december 2020 (dossierpagina 397), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Naar aanleiding van diefstal met geweld op het adres [adres 3] , gemeente Sittard Geleen (hof: zo volgt uit het proces-verbaal van bevindingen nr. PL2300-2020202 653-17- dossierpagina 398)
heb ik op woensdag 16 december 2020 te 21:15 uur, de navolgende DNA-sporendrager(s) veiliggesteld.
Omschrijving sporendrager
SIN: AALZ9031NL
Object: Masker
Kleur: Blauw
Bijzonderheden: Mondkapje
Plaats van aantreffen: Achterzijde woning op bestrating, [adres 4] .
11.
Het proces-verbaal van biologisch vooronderzoek d.d. 8 september 2018 (dossierpagina’s 399-401), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
In verband met een onderzoek naar een overval op een geld- en waardetransport te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen werd door mij een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendragers.
Goednummer: PL2300-2020202653-1378638
SIN: AALZ9031NL
Object: Masker
Kleur: Blauw
Bijzonderheden: Mondkapje
Ik heb van het mondkapje de gehele witte zijde en de gehele blauwe zijde bemonsterd op humaan biologische sporen. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOJ8195NL en AAOJ8196NL, verpakt
en verzegeld.
Veiliggestelde sporen
Spoornummer: PL2300-2020202653-70388
SIN: AAOJ8195NL
Relatie met SIN: AALZ9031NL
Spoortype: Biologisch
Spooromschrijving: Epitheel
Plaats veiligstellen: Gehele witte zijde mondkapje
Spoornummer: PL2300-2020202653-70390
SIN: AAOJ8196NL
Relatie met SIN: AALZ9031NL
Spoortype: Biologisch
Spooromschrijving: Epitheel
Plaats veiligstellen: Gehele blauwe zijde mondkapje
12.
Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute te Maastricht d.d. 30 maart 2021, zaaknummer TMFI2021.4835, opgemaakt door Forensisch DNA-deskundige in opleiding dr. M. Moorlag en NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige dr. P.J. Herbergs (dossierpagina’s 408-410), voor zover inhoudende als relaas van rapporteurs:
tabel 1: resultaat van het DNA-onderzoek
Gehele witte zijde mondkapje
AAOJ8195NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Verdachte [verdachte] kan donor zijn van celmateriaal in de bemonstering
Gehele blauwe zijde mondkapje
AAOJ8196NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Verdachte [verdachte] kan donor zijn van celmateriaal in de bemonstering
13.
Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute te Maastricht d.d. 19 april 2021, zaaknummer TMFI2021.4835-2, opgemaakt door Forensisch DNA-deskundige in opleiding dr. M. Moorlag en NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige dr. P.J. Herbergs (dossierpagina’s 413 en 414), voor zover inhoudende als relaas van rapporteurs:
Het betreft een berekening van de bewijskracht van donorschap van verdachte [verdachte] .
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte [verdachte] in de bemonsteringen van de gehele witte zijde mondkapje AAOJ8195NL en de gehele blauwe zijde mondkapje AAOJ8196NL is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Ten aanzien van de bemonstering gehele witte zijde mondkapje AAOJ8195NL
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en een onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Ten aanzien van de bemonstering gehele blauwe zijde mondkapje AAOJ8196NL
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Er wordt gebruik gemaakt van de volgende reeks waarschijnlijkheidstermen met bijbehorende likelihood ratio interval:
Extreem veel waarschijnlijker >1.000.000
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-062873-21 zich gerefereerd aan het oordeel van het hof en bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder parketnummer 03-187935-21. Daartoe is - op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat:
- cliënt geen buitenlands accent heeft zoals is omschreven in de aangifte en bovendien cliënt niet tussen de 16 en 20 jaar maar 30 jaar oud is;
- de conclusie betreffende het DNA niet bruikbaar is en een mondmasker een verplaatsbaar object is;
- niemand verklaard heeft over een opvallend mondmasker;
- er geen ambtshalve herkenning door de politie heeft plaatsgehad.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof vindt het door de verdediging gevoerde verweer weerlegging in de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen blijkt van het navolgende:
- op 16 december 2020 is in Sittard door twee personen een diefstal met geweld op een DHL-medewerkster gepleegd. Een van de daders heeft aangeefster aangesproken, terwijl de ander haar bestelbus heeft geopend en daaruit een pakket heeft weggenomen. Naast het pakket is ook een handscanner weggenomen;
- gezien is dat er twee personen (die een mondmasker droegen en waarvan er één een pakketje had) zijn weggerend en een paadje zijn ingegaan. In de directe nabijheid daarvan werd niet veel later een mondmasker op de grond aangetroffen, waarbij is opgevallen dat het mondmasker droog was terwijl de grond erom heen nat was. Hieruit leidt het hof af dat dat mondmasker er nog niet lang lag;
- in de directe nabijheid van het paadje is eveneens de weggenomen handscanner aangetroffen.
Het hof is van oordeel dat uit het vorenstaande -in onderling verband en samenhang bezien- volgt dat de twee personen die het paadje in renden de daders van de diefstal met geweld zijn en dat het mondmasker door een van de daders van die diefstal in het steegje is achtergelaten. Het hof merkt het mondmasker dan ook aan als daderspoor.
Dat het de verdachte is die het mondmasker aldaar heeft achtergelaten en derhalve een van de daders van de overval is kan worden vastgesteld op grond van de rapportage van “The Maastricht Forensic Institute” (de hypothese dat de bemonstering van de binnenzijde en de buitenzijde van het mondmasker DNA van de verdachte en twee onbekend gebleven personen bevat is extreem veel waarschijnlijker geacht dan de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van drie onbekend gebleven personen) en vindt bevestiging in de omstandigheid dat de verdachte zich korte tijd voor de diefstal met geweld op een afstand van 150 meter daarvan bevond.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 03-187935-21 tenlastegelegde. Het door de verdediging aangedragen, maar overigens niet geconcretiseerde scenario, dat het mondmasker niet door de verdachte is achtergelaten en op een andere wijze op die locatie is terechtgekomen, acht het hof niet aannemelijk geworden en het enkele feit dat een mondmasker een verplaatsbaar object is maakt dat naar het oordeel van het hof gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders.
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen bewezen worden verklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen volgt dat beide personen goederen hebben weggenomen, samen zijn weggerend en een paadje zijn ingevlucht. Op grond daarvan is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-187935-21 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 03-062873-21 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal waarbij het gebruik van geweld niet is geschuwd. Daarbij is het slachtoffer, terwijl zij pakketten aan het bezorgen was, op de openbare weg vastgepakt en op de borst geslagen. Met het plegen van deze diefstal en het gebruik van dat geweld heeft de verdachte gehandeld uit financieel gewin, zonder dat hij zich daarbij heeft bekommerd om de verstrekkende gevolgen van zijn handelwijze voor het slachtoffer. Diefstallen met geweld als de onderhavige veroorzaken gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij het directe slachtoffer.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten, is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden en op de straffen die voor soortgelijke feiten doorgaans door het hof worden opgelegd.
Alles afwegende acht het hof – evenals de advocaat-generaal - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof zal teruggave aan de verdachte gelasten van het onder hem inbeslaggenomen en nog niet teruggeven geldbedrag van € 300,00 aangezien er geen verband vast te stellen is met enig strafbaar feit en dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich naar het oordeel van het hof niet meer tegen de teruggave ervan verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.