ECLI:NL:GHSHE:2022:3591

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
20-000937-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk aanwezig hebben van hennep en voorwerpen bestemd voor de teelt en verwerking van hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1966, was huurder van een loods in Hoensbroek waar een professionele hennepknipperij werd aangetroffen. Tijdens een doorzoeking op 4 december 2018 werden 6,102 kilogram henneptoppen, 972 hennepstekken en een ploertendoder in beslag genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk hennep aanwezig had, omdat deze zich in zijn machtssfeer bevond en hij wetenschap had van de aanwezigheid ervan. De verdediging voerde aan dat de hennep niet aan de verdachte toebehoorde, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het voorhanden hebben van een wapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte, die als 'first offender' werd beschouwd. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor berechting was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000937-21
Uitspraak : 18 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 30 maart 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-866229-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11 derde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde en ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken voor zover het gaat om het voorhanden hebben van voedingsmiddelen, assimilatielampen en pompen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 december 2018 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 972 hennepplanten(stekken) en/of 6102 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 4 december 2018 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, (in een loods gelegen aan [adres 1] ) stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten:
1. koolstoffilter en/of
10, althans een of meer, schaartjes en/of
1. cannacutter en/of
1. knipmachine ( [merk] ) en/of
1. slakkenhuis en/of
35, althans een of meer, can(s)/verpakking(en) met voedingsmiddel en/of
21, althans een of meer assimilatielampen en/of
2, althans een of meer pompen,
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 4 december 2018 te Hoensbroek, in elk geval in de gemeente Heerlen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 4 december 2018 te Hoensbroek opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 972 hennepplanten(stekken) en 6102 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 4 december 2018 te Hoensbroek voorwerpen, te weten:
1. koolstoffilter en
10 schaartjes en
1. cannacutter en
1. knipmachine ( [merk] ) en
1. slakkenhuis,
bestemd tot het plegen van een of meer feiten strafbaar gesteld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
het opzettelijk telen en/of bewerken en/of verwerken van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.
hij op 4 december 2018 te Hoensbroek een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepknipperij d.d. 21 februari 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [2] :
Op 4 december 2018 stelden wij een onderzoek in op het adres [adres 2] .
De aanwezige verdachte, zijnde [verdachte] , huurder van de loods, werd ter plaatse aangehouden. Tijdens deze doorzoeking werden onder andere 6,102 kilogram (netto) henneptoppen, 972 hennepstekken en een knip-/verwerkingsruimte voor hennep aangetroffen.
Het bleek dat op het genoemd adres een hennepknipperij aanwezig was. Het pand betreft een loods, welke gelegen was op industrieterrein [locatie] .
De [adres 2] betrof een grote loods welke was onderverdeeld in diverse kleinere loodsen/ deel-loodsen. In het gedeelte waar wij ons op dat moment bevonden zat het bedrijf [bedrijf] . De eigenaar van het bedrijf en huurder van de loods betrof de verdachte [verdachte] .
Het bedrijf [bedrijf] was opgedeeld in diverse gedeeltes. Deze gedeeltes noemden wij: opslag, café en knipruimte.
Na binnenkomst van de schuifpoort, kwam men uit in een gang. Aan de rechterzijde van
deze gang bevond zich een schuifdeur. Via deze schuifdeur kon men een ruimte betreden, welke volledig was ingericht als café. Aan het einde van de gang bevond zich een soort van opslag. Op een tafel in de opslagruimte stonden 12 dozen met in totaal 972 hennepstekken.
Op verschillende locaties in het café werden diverse gesealde zakken met henneptoppen aangetroffen. Het totale netto gewicht van de toppen betrof 6,102 kilogram.
Via het café kon men middels een trap naar de eerste etage. Op deze etage troffen wij een knip-/verwerkingsruimte t.b.v. hennep aan. In deze knipruimte stond onder andere een professionele "grote" knipmachine van het merk [merk] . [merk] staat voor [merk] . In een telefonisch contact met [merk] is mij uitgelegd dat de machine ruim 20 kilo toppen per uur kan verwerken.
De machine was voorzien van een eigen afzuiging. Deze afzuiging bevat een zak welke (hennep)gruis op kan vangen. De zak was geheel besmeurd met resten van hennep. De machine lag vol met hennepresten. De kokers, alwaar de toppen t.b.v. het knippen in worden gelegd, zaten besmeurd met een plakkerige aanslag van hennepresidu. De kokers horen bij de knipmachine.
In de ruimte stonden 13 kratten. Deze kratten waren allemaal voorzien van hennepresten.
Uit deze kratten werden twee afzonderlijke monsters genomen en getest. Beide monsters
testten positief op hennep.
De kratten hadden ieder een inhoud van 60 liter per krat. De kratten waren allen tot aan de bovenzijde van de kratten besmeurd met plakkerig residu/aanslag, dat achterblijft na het knippen van henneptoppen.
De ruimte was tevens voorzien van afzuiging/luchtverversing. In de ruimte lagen meerdere scharen en een cannacutter.
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring dat het hennep betrof. De aangetroffen resten waren nog duidelijk herkenbaar als hennep. Wij, verbalisanten, constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleuren, vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen resten hennepresten betroffen.
Wij, verbalisanten, stelden voor een representatieve bemonstering een aantal hennepresten veilig. Deze monsters testten wij met gebruikmaking van de cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
Voor een overzicht van de in beslag genomen goederen wordt verwezen naar de kennisgeving van inbeslagneming, die samen met de Ruimlijst hennep als bijlagen bij dit proces-verbaal zijn gevoegd.
Overig beslag:
- Henneptoppen, 6,102 kilogram.
- Ploertendoder.
Als verdachte is aangemerkt:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1966
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Adres : [adres 1]
Postcode en plaats : [adres 1] .
2.
Kennisgeving inbeslagneming d.d. 5 december 2018, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] [3] :
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2] , binnen de gemeente Heerlen
Datum : 4 december 2018
Reden : Vervaardigen softdrugs (lijst II)
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1966
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Adres : [adres 1]
Postcode en plaats : [adres 1]
Volgnummer 1
Goednummer : PL2300-2018185228-1141307
Object : Inrichting hennepknipperij
Land : Nederland
Bijzonderheden : Zie ruimlijst 040187
3.
Een geschift, zijnde de ruimlijst hennep, met nummer 040187, voor zover inhoudende [4] :
Contactpersoon politie : [verbalisant 4]
Adres van inbeslagname : [adres 2]
Plaats van inbeslagname : Hoensbroek
Datum : 4/12/18
Vertrek ruimer van locatie : 19.15 uur
Omschrijving goederen + aantal:
Stekken : 972
Koolstoffilters : 1
Slakkenhuizen : 1
Knipbenodigdheden (o.a. cannacutters) : 10
(het hof begrijpt: 10 schaartjes)+ 1
(het hof begrijpt: 1 cannacutter)+ 1
(het hof begrijpt: 1 knipmachine [merk] ).
4.
Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking) d.d. 6 december 2018, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [5] :
Op 4 december 2018 startten wij, verbalisanten, met toestemming van de verdachte [verdachte] de doorzoeking van de deel-loods waarin [bedrijf] gesitueerd was. Deze deel-loods maakt deel uit van een grote loods welke is gelegen aan de [adres 2] . De deel-loods bestond uit enkele ruimten op de begane grond en enkele ruimten op de 1e etage, die te bereiken was middels een vaste trap. Wij startten de doorzoeking op de begane grond.
Gedurende de doorzoeking troffen wij in de caféruimte de volgende, door ons genummerde, partijen aan ter hoogte van de 3 D printer: partij 1, partij 3, partij 4, partij 5, partij 6 en partij 7.
Hierbij zagen wij dat partij 1 bestond uit: een zwarte schoenendoos met de witte tekst
' [naam] ', waarvan de deksel er deels op lag, waarin een transparante plasticzak met henneptoppen lag.
Hierbij zagen wij dat partij 3 bestond uit: een bruine kartonnen doos waarin twee transparante plasticzakken met henneptoppen lagen.
Hierbij zagen wij dat partij 4 bestond uit: een bruine kartonnen doos waarin een transparante plasticzak met henneptoppen lag.
Hierbij zagen wij dat partij 5 bestond uit: een bruine plastic emmer waarin niet-verpakte henneptoppen lagen.
Hierbij zagen wij dat partij 6 bestond uit: een bruine kartonnen doos waarin een transparante plasticzak met henneptoppen lag.
Hierbij zagen wij dat partij 7 bestond uit: een bruine kartonnen doos waarin een transparante plasticzak met henneptoppen lag.
Gedurende de doorzoeking troffen wij in de caféruimte de volgende, door ons genummerde, partij aan ter hoogte van de ruimte onder het trappenhuis: partij 2
Hierbij zagen wij dat partij 2 bestond uit: Een bruine kartonnen verhuisdoos, waarbij een doordruk-handvat openstond, waardoor een transparante plasticzak met henneptoppen zichtbaar was. Bij het openen van de verhuisdoos zagen wij hierin 2 transparante
plasticzakken met henneptoppen.
Gedurende de doorzoeking troffen wij in de caféruimte de volgende, door ons genummerde, partij aan ter hoogte van de bar: partij 11.
Hierbij zagen wij dat partij 11 bestond uit: Een zwarte metalen ploertendoder
(2018185228-21).
Gedurende de doorzoeking troffen wij in de caféruimte de volgende, door ons genummerde, partij aan ter hoogte van de biljarttafel: partij 8.
Hierbij zagen wij dat partij 8 bestond uit: Een bruine kartonnen doos waarin meerdere transparante plasticzakken met henneptoppen lagen.
Gedurende de doorzoeking troffen wij in de opslagruimte van de loods de volgende, door ons genummerde, partij aan ter hoogte van een stapel pallets: partij 9.
Hierbij zagen wij dat partij 9 bestond uit: Twaalf bruine kartonnen dozen waarin meerdere hennepstekken stonden. Elf dozen bevatten 84 stekken, één doos bevatte 48 stekken (
hof: opgeteld zijn dit 972 hennepstekken).
Wij vervolgden de doorzoeking op de 1e verdieping.
Gedurende de doorzoeking troffen wij op de 1e etage, bovenaan de trap, naast de douche- en wc-ruimte, een gesloten deur. Nadat wij deze openden troffen wij een ruimte die gebruikt werd voor de verwerking van hennepplanten, dan wel henneptoppen.
Wij verlieten en sloten het pand op dinsdag 4 december 2018, omstreeks 19.15 uur.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats]
Bedrijf: [bedrijf] , [adres 2] , binnen de gemeente Heerlen.
5.
Het proces-verbaal omschrijving wapen d.d. 7 december 2018, proces-verbaalnummer PL2300-2018185228-21, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] [6] :
Omschrijving voorwerp:
Het voor onderzoek aangeboden voorwerp betreft een geheel metalen voorwerp, zwart van kleur, voorzien van een rubber handvat met een pastilvormig patroon. Het uiteinde is voorzien van een verzwaarde kop. Het betreft hier een zogenaamde ploertendoder.
Indien ingeschoven: Heeft het voorwerp een afmeting van 21 cm lang en een doorsnede van 2,5 cm.
Indien uitgeschoven: Heeft het voorwerp een afmeting van 53 cm lang en een doorsnede af lopend van 1 - 2,5 cm.
Wapendefinitie:
Gezien de aard van dit voorwerp is dit voorwerp bedoeld om met een zwaaiende beweging het voorwerp te laten uitschuiven. Hierdoor kan bij gebruik tegen personen ernstig lichamelijk letsel worden veroorzaakt.
Gezien bovenstaande omschrijving betreft de ploertendoder een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie 1 onder 3 van de Wet Wapens en Munitie.
Strafbaarstelling:
Het voor handen hebben van een ploertendoder is strafbaar gesteld in artikel 13 lid 1
jo. artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] .
6.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 4 december 2018, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] [7] :
Op 4 december 2018 onderzochten wij twee door ons aangetroffen hoeveelheden qua kleur en samenstelling op hennep gelijkende stoffen
(het hof begrijpt: de twee monsters als bedoeld en benoemd onder bewijsmiddel 1)
Bij een door ons gehouden ODV kleur-reactietest bleek dat beide monsters/stoffen positief reageerden op de aanwezigheid van: hennep.
Beide monsters werden aan een afzonderlijke test onderworpen. Het betroffen monsters afkomstig uit de aangetroffen kratten met hennepresten (kratten in knipruimte).

7.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d.

16 maart 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

Het is juist dat in de loods in Hoensbroek die ik huurde hennep en stekken zijn aangetroffen en dat er ook een ruimte was ingericht als knipruimte. De knipruimte was van mij en ik heb die ruimte ook gebruikt om hennep te knippen. Ik wist dat de stekken en hennep er lagen.
De knipmachine heb ik zelf aangeschaft.
De ploertendoder die is aangetroffen heb ik cadeau gekregen.
Ik was sinds 2016 huurder van de loods aan [adres 2] .

8.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op

4 oktober 2022, voor zover inhoudende:

Het is juist dat ik op 4 december in Hoensbroek 1 koolstoffilter, 10 schaartjes, 1 cannacutter, 1 knipmachine ( [merk] ) en 1 slakkenhuis had.
Dat was in verband met het knippen van hennep.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij zal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de in de loods aangetroffen henneptoppen en hennepstekken niet aan de verdachte toebehoorden, maar daar door een ander tijdelijk waren neergelegd. De verdachte had de henneptoppen en hennepstekken dus niet alleen voorhanden maar tezamen en in vereniging met een ander, terwijl medeplegen niet aan hem ten laste is gelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat voor de vraag of een verdachte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad moet kunnen worden vastgesteld dat de hennep zich in de machtssfeer van de verdachte bevond en dat hij wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van die hennep, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Niet doorslaggevend is aan wie de hennepplanten toebehoorden. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid. Uit de hoedanigheid van eigenaar of huurder van een pand volgt reeds enige zeggenschap over de daarin aanwezig zijnde hennep.
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte de huurder was van de loods waarin de henneptoppen en hennepstekken zijn aangetroffen, waarmee deze zich in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden. De verdachte wist dat de henneptoppen en hennepstekken daar lagen. Daarmee heeft de verdachte de henneptoppen en hennepstekken opzettelijk aanwezig gehad. Dat de desbetreffende hennep mogelijk toebehoorde aan een ander - wat overigens op basis van de stukken in het dossier geenszins vaststaat - terwijl medeplegen niet aan de verdachte ten laste is gelegd, doet daar niet aan af.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is het hof, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op het voorhanden hebben van voedingsmiddelen, assimilatielampen en pompen. Voor de overige goederen komt het hof tot een bewezenverklaring, op de wijze zoals hierboven is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar hooguit een voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, al dan niet in combinatie met een taakstraf. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte een ‘first offender’ is en dat het gaat om feiten uit 2018. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast heeft de raadsman aandacht gevraagd voor de rol van de verdachte, die er volgens de verdediging op neer komt dat de verdachte niet meer heeft gedaan dan het knippen van de wiet van een ander voor een vergoeding.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde staat in nauwe relatie met de handel in softdrugs, welke handel allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten tot gevolg heeft.
Hennep kan niet alleen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar de handel daarin gaat ook steeds vaker gepaard met andere (zware) vormen van criminaliteit. De verdachte heeft voor die gevolgen geen oog gehad, maar heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Daarbij komt dat de verdachte een professionele knipmachine voorhanden heeft gehad waarmee in korte tijd (zeer) grote hoeveelheden henneptoppen kunnen worden verwerkt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 augustus 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Voorts heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen.
Voor het bepalen van de aard en omvang van de straf heeft het hof acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij het opzettelijk aanwezig hebben van 5 tot 10 kilogram hennep: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Ten laste van de verdachte is echter niet alleen bewezenverklaard dat hij ongeveer 6 kilogram hennep aanwezig heeft gehad, maar daarnaast ook een grote hoeveelheid hennepstekken. Verder heeft hij voorbereidingshandelingen met betrekking tot het plegen van door de Opiumwet strafbare gestelde feiten begaan en een ploertendoder voorhanden gehad. Een hogere straf is derhalve aan de orde.
Een en ander afwegend, acht het hof het in beginsel passend en geboden aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 210 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde ziet het hof geen ruimte voor een afdoening zoals die door de raadsman is voorgesteld. Hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt het straftoemetingsverweer.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Redelijke termijn
De inhoud van het dossier geeft het hof aanleiding te onderzoeken of in de onderhavige zaak het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden.
Het hof stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit hij heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen hem een strafvervolging in te stellen.
In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 4 december 2018, op welke datum de verdachte in verzekering is gesteld. De verdachte is op 5 december 2018 weer vrijgelaten. De behandeling in eerste aanleg niet is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht, die deze overschrijding rechtvaardigen. Er is sprake van een overschrijding in eerste aanleg van bijna 4 maanden.
Een en ander brengt met zich mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet hierop zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 18 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.E. van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Heerlen, registratienummer PL2300-2018185228, gesloten op 27 februari 2019 en op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Limburg, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-97.
2.Dossierpagina’s 3-6.
3.Dossierpagina 43.
4.Dossierpagina 44.
5.Dossierpagina’s 16-17.
6.Dossierpagina 21.
7.Dossierpagina 45.