ECLI:NL:GHSHE:2022:3590

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
20-002581-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes tijdens een ruzie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1990, was eerder vrijgesproken van poging tot doodslag, maar werd wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 21 september 2019 in Nuland, waar de verdachte het slachtoffer met een mes in de buik heeft gestoken tijdens een ruzie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, wat betekent dat hij zich bewust was van de kans op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft het slachtoffer gestoken met een keramisch mes, wat potentieel levensbedreigend letsel kon veroorzaken. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een schadevergoeding van €750 toegewezen aan de benadeelde partij, het slachtoffer, voor immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de impact daarvan op slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002581-20
Uitspraak : 18 oktober 2022
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 19 november 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-228004-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1990,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag en ter zake van de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging en dat de benadeelde partij [slachtoffer] mitsdien niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd en eveneens bepleit dat de benadeelde partij in elk geval niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering voor zover die ziet op de materiële schade zulks bij gebreke van onderbouwing dan wel indien de vordering wel ontvankelijk zou zijn, die vordering zal worden afgewezen nu de benadeelde partij bij de politie afstand heeft gedaan van zijn recht op eventuele schadevergoeding.
De verdediging heeft in verband met die laatste stelling verwezen naar de verklaring van [slachtoffer] opgenomen op pagina 56 van het politiedossier.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2019 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermalen) met een mes, in de buik, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak impliciet primair tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 september 2019 te Nuland, gemeente 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes in de buik van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [2] :
Op 21 september 2019 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doende met de surveillancedienst te 's-Hertogenbosch. Omstreeks 23.45 uur kregen wij de opdracht van het operationeel centrum te gaan naar [adres 2] . Daar had volgens melder een steekincident plaats gevonden.
Op 21 september 2019, omstreeks 23.58 uur, kwamen wij ter plaatse aan [adres 2] .
Toen ik, verbalisant [verbalisant 1] , uitstapte, zag ik dat er 1 man voor de woning zat. Ik zag dat die man op een stoel zat. Ik zag dat die man bezig was met een witte doek, die hij op zijn buik drukte. Ik zag dat die man bloed op zijn handen had. Ik zag dat 2 vrouwen en 1 man om het slachtoffer heen stonden. Ik zag dat er 1 man voor de opening van de voordeur stond.
Wij, verbalisanten, liepen naar de ingang van de woning. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan die groep personen, het volgende: "Waar is degene met het mes?". Wij, verbalisanten, hoorden dat een van de vrouwen zei dat hij in de woning was. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg hierna aan die vrouw: “Waar in de woning zit hij?” Wij, verbalisanten, zagen dat die vrouw wees in de richting van het raam waar het slachtoffer voor zat. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg hierna aan die vrouw: “Zit hij in die kamer?” en wees op dat moment in de richting van het raam achter de man die op de stoel zat. Wij, verbalisanten, hoorde dat de vrouw in de Engelse taal zei: “Ja, hij zit daar binnen”. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , vroeg aan die vrouw wat de naam van de verdachte was. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoorden dat die vrouw zei: " [verdachte] " (
het hof begrijpt: de voornaam van de verdachte).
Hierop gingen wij, verbalisanten, de woning binnen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zette een stap voorwaarts de keuken in. Op het moment dat ik de keuken in liep, riep ik met luide stem: " [verdachte] , [verdachte] , Police, Police". Op dat moment stond ik in de keuken en keek ik in de richting van een dichte deur. Wij, verbalisanten, zagen dat de dichte deur, aan de rechterzijde open ging. Wij zagen dat er een man uit die deur kwam. Op dat moment was die man voor ons verdachte. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat er bloed op de handen van de verdachte zat. Op 22 september 2019, om 00.02 uur, hield ik, verbalisant [verbalisant 1] , de verdachte aan. De verdachte bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1990 te [geboorteplaats 1] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 3] [3] :
Op 21 september 2019, omstreeks 23.45 uur, kregen geüniformeerde collega’s de melding van het Operationeel Centrum, om te gaan naar de [locatie] te Nuland in verband met een steekincident.
Ter plaatse werd collega [verbalisant 4] door getuigen woonachtig in [adres 3] aangesproken dat er een vechtpartij c.q. steekincident had plaatsgevonden in de [locatie] en dat zij in bezit waren van videobeelden. Hierop heeft collega [verbalisant 4] de beelden bekeken en opgenomen middels de door de dienst verstrekte telefoon.
Op 22 september 2019 heb ik, verbalisant [verbalisant 3] , samen met collega [verbalisant 5] , [verdachte] als verdachte gehoord.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb de camerabeelden welke door collega [verbalisant 4] waren
veiliggesteld, bekeken.
Ik zag op beeld rechtsboven een drietal personen. Ik zag duidelijk dat de eerste en tweede persoon links gezien een conflict met elkaar hadden. Ik zag dat de eerste persoon van links gezien donker gekleed was. Ik zag dat de tweede persoon in het midden een wit/lichtgekleurd bovenstuk droeg en een donkerkleurige broek. Ik zag dat er heen en weer werd geduwd tussen de eerste en tweede persoon. Ik zag dat de derde persoon de twee personen uit elkaar probeerde te houden. Ik zag duidelijk dat de persoon die een wit/lichtgekleurd bovenstuk droeg en een donkerkleurige broek, vijfmaal flink uithaalde met zijn rechterhand naar de andere persoon. Ik zag op de bewegende beelden op de linker broekspijp van de persoon die vijfmaal uithaalde, dat er een lichtgekleurd logo zichtbaar was. Dit betreft de verdachte [verdachte] . Ik zag dat de verdachte meerdere keren richting het hoofd van de andere persoon sloeg.
Ik zag duidelijk op de bewegende beelden dat de persoon met het wit/lichtgekleurde bovenstuk de agressor was en meerdere keren de confrontatie opzocht met de andere persoon. Ik zag dat de andere persoon, welke in het donker gekleed was, zijn bovenstuk (jasje) uitdeed.
Op zondag 22 september 2019, werd aangever/slachtoffer [slachtoffer] , gehoord door collega’s [verbalisant 10] en [verbalisant 11] . Daarin verklaarde hij onder andere het volgende:
Verbalisanten: Kan je je nog herinneren of jij of [verdachte] een kledingstuk heeft uitgetrokken?
“Ja, ik heb mijn trainingspak uitgedaan, omdat deze stuk was.”
Hierop heb ik op beelden, persoon 1 aangemerkt als slachtoffer en persoon 2 als de verdachte.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2019 (met fotobijlagen), voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 6] [4] :
Op 21 september
(het hof begrijpt: 2019)omstreeks 23.50 uur kreeg ik vanuit het operationeel centrum de opdracht te gaan naar [adres 2] vanwege een steekpartij. Ter plaatse gekomen zag ik dat er een 5 tal personen buiten stonden. Een daarvan zat op een stoel en bleek het slachtoffer [slachtoffer] te zijn. De collega's van de andere eenheden gingen de woning binnen en ik bleef buiten bij de personen staan. Ik vroeg aan de personen die buiten stonden waar de verdachte was. Ik hoorde dat een vrouw, in het donker gekleed, aangaf dat de verdachte in een kamer op de begane grond zat. Een vrouw in een roze badjas zei dat het haar vriend [verdachte] (
het hof begrijpt: de voornaam van de verdachte)betrof.
Ik zag dat de man die op de stoel zat met een doekje bezig was om zijn handen schoon te maken. Ik zag dat er bloed aan beide handen zat en dat er bloed in zijn gezicht zat. Ik zag dat hij aan de linkerzijde van zijn buik een doek onder zijn shirt had zitten.
Ik zag dat de doek onder het bloed zat. Ik vroeg aan het slachtoffer wat er precies gebeurd was. Ik hoorde dat hij zei dat hij ruzie had gehad en dat hij gestoken was door [verdachte] en dat het erg veel pijn deed. Ik legde uit dat de ambulance onderweg was en dat hij zo geholpen zou worden.
Het slachtoffer werd door de medewerkers van de ambulance meegenomen naar hun voertuig om bekeken te worden. Ondertussen was de verdachte in de woning aangehouden.
Ik vroeg aan de personen die buiten stonden of zij konden aangeven waar het mes was gebleven. De vrouw in de donkere kleding gaf aan dat de verdachte naar de keuken was gelopen nadat hij had gestoken en dat zij had gezien dat het een klein wit mes betrof.
Ik liep de keuken binnen en keek naar het aanrecht. Ik zag dat er rechts naast de kraan een klein mes lag. Ik zag dat het een mes met een wit lemmet en een licht grijs handvat betrof en dat er bloedspetters op het handvat en de borden zaten die er langs stonden. Een foto ervan is als bijlage II bij dit proces-verbaal gevoegd.
Slachtoffer: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1996 in [geboorteplaats 2] .
4.
Eigen waarneming van het hof ten aanzien van de foto die op dossierpagina 46 als bijlage II is gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen d.d.

22 september 2019 van de verbalisant [verbalisant 6] :

Op de foto is een mes met een scherpe punt te zien.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 4] [5] :
Op 21 september 2019, waren wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 7] , belast met de algehele surveillance in de gemeente ‘s-Hertogenbosch. Wij kregen de melding van het Operationeel Centrum om naar [adres 2] te gaan. Aldaar zou een steekpartij hebben plaatsgevonden. Hierop gingen wij met meerdere eenheden ter plaatse.
Ter plaatse zagen wij dat er vijf mensen voor de woning stonden. Wij zagen dat één
van hen op een stoel zat. Dit bleek slachtoffer [slachtoffer] te zijn. Slachtoffer
[slachtoffer] zou zijn gestoken met een mes door een man genaamd [verdachte]
(het hof begrijpt: de voornaam van de verdachte). De man zou nog in de woning zijn.
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , sprak met één van de bewoonsters van de woning, getuige [getuige 1] . Ik hoorde dat ze mij vertelde dat buiten voor de woning het slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] ruzie kregen en dat hieruit een vechtpartij ontstond en dat vervolgens de verdachte [verdachte] de woning in ging, daar een mes pakte en weer naar buiten liep. Dit mes lag in de keuken en betrof een wit klein mes.
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , hoorde van verbalisant [verbalisant 1] dat er een klein wit mes in de
keuken lag. Hierop vroeg ik aan getuige [getuige 1] of ze het mes, waarmee verdachte [verdachte] naar buiten liep, kon aanwijzen. Ik zag dat ze het mes aanwees dat op het aanrecht van de keuken, bij de wasbak lag.
Getuige: [getuige 1] , geboren op [geboortedag 3] 1994 in [geboorteplaats 3] .
6.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] ) d.d. 23 september 2019, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] [6] :
Op 22 september 2019 om 01:45 uur kwamen wij, naar aanleiding van een steekincident, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] , binnen de gemeente 's-Hertogenbosch.
Wij, verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , hebben een forensisch technisch sporenonderzoek ingesteld (…) in de woning [adres 2] .
- Foto's
Tijdens het onderzoek maakte verbalisant [verbalisant 8] foto's.
Een selectie van de foto's is weergegeven in een fotomap, genummerd 1 tot en met 41,
die als bijlage deel uitmaakt van dit proces-verbaal. De verwijzingen in dit proces-verbaal naar foto's met nummering komen overeen met de nummering van de foto's in de fotomap.
Tijdens ons onderzoek in de keuken van de woning zagen wij (…) op het aanrecht, rechts naast de wasbak, een mes. Dit mes werd gewaarmerkt met PD-nummer 7. Door mij, verbalisant [verbalisant 9] , werd op zondag 22 september 2019 om 02:30 uur dit mes als sporendrager veiliggesteld. Deze sporendrager werd voorzien van SIN AAGT4149NL.
Zie foto 34 tot en met foto 36.
De volgende (…) sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld.
Goednummer : PL2100-2019198200-1560069
SIN : AAGT4149NL
Object : Mes
Land : Nederland
Bijzonderheden : Keramisch keukenmes op aanrechtblad in keuken.
7.
Eigen waarneming van het hof ten aanzien van de foto die op dossierpagina 46 als bijlage II is gevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2019 van de verbalisant [verbalisant 6] en de foto’s die als nummer 34 tot en met 36 (dossierpagina’s 103-104, met bij de foto’s genummerd 35 en 36: PD nr. 7) bij het proces-verbaal forensisch onderzoek van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] d.d. 23 september 2019 zijn gevoegd:
Op de foto’s is telkens hetzelfde mes te zien.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] [7] :
Op 22 september 2019 waren wij, verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] , in het Jeroen Bosch ziekenhuis te 's-Hertogenbosch om daar in gesprek te gaan met het slachtoffer
[slachtoffer] . Wij belden om 10:08 uur met de tolkentelefoon en spraken met een tolk die de [taal] taal machtig was.
Ik, [verbalisant 11] , vroeg [slachtoffer] ons het hele verhaal te vertellen. Wij hoorden dat [slachtoffer] het volgende vertelde:
‘Het was zaterdag 21-9-2019. Ik was buiten. Wat ik me kan herinneren is dat die ruzie ging over 150 euro die [verdachte]
(het hof begrijpt: de voornaam van de verdachte)zogenaamd had overgemaakt. Toen gingen [verdachte] en ik vechten.
Op enig moment ging [verdachte] weg. Ik zag dat [verdachte] weer terug kwam en ik probeerde hem gerust te stellen maar [verdachte] viel mij weer aan. Ik voelde toen een stoot onder mijn borstkast. Ik zag dat [verdachte] een stapje naar achteren deed en toen zag ik in zijn rechterhand een mes. Toen ik dat mes zag, voelde ik onder mijn borstkast en ik voelde bloed. Ik ben toen een stukje weggerend. Iemand anders heeft toen de ambulance gebeld en even later kwam de politie en de ambulance. Ik weet dat ik een steekwond heb en dat deze gehecht is.
Ik, verbalisant [verbalisant 10] , ben samen met de dienstdoende arts en het slachtoffer [slachtoffer] in gesprek gegaan. Ik hoorde dat de arts zei dat hij een steekwond had opgelopen aan zijn linkerzij, ter hoogte van zijn heupkam. Ik hoorde dat de arts zei dat het mes vermoedelijk op de heupkam (bot) was afgeketst Ik zag dat de arts het verband van de wond afhaalde. Ik zag 2 hechtingen in de wond zitten, de arts bevestigde mij dat het inderdaad 2 hechtingen waren.
9.
Het aanvraagformulier medische informatie d.d. 11 oktober 2019, voor zover inhoudende als verklaring van arts [arts] [8] :
Medische informatie betreffende de heer [slachtoffer]
Geboortedatum : [geboortedag 2] 1996
Adres : [adres 2]
Datum voorval : 21 september 2019
Behandeld in : Jeroen Bosch ziekenhuis
Datum onderzoek : 22 september 2019.
Uitwendig waargenomen letsel : steekverwonding linker onderbuik.
Bijzondere mededelingen : steekverwonding linker onderbuik was voor 6 centimeter te sonderen en ging aan de buitenzijde van de linker bekkenvleugel.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 september 2019, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] [9] :
Op 21 september 2019, omstreeks 23.45 uur, was ik getuige van een steekpartij. Ik kan u hierover het volgende verklaren: Ik ben woonachtig te [adres 2] .
Op bovengenoemde dag, datum en tijdstip ging ik naar buiten om een sigaretje te roken. Buiten zag ik dat twee van mijn medebewoners, genaamd [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)en [slachtoffer]
(het hof begrijpt: [slachtoffer] ), aan het vechten waren. Ik probeerde ze, samen met medebewoner [getuige 3] , uit elkaar te halen. Na enige tijd lukte dit. Hierop ging [verdachte] de woning in.
[slachtoffer] stond rechts naast de woning op de oprit van de woning. [slachtoffer] stond met zijn gezicht in de richting van de straatzijde. Ik stond ongeveer een meter van [slachtoffer] af.
Ik zag dat [verdachte] weer naar buiten kwam. Ik zag dat hij rustig liep en op [slachtoffer] af liep. Ik zag dat [verdachte] een mes vast had in zijn rechterhand. Ik zag dat [verdachte] recht tegenover [slachtoffer] kwam te staan. Ik zag dat [verdachte] het mes in de buik van [slachtoffer] stak. Ik zag dat [slachtoffer] links onder in zijn buik werd gestoken. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer] wegrende. Ik zag dat hij tussen de geparkeerde auto's door rende en vervolgens de straat op. Ik zag dat [verdachte] hierop achter [slachtoffer] aanrende. Ik zag dat [verdachte] nogmaals probeerde te steken, maar dat dit niet lukte.
Hierop zag ik dat [verdachte] , met het mes in zijn hand, weer de woning in liep. [slachtoffer]
bleef buiten. Ik zag dat [slachtoffer] een steekwond had in zijn buik en dat hier bloed uit kwam. Hierop ben ik [slachtoffer] gaan helpen en heb ik 112 gebeld.
11.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 september 2019, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] [10] :
Op 21 september 2019 omstreeks 23.30 uur bevond ik mij in onze woning gelegen aan [adres 2] . Ik was op dat moment in de keuken. Vanuit de keuken had ik zicht op de openbare weg van de [locatie] te Nuland. Opeens hoorde ik geschreeuw op straat, ter hoogte van mijn woning waar ik verblijf. Ik keek gelijk naar buiten en ik zag twee mannen die buiten aan het vechten waren. Ik zag dat [slachtoffer]
(het hof begrijpt: [slachtoffer] )en [verdachte]
(het hof begrijpt: de verdachte)met elkaar aan het vechten waren. Ik ken beide mannen, want we wonen met zijn allen in dezelfde woning.
Toen ik zag dat beiden aan het vechten waren, ben ik naar buiten gelopen. Ik ben hierop naar de vechtende [slachtoffer] en [verdachte] toegelopen en wilde het vechten stoppen. Ik wilde ze van elkaar scheiden en werd daarbij geholpen. Het leek erop dat toen alles rustig werd. [slachtoffer] bleef buiten staan en ik zag dat [verdachte] de woning inliep. Ik zag dat beide mannen bloed op hun gezicht hadden. Ik volgde [verdachte] tot in de keuken en ik zag dat hij zijn gezicht aan het wassen was. Ik zag aan [verdachte] dat hij erg agressief was en hij sprak slechte woorden over [slachtoffer] . Hij zei dat hij hem haatte en dat het nog niet klaar was. Meteen hierop zag ik dat [verdachte] een mes pakte wat op het aanrechtblad lag in de keuken. Ik zag dat [verdachte] het mes in zijn rechter hand vast had. Ik probeerde [verdachte] tot rust te manen en ook zijn vriendin was hier toen bij. Het lukte ons niet om [verdachte] te stoppen want hij is sterker dan wij. Ik werd toen erg bang. Ik ben naar boven gerend en ben de badkamer ingegaan. Toen ik in de badkamer was, hoorde ik [slachtoffer] buiten schreeuwen. Ik ben hierop weer naar beneden gelopen om te kijken wat er gebeurd was. Ik zag buiten dat [slachtoffer] schuin liggend/zittend op de grond lag en ik zag dat hij bloedde aan de linkerzijde van zijn lichaam nabij de buikstreek. [slachtoffer] zei nog tegen mij dat hij geen gevoel meer had in zijn linker been. Hierop heeft [getuige 2]
(het hof begrijpt: [getuige 2] )die ook bij ons woont 112 gebeld.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij, op grond van de in de pleitnota van de raadsman vermelde redenen, moet worden vrijgesproken van de impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. De verweren van de verdediging spitsen zich toe op de aard van het aan het slachtoffer toegebrachte letsel, de aard van het door de verdachte gebruikte mes en de door de rechtbank vastgestelde bewuste aanvaarding van een aanmerkelijke kans op zware mishandeling.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van de hierboven vermelde bewijsmiddelen stelt het hof het navolgende vast:
Op 21 september 2019 heeft de verdachte het slachtoffer [slachtoffer] in de buikstreek gestoken met een mes. De verdachte en [slachtoffer] hadden kort daarvoor ruzie met elkaar en waren tijdens die ruzie buiten op straat aan het vechten. Uit de beschrijving van de camerabeelden door verbalisant [verbalisant 3] blijkt dat de verdachte in dit gevecht de agressor was en dat hij meerdere keren de confrontatie met [slachtoffer] opzocht. Na enige tijd zijn beiden uit elkaar gehaald en is de verdachte de woning ingegaan. Daar heeft hij in de keuken zijn gezicht gewassen. Uit de verklaring van de getuige [getuige 1] , die ook in de keuken was, blijkt dat de verdachte op dat moment nog steeds erg agressief was en slechte woorden sprak over [slachtoffer] . De verdachte zei dat hij hem haatte en dat het nog niet klaar was. Meteen hierop pakte hij een mes dat op het aanrechtblad lag. Het lukte [getuige 1] en de vriendin van de verdachte niet om hem tegen te houden. De verdachte is weer naar buiten gegaan en heeft [slachtoffer] daar gestoken met het mes. De getuige [getuige 2] heeft hierover verklaard dat de verdachte weer naar buiten kwam, rustig op [slachtoffer] af liep met een mes in zijn hand, recht tegenover [slachtoffer] kwam te staan en hem met het mes links onder in de buik stak. Volgens [getuige 2] rende [slachtoffer] weg en is de verdachte nog achter [slachtoffer] aangerend en heeft hij nogmaals geprobeerd om [slachtoffer] te steken.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte minstgenomen heeft gehandeld met voorwaardelijk opzet. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg - in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel - in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Het hof merkt de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm aan als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Immers heeft de verdachte in de keuken, nadat hij zei dat hij het slachtoffer haatte en dat het nog niet klaar was, een mes met een scherpe punt gepakt en is hij daarmee naar buiten gegaan. Daar is de verdachte met het mes in de hand tegenover het slachtoffer gaan staan en heeft hem in de buik gestoken. Toen het slachtoffer wegliep ging de verdachte er achteraan en probeerde hij hem nogmaals te steken. Hieruit blijkt van doelgericht handelen.
Voor het hof is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat bij de verdachte sprake is geweest van hoofdletsel (door een val op het wegdek, ten tijde van de eerdere confrontatie op straat) c.q. een andere van buiten komende omstandigheid en dat hij daardoor niet meer wist wat hij deed.
Wat betreft de verweren die door de raadsman zijn gevoerd met betrekking tot de kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel en de aard van het mes overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) (onder meer) wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. De opsomming van artikel 82 Sr is niet limitatief. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
Op de foto op dossierpagina’s 46, 103 en 104 van het politiedossier is het door de verdachte gebruikte mes afgebeeld. Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat het om een keramisch mes gaat. Te zien is dat het om een mes met een scherpe punt gaat. Met dit scherpe voorwerp heeft de verdachte in de buik van het slachtoffer gestoken, waarin zich vitale organen, zoals het darmstelsel en bloedvaten bevinden. Uit de medische informatie met betrekking tot het slachtoffer leidt het hof af dat aan hem een steekverwonding van 6 centimeter is toegebracht. Dat maakt dat de verdachte met het mes gemakkelijk vitale delen in de buik van [slachtoffer] had kunnen raken, waarbij operatief ingrijpen noodzakelijk zou zijn geweest. Dan was het slachtoffer door het letsel gedurende enige tijd arbeidsongeschikt geweest en bestond er een niet te verwaarlozen risico op letsel van blijvende aard. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat het (potentiële) letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. De omstandigheden dat zich in het onderlichaam ook beschermende botten bevinden en dat in de onderhavige zaak het mes volgens de arts is afgeketst op een bot maken dit niet anders.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
Bewezen is verklaard dat de verdachte zijn huisgenoot en vriend, na een ruzie, in de buik heeft gestoken met een mes. Dit heeft geleid tot pijn en lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Dat het bij beperkt letsel is gebleven, is niet te danken aan het handelen van de verdachte.
Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen, naast de lichamelijk gevolgen, nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Daarnaast betrekt het hof bij zijn oordeel dat het gaat om een feit met een gewelddadig karakter, dat zich op straat heeft afgespeeld voor de ogen van meerdere personen, op wie het feit eveneens een grote indruk zal hebben gemaakt. Feiten als de onderhavige zorgen voor maatschappelijke onrust.
Voor het bepalen van de aard en omvang van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. De oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij het opzettelijk toebrengen van (middel)zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. In de onderhavige zaak is het echter bij een poging gebleven, hetgeen in casu naar het oordeel van het hof dient te leiden tot een vermindering met een derde.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 augustus 2022 en het Ecris-uittreksel d.d. 23 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet in Nederland maar wel in Groot-Brittannië eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie, en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Het hof zal niet in strafverzwarende zin rekening houden met de veroordelingen van de verdachte in Groot-Brittannië.
Alles afwegende acht het hof het passend en geboden dat aan de verdachte een straf zal worden opgelegd overeenkomstig de door de rechtbank opgelegde straf - van welk vonnis de advocaat-generaal bevestiging heeft gevorderd - te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest.
Gelet op de ernst van het feit ziet het hof geen ruimte voor een andersoortige strafrechtelijke afdoening.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van schade ter hoogte van € 3.000,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Dat betekent dat de vordering in hoger beroep aanhangig is tot een bedrag van € 750,00 aan immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de omstandigheden van het geval, zoals daarvan blijkt uit de stukken in het dossier, en de bedragen die doorgaans worden vergoed, stelt het hof naar billijkheid een vergoeding van € 750,00 vast.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Anders dan door de raadsman is aangevoerd, maakt de enkele omstandigheid dat [slachtoffer] bij de politie geen aangifte tegen de verdachte heeft willen doen (dossierpagina 56) niet dat het slachtoffer daarmee en daardoor afstand heeft gedaan van zijn recht op schadevergoeding. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer
[slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 750,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag
,omdat het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte impliciet primair is ten laste gelegd (poging tot doodslag) en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling) heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 18 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E.E. van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, districtsrecherche
2.Dossierpagina’s 40-42.
3.Dossierpagina’s 59-69.
4.Dossierpagina’s 43-46.
5.Dossierpagina 48.
6.Dossierpagina’s 82-86.
7.Dossierpagina’s 55-58.
8.Dossierpagina 107.
9.Dossierpagina’s 110-111.
10.Dossierpagina’s 112-115.