ECLI:NL:GHSHE:2022:3566

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
20-000608-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg inzake winkeldiefstal en diefstal in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 8 maart 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van winkeldiefstal en diefstal in vereniging. De politierechter had de verdachte veroordeeld, maar de advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een nieuwe bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en de bewezenverklaring van de diefstal van levensmiddelen uit de supermarkt en de diefstal van defecte apparatuur van een afgesloten terrein bevestigd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Het hof overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van de feiten van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000608-22
Uitspraak : 14 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 maart 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-311690-21 en 03-328099-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1988,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte ter zake van:
  • “diefstal” (parketnummer 05-311690-21) en
  • “diefstal op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die
veroordeelt tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Door de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder beide parketnummers en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal partiële vrijspraak gevorderd voor het bestanddeel “op een besloten erf, alwaar verdachte en/of zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden” in de zaak met parketnummer 03-328099-21.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van beide feiten en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-311690-21:
hij op of omstreeks 21 januari 2021 te Wijchen verschillende levensmiddelen (waaronder twee flessen sap, spareribs, kindertoetje, sushi en/of vier maaltijden), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [winkel 1] (vestiging [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om deze/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 03-328099-21:
hij op of omstreeks 04 oktober 2021, te Gennep, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op een besloten erf, alwaar verdachte en/of zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, meerdere defecte apparatuur (ter waarde van ongeveer 50 euro), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] en/of [winkel 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om deze/hetzich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-311690-21 en in de zaak met parketnummer 03-328099-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-311690-21:
hij op 21 januari 2021 te Wijchen verschillende levensmiddelen (waaronder twee flessen sap, spareribs, kindertoetje, sushi en vier maaltijden), die aan [winkel 1] (vestiging [adres 2] ), toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 03-328099-21:
hij op 4 oktober 2021 te Gennep, tezamen en in vereniging met een ander, meerdere defecte apparatuur, die aan [winkel 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Zaak met parketnummer 05-311690-21
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de Politie Oost-Nederland, District Gelderland-Zuid, registratienummer PL0600-2021032199, gesloten d.d. 11 juni 2021 (pg. 1-25). Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 januari 2021 (pg. 5-6), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever] :
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben bedrijfsleider van de [winkel 1] gevestigd aan [adres 2] . Vandaag op 21 januari 2021 werd ik gebeld door collega [getuige] met het verzoek om naar voren te komen vanwege een verdachte situatie. [getuige] vertelde dat ze een jongeman in de winkel zag, die de rugtas vanuit de winkelwagen op zijn rug hing en een zelfscanner bij zich had. Verderop zette hij de winkelwagen met zelfscanner weg en liep hij richting de kassa. De jongeman liep voorbij de kassa en verliet de winkel. Een andere collega is achter de jongeman aan gelopen en zag dat de jongen in een grijze Volvo V50 beginnend met het kenteken [kenteken 3] of andersom stapte en wegreed. Ik ben terug gegaan naar kantoor en heb de camerabeelden bekeken. Hierop zag ik een jongeman die een donkere jas met capuchon, een licht blauw mondkapje, werkbroek met kniestukken en donkere rugtas met een soort "H" in een lichtere kleur droeg. De jongeman is circa 18-40 jaar, normale lengte, normaal postuur en een blanke huidskleur. De jongeman heeft meerdere goederen in zijn rugtas gestopt, de winkelwagen met zelfscanner weggezet en de rugtas om gedaan. Vervolgens liep de jongen voorbij de kassa zonder de goederen in de rugtas af te rekenen. Op de zelfscanner die in de winkelwagen was achtergebleven stond een bedrag van ruim 42,00 euro. Het ging om twee flessen sap, spareribs, sushi, vier maaltijden en een kindertoetje.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2021 met bijlagen (pg. 9-11), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 28 januari 2021 was ik, verbalisant [verbalisant 1] , belast met het uitkijken van camerabeelden naar aanleiding van een aangifte welke op 21 januari 2021 was gedaan door aangever [aangever] . De diefstal zou zijn gepleegd door en manspersoon met het volgende signalement:
- Normaal postuur
- Normale lengte
- Blanke huidskleur
- 18 tot 40 jaar oud
- Donkere jas met capuchon
- Donkere werkbroek met kniestukken
- Lichtblauw mondkapje
- Een zwarte rugzak met een soort "H" erop
Ik bekeek eerst het fragment met de naam "binnenkomst". Ik zag boven de beelden de datum 21-01-2021 staan en het tijdstip 10:39:33 uur. Ik zag op de beelden een manspersoon met bovengenoemd signalement een zelfscan apparaat pakken en met een winkelwagen de winkel binnen lopen. Ik zag dat hij een zwarte rugzak in de winkelwagen had liggen. Ik keek vervolgens het fragment met de naam "pakken van producten vanaf 10:40 uur". Ik zag op de beelden wederom de datum 21-01-2021 staan en het tijdstip 10:40 uur. Ik zag de eerder genoemde manspersoon op de beelden enkele producten in zijn winkelkar stoppen. Ik keek vervolgens het fragment met de naam "frisdrankgang dicht maken tas". Ik zag op de beelden wederom de datum 21-01-2021. Ik zag dat hij (
het hof: de verdachte) de rugzak nog in de winkelwagen had liggen en dat hij de rugzak dicht maakte. Ik zag dat hij verder geen producten in de winkelwagen had liggen. Ik keek tot slot het fragment met de naam "kassa passeren", Ik zag op de beelden eerder genoemde datum staan. Ik zag op het tijdstip 10:44:23 uur de eerder genoemde manspersoon de kassa passeren met zijn rugzak op zijn rug. Ik zag dat hij geen producten afrekende bij de kassa.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2021 (pg. 15-16), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 28 januari 2021 werd er intern in het politiebureau van Wijchen, een herkenning uitgevraagd via beeldmateriaal en foto's, van een verdachte van winkeldiefstal, gepleegd op 21 januari 2021 bij het filiaal van de [winkel 1] , gelegen aan [adres 2] . Ik zag dat de verdachte gekleed was in een donkergroene gewatteerde jas met specifieke emblemen, een lichtbruine werkbroek met zwarte kniestukken en bruin/zwarte werk/wandelschoenen met veters aan had. Daarbij zag ik dat onder de capuchon van die jas een pluk van het hoofdhaar zichtbaar was, in de kleur donkerblond/oranje rood in een vorm van warrige haardracht. Ik herken de hiervoor omschreven kleding als precies dezelfde kledingsamenstelling, als de kleding die een verdachte aan had ten tijde van een melding ‘Kraken van een pand’ gelegen aan [adres 3] . Ik was op 21 januari 2021 ter plaatse op het voorgenoemde adres in verband met een melding 'Kraken van een pand'. Ik kwam daar in contact met een persoon die zich legitimeerde aan mijn collega als zijnde:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte] (
het hof begrijpt: [verdachte])
Geboren: [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats 1] .
[verdachte] was op voorgenoemde dag en tijdstip gekleed in een donkergroene gewatteerde jas van met op iedere arm een embleem. Ter hoogte van zijn linkerborst zat op de jas een 'gevleugeld' embleem. Ik heb deze kenmerken gezien op ongeveer anderhalve meter afstand en deze vielen mij op. Hierbij viel mij op dat [verdachte] verder gekleed was in werkkleding. Ik zag dat hij een werkbroek aan had, licht bruin van kleur en met donkere kniestukken daarop. Daarbij droeg hij werkschoenen, zwart met licht bruine accenten met donkere veters. De haardracht van [verdachte] was warrig met pieken, ongeveer 10 centimeter lang, met opvallend van donker uitlopend naar licht blond/oranje.
Gezien bovengenoemde, heb ik sterk het vermoeden dat de verdachte van de winkeldiefstal, gepleegd bij de [winkel 1] aan [adres 2] , de persoon [verdachte] is, gezien die opvallende en specifieke kleding. Hierbij hoorde ik dat die verdachte weggereden was in een grijze Volvo. Ten tijde van de voorgenoemde melding 'kraken van een pand' hebben wij gestaan op het bijhorende terrein van [bedrijf 1] onbemand tankstation. Daarbij stond eveneens op dat terrein het voertuig waar [verdachte] zich mee verplaatst, te weten een Volvo V50, grijs van kleur, kenteken [kenteken 1] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb [verdachte] als passagier in dit voertuig zien rijden.
4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2019 (pg. 18-19), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op donderdag 4 februari 2021 werd er via de werkmail in het politiebureau van Wijchen, een herkenning uitgevraagd via foto's, van een mannelijke verdachte van winkeldiefstal, gepleegd op 21 januari 2021 bij het filiaal van de [winkel 1] , gelegen aan [adres 2] . Ik, [verbalisant 3] herken de persoon, welke de diefstal pleegt in de supermarkt [winkel 1] als zijnde:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte] (
het hof begrijpt: [verdachte])
Geboren: [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats 1] .
Ik ken de bovengenoemde persoon ambtshalve. Op 21 januari 2021, werd ik gestuurd naar een woning en een schuur, aan [adres 3] , gemeente Beuningen. Toen ik in contact kwam met een persoon legitimeerde deze persoon zich aan met een identiteitsbewijs. Daar las ik de volgende persoon af:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren: [geboortedag 1] 1988 te [geboorteplaats 1] .
De betrokken persoon was op voorgenoemde dag en tijdstip gekleed in een donkergroene
gewatteerde jas. Op iedere arm, net onder de schouder aan weerszijde zat een embleem in de vorm van een schild. Ter hoogte van zijn linkerborst zat op de jas een "gevleugeld" embleem. Ik zag dat hij een werkbroek aan had, licht bruin van kleur en met donkere kniestukken daarop. Daarbij droeg hij werkschoenen, zwart met licht bruine accenten met donkere veters. Zijn postuur was stevig en hij was ongeveer 1 meter 80 lang en hij had donker gekleurd haar. Zijn coupe was onverzorgd.
5. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 30 september 2022, voor zover inhoudende:
U houdt mij voor dat een agent mij in een grijze Volvo V50 heeft zien rijden met het kenteken [kenteken 1] . Dat is inderdaad mijn auto.
Zaak met parketnummer 03-328099-21
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de Politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, registratienummer PL2351-2021164390, gesloten d.d. 26 november 2021 (pg. 1-31). Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2021 met bijlagen (pg. 3-10), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
Ik ben eigenaar van de [winkel 2] winkel gelegen aan [adres 4] . De achteringang van de winkel is gelegen aan [adres 5] . Links naast de achteringang ligt een ommuurd terrein dat middels een hekwerk is afgeschoten (
het hof begrijpt: afgesloten). Op dat terrein staat wit- en bruingoed. Op 4 oktober 2021 zijn er twee verdachten (man en vrouw) op ons afgesloten terrein toegetreden. Zij hebben een zogenaamd bouwhek losgemaakt en op deze wijze zijn zij toegetreden op ons terrein en hebben zij verschillende defecte oude apparatuur, o.a. magnetron, strijkijzer en diverse stofzuigerslangen, tv en een takkenschaar meegenomen.
Het gaat om een man tussen 30-40 jaar, gekleed in een zwarte broek, donkere schoenen, donkerblauwe jas met oranje vlakken op schoudergedeelte. Een zogenaamde PostNL jas. De vrouw, geschat tussen de 30-40 jaar, gekleed in een donkere broek en schoenen, donkere pull-over. Het stel rijdt in een zwarte of donkerblauwe Volkswagen Golf variant, kenteken [kenteken 2] .
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2021 (pg. 11), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 19 oktober 2021 werd mij een aangifte doorgezonden waarbij camerabeelden aanwezig waren van de daders. Ik, verbalisant, heb de screenshots van de beelden bekeken, en zag een manspersoon in een oranje/blauwe jas lopen met enkele goederen in zijn handen. Ik herken de man ambtshalve als zijnde:
[verdachte] ( [verdachte] )
Geboren [geboortedag 1] 1988 (33) te [geboorteplaats 1] (Nederland).
Op de andere foto's is ook een vrouwelijk persoon te zien. Op de afbeeldingen is een Volkswagen te zien waar de daders mee gereden kwamen volgens de aangever. De aangever noemt het kenteken [kenteken 2] . Ik raadpleegde de politiesystemen en zag dat de volgende gegevens hoorden bij het voertuig:
Tenaamgestelde: [medeverdachte] ( [medeverdachte] )
Geboren [geboortedag 2] 1988 (33)
Adres: [adres 6] .
Het is mij, verbalisant, bekend dat [medeverdachte] de partner is van [verdachte] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2021 met bijlage (pg. 20-21), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 29 november 2021 ontving ik met tussenkomst van collega [verbalisant 6] van aangever [benadeelde] een e-mail. Uit deze e-mail bleek dat de bij aangever [benadeelde] weggenomen goederen waren terugbezorgd. Bij de aangifte zat een print screen van een beveiligingscamera gevoegd. Ik herkende op de print screen verdachten [verdachte] en [medeverdachte] . Verder was op de print screen te zien dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte] goederen vanuit de auto van verdachte [medeverdachte] onder het hekwerk bij de [winkel 2] in Gennep schuiven.
4. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 30 september 2022, voor zover inhoudende:
U vraagt mij of ik op 4 oktober 2021 samen met [medeverdachte] goederen heb weggenomen bij een terrein van de [winkel 2] te Gennep. Dat klopt. Ze stonden op een terrein met een bouwhek eromheen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 05-311690-21
1. Verweer “Herkenning”
De verdediging heeft ter terechtzitting vrijspraak van de tenlastegelegde diefstal bepleit. Daartoe is – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat niet kan worden bewezenverklaard dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd, omdat er onvoldoende bewijs is dat de persoon die te zien is op de camerabeelden van de [winkel 1] de verdachte betreft. Daartoe is aangevoerd dat op deze camerabeelden geen persoonskenmerken zijn herkend in relatie tot de foto van 20 januari 2021 die zich in het dossier bevindt.
Het hof overweegt allereerst dat het niet gaat om de vraag of het hof zelf de verdachte op de beelden of stills herkent, maar dat het vooral aankomt op het beantwoorden van de vraag of de positieve herkenningen van de verdachte door de opsporingsambtenaren voldoende betrouwbaar zijn te achten om voor het bewijs te worden gebruikt. Het hof immers heeft, anders dan de opsporingsambtenaren die de verdachte hebben herkend, de verdachte niet eerder zelf gezien.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen staat steeds voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Factoren zoals intensiteit en frequentie van eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn geweest, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte is te zien en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar en met of zonder voorinformatie) zijn in dit verband van belang.
Herkenning van een persoon op beeld vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, lengte, postuur, houding, kleding en accessoires en – wanneer het bewegend beeld betreft – de manier van bewegen. Aldus spelen verschillende elementen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen en niet altijd onder woorden is te brengen. Dat moeilijk te rationaliseren holistische karakter maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daar maar ten dele op valt te zien, niet hoeft te betekenen dat de herkenning onbetrouwbaar is. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Hoe meer men van de betrokken persoon een beeld heeft/hoe beter men de betrokken persoon kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Wie iemand goed kent, heeft immers maar weinig nodig om hem of haar te herkennen. Het is niet zo dat een opsporingsambtenaar beter in staat is om personen te herkennen dan een rechter, het is wel zo dat een opsporingsambtenaar die de verdachte goed kent, een completer herinneringsbeeld heeft van de verdachte dan de rechter die de verdachte niet of alleen op de zitting heeft gezien.
Op basis van de camerabeelden van de [winkel 1] van 21 januari 2021 is een signalement vastgesteld van een man die – onder meer – een donkere jas met capuchon en een werkbroek met kniestukken draagt. Verbalisant [verbalisant 2] herkent de jas van de verdachte aan zijn specifieke emblemen en herkent eveneens de werkbroek met kniestukken. Dit betreft volgens verbalisant [verbalisant 2] precies dezelfde kledingsamenstelling als de kleding die de verdachte tijdens een eerdere melding droeg. Ook toen droeg de verdachte de donkergroene gewatteerde jas met de specifieke emblemen, de werkbroek met de kniestukken en dezelfde werkschoenen. Hoewel deze persoonskenmerken niet in het door de [winkel 1] opgegeven signalement worden genoemd, ziet verbalisant [verbalisant 2] daarnaast onder de capuchon van de jas een voor de verdachte kenmerkende warrige haardracht in de kleur donkerblond/oranje rood. Deze haardracht herkent verbalisant eveneens ambtshalve. Ook verbalisant [verbalisant 3] herkent de verdachte op basis van foto’s ambtshalve aan zijn specifieke kledingkenmerken en kapsel.
Het hof heeft – gelet op deze specifieke beschrijving van kenmerken – geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de ter zake opgemaakte en tot het bewijs gebezigde processen-verbaal van herkenning van de politieambtenaren. De camerabeelden en daarvan gemaakte stills zijn van goede kwaliteit en de daarop afgebeelde persoon is duidelijk waarneembaar. De verdachte wordt op die beelden niet enkel herkend aan zijn kleding(combinatie), maar ook aan zijn haardracht en haarkleur. Bovendien zag een medewerker van de [winkel 1] dat de betreffende man op 21 januari 2021 in een grijze Volvo V50 stapte en wegreed. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij een grijze Volvo V50 heeft met het kenteken [kenteken 1] . Ook een verbalisant koppelt de verdachte aan deze auto. Het hof stelt vast dat de door de medewerker genoemde auto, een grijze Volvo V50, qua merk, type en kleur overeenkomt met de auto van de verdachte. Het enkele feit dat het door de medewerker genoemde kenteken – “het kenteken begon met ‘ [kenteken 3] of andersom’”- niet geheel overeenkomt met het daadwerkelijke kenteken van de auto van de verdachte, brengt het hof niet tot de conclusie dat deze omstandigheid niet bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de herkenning mag worden betrokken. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof boven redelijke twijfel verheven dat de verdachte de persoon betreft die zich op 21 januari 2021 bij de [winkel 1] schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
Het hof verwerpt het verweer.
2. Verweer “Wegnemingshandeling”
Voorts is door de verdediging bepleit dat, mocht het hof aan het eerste verweer voorbij gaan, niet genoegzaam is gebleken dat de verdachte bij het verlaten van de [winkel 1] de goederen in zijn rugzak had. Er is geen wegnemingshandeling waargenomen, zodat de verdachte om die reden dient te worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien dit verweer weerleggen.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van het feit met parketnummer 03-328099-21
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte de tenlastegelegde diefstal heeft gepleegd, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte het oogmerk had om de apparatuur wederrechtelijk weg te nemen, dan wel dat het wegnemen daarvan niet wederrechtelijk was. Daartoe is aangevoerd dat sprake was van afval/res nullius, nu dit blijkt uit de wijze waarop de goederen waren neergezet. De verdachte zou om die reden terecht de verwachting mogen bekomen dat de goederen afval betroffen en dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Vaststaat dat de verdachte met een ander op 4 oktober 2021 apparatuur heeft weggenomen van een met een hekwerk omgeven terrein dat zich bevond achter de [winkel 2] te Gennep, dat eigendom was van de aldaar gevestigde winkel [winkel 2] . De verdachte en zijn mededader hadden geen rechtmatige toegang tot dit terrein. Deze apparatuur kon, anders dan door de verdediging is bepleit, niet worden aangemerkt als res nullius dan wel ‘res derelictae’. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat de goederen aldaar onbeheerd waren achtergelaten, dan brengt deze enkele omstandigheid overigens nog niet met zich dat de eigenaar de eigendom van de goederen heeft opgegeven. Het komt bij de beantwoording van de vraag of een goed aan niemand toebehoort in de regel aan op de uiterlijke verschijningsvorm. Het hof is van oordeel dat deze goederen, gelet op de omstandigheden van het geval, niet evident waren prijsgegeven. De goederen stonden op een terrein dat met een hek was afgesloten. Dat betekent dat de verdachte en zijn mededader moeten hebben beseft dat de goederen aan een ander toebehoorden. Daarbij komt dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, ook niet heeft nagevraagd van wie de goederen waren en of hij die goederen van het afgesloten terrein mocht meenemen. Het hof concludeert op basis van het voorgaande dus ook dat is gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
Conclusie
Het hof acht, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal (05-311690-21) en de diefstal in vereniging
(03-328099-21) op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 05-311690-21 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 03-328099-21 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de verdachte drie dagen per week werkzaam is als zelfstandige in de zonnepanelen. Voorts bewoont hij een huurwoning en wordt hij behandeld en begeleid. Tweemaal per week vindt er urinecontrole plaats door de reclassering. De verdachte heeft schulden en heeft daarvoor betalingsregelingen getroffen. De verdachte is in gesprek met Sterk Huis of hij terug kan komen bij het traject. De verdediging vindt het daarom passend dat, indien de verdachte wordt veroordeeld voor feit 2, er toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, nu de verdachte de apparatuur uiteindelijk weer heeft teruggebracht. Subsidiair is verzocht om de door de eerste rechter opgelegde taakstraf te matigen tot een duur van 20 of 30 uren.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van levensmiddelen uit de supermarkt [winkel 1] en aan diefstal in vereniging van apparatuur toebehorende aan de winkel [winkel 2] . Dat zijn ergerlijke feiten die overlast en kosten meebrengen voor de benadeelden. De verdachte heeft zich bij zijn handelen laten leiden door eigen gewin en geeft blijk van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 5 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, doch niet recentelijk, onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
Bij de straftoemeting heeft het hof tevens rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte bereid is gebleken de teweeg gebrachte schade aan de [winkel 2] te vergoeden en dat hij de goederen ook aan de [winkel 2] heeft geretourneerd.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
- verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-311690-21 en in de zaak met parketnummer 03-328099-21 tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het in de zaak met parketnummer 05-311690-21 en in de zaak met parketnummer 03-328099-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M.F. van de Ven, griffier,
en op 14 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S.C. van Duijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.