ECLI:NL:GHSHE:2022:3551

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
20-002719-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling met kopstoot in Veghel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 11 november 2021 was vrijgesproken van mishandeling. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding en heeft in hoger beroep zijn vordering niet gehandhaafd. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht op basis van de stukken en de verklaringen van de betrokkenen.

De verdachte is beschuldigd van het mishandelen van het slachtoffer door hem een kopstoot te geven op 20 februari 2021 in Veghel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, op basis van getuigenverklaringen en het politiedossier. De verdachte heeft in hoger beroep volgehouden dat hij niet de dader was, maar het hof heeft zijn verklaring als ongeloofwaardig afgewezen.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002719-21
Uitspraak : 6 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 11 november 2021, parketnummer 01-224468-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-175877-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [slachtoffer] is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Hij heeft in hoger beroep niet laten weten zijn vordering te handhaven. Zijn vordering is daarom niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, onder parketnummer 01-175877-19.
De verdachte heeft naar voren gebracht dat hij dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2021 te Veghel, gemeente Meierijstad, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een kopstoot te geven, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 februari 2021 te Veghel, gemeente Meierijstad, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een kopstoot te geven, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam Meierij, registratienummer PL2100-2021038431, gesloten d.d. 30 september 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 35), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2021 (pg. 12-14), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op 20 februari 2021 reed ik als bestuurder van een unimog.
(…)
Toen ik over de weg van Heeswijk-Dinther naar Veghel reed en het viaduct over de A50 over reed, zag ik dat die auto weer achter mij reed. Ik schoot in Veghel een woonwijk in. Op een gegeven moment zag ik dat die auto mij tegemoet kwam rijden en midden op de weg ging rijden en stopte. De bestuurder stapte uit. (…) Ik stopte en stapte uit. (…) Ik zag dat de bestuurder op mij af kwam lopen en ik hoorde hem roepen. (…) Meteen zag en voelde ik dat hij mij met kracht een kopstoot gaf. Dat deed behoorlijk pijn. Ik werd hierdoor achteruit gegooid en ik viel. Ik heb nu schaafwonden aan mijn linker elleboog en linker pols. Mijn neus is kapot en bloed hevig.
(…)
Signalement: man, Marokkaans uiterlijk, donker gekleur haar, leeftijd rond 20-25 jaar, normaal postuur.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 februari 2021 (pg. 15), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik zat in mijn woning aan [adres 2] en keek naar buiten. Ik hoorde een hoop herrie op straat en ik zag een unimog snel een parkeerplaats inrijden. Die unimog werd gevolgd door een kleinere auto met een buitenlandse man achter het stuur. De man in de kleine personenauto liep op de bestuurder van de unimog af. Hij gebaarde daarbij wild en deed erg agressief. (…) Ik zag dat hij direct de bestuurder van de unimog sloeg of een kopstoot gaf. Hij gaf de bestuurder van de unimog een klap of stoot.
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 februari 2021 (pg. 16), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] , wonende aan [adres 3] :
Ik hoorde hard remmen en piepende banden in de straat. Ik keek en zag een unimog op de oprit stilstaan. Er kwam een Turkse of Marokkaanse man naar de bestuurder van de unimog gelopen. De Turkse of Marokkaanse man gaf de bestuurder van de unimog direct een harde kopstoot tegen zijn gezicht. De Turkse of Marokkaanse man stapte weer in zijn auto en reed hard weg. (…) Hij was alleen en tevens de bestuurder van de Fiat personenauto met kenteken [kenteken] . Toen ik de mishandeling had zien gebeuren heb ik 112 gebeld.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2021 (pg. 4-6), voor zover inhoudende als relaas verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 20 februari 2021 omstreeks 18:14 uur kregen wij, verbalisanten, het verzoek om te gaan naar de Hertog Janstraat in Veghel, gemeente Meierijstad. Daar had een man nabij De Hertoghof melder een kopstoot gegeven en hij was weggereden in een personenauto met het kenteken [kenteken] . Het kenteken was op naam gesteld van [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1989.
(…)
Poging aanhouding verdachteWij reden naar het adres [adres 4] ter aanhouding van de vermoedelijke bestuurder, zijnde de nader te noemen verdachte [verdachte] . Op voornoemde dag omstreeks 19:21 uur kwamen wij ter plaatse aan. Na aanbellen werden wij te woord gestaan door een persoon die opgaf de bewoner te zijn. Wij hoorden dat hij desgevraagd mededeelde dat de verdachte daar niet meer woonde en dat hij hem had uitgeschreven. De bewoner gaf aan dat hij wel zijn telefoonnummer had en op ons verzoek belde hij hem. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat de gebelde person als ‘ [verdachte] ’ in de display stond aangeduid. Hierna werd de persoon, die opnam, door mij te woord gestaan. Ik deelde hem mede dat wij hem, [verdachte] , zochten voor een incident in Veghel en ik vroeg hem naar zijn verblijfplaats. Ik hoorde dat de persoon aangaf dat hij zonder vaste woon- of verblijfplaats was en momenteel in een opvanghuis verbleef. Op mijn vraag of hij naar het politiebureau in Veghel kon komen, hoorde ik dat hij aangaf dat hij nu in Uden was en dat hij geen vervoer had. Op mijn vraag waar zijn personenauto was gebleven, gaf de persoon aan dat hij niet wist waarover ik het had, maar hij wachtte op een vriend en hij zou hem vragen of die hem naar het politiebureau in Veghel kon brengen. Ik mocht hem over een kwartier terugbellen.
Hierna reden wij terug naar het politiebureau in Schijndel. Daar werd diezelfde persoon door mij, verbalisant [verbalisant 1] , tussen 19:45 uur en 19:55 uur driemaal gebeld, doch werd niet opgenomen. Telkenmale werd door mij de voicemail ingesproken. Bij het tweede belcontact sprak ik het bericht in, dat hij werd verdacht van mishandeling en dat, mochten wij niet met hem in contact komen, de officier van justitie zou worden gebeld voor een aanhouding buiten heterdaad.
Bevel aanhouding buiten heterdaad
Na voornoemde belpogingen en het feit dat verdachte [verdachte] op onze uitnodiging niet was verschenen op of bij het politiebureau in Veghel nam ik, verbalisant [verbalisant 2] , contact op met de dienstdoende officier van justitie bij ZSM. Nadat ik hem ter zake had ingelicht, gaf hij op voornoemde dag om 20:45 uur het bevel tot aanhouding buiten heterdaad van verdachte [verdachte] voor mishandeling.
Hierna werden andermaal door mij, verbalisant [verbalisant 2] , twee belpogingen gedaan om de verdachte [verdachte] ertoe te bewegen om zich te melden, doch telkens werd niet opgenomen en werd de voicemail ingesproken.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2021 (pg. 24), voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 3] :
Het voertuig, zijnde een Fiat Punto, voorzien van kenteken [kenteken] werd bevraagd in de politiesystemen. Bij bevraging op peildatum 20 februari 2021 met als tijd 17.55 uur bleek dat op dat moment de te naam gestelde van het voertuig de verdachte betrof zijnde: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1989.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] .
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus 2021 met fotobijlage (pg. 21-22), voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 4] .
Op 20 februari 2021 vond er te Veghel een mishandeling plaats. Van deze mishandeling waren twee personen getuige. Door het slachtoffer werd aangifte gedaan. Als vermoedelijke dader werd aangehouden: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989. Door mij verbalisant werd op 15 augustus 2021 een foto van verdachte [verdachte] voornoemd, getoond aan aangever [slachtoffer] . Ik hoorde dat hij hierop verklaarde: “Ik herken de persoon op deze foto als degene die mij mishandeld heeft. Ik herken hem voor 100%.” De door ons getoonde foto van de verdachte [verdachte] voornoemd was afkomstig uit de Strafrecht Keten Data Bank (SKDB) en zal bij dit proces-verbaal worden gevoegd.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2021 met fotobijlage (pg. 19-20), voor zover inhoudende als relaas verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op 20 februari 2021 vond er te Veghel een mishandeling plaats. Van deze mishandeling waren twee personen getuige. Door het slachtoffer werd aangifte gedaan. Als vermoedelijke dader werd aangehouden: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989. Door ons verbalisanten werd op 13 augustus 2021 een foto van verdachte [verdachte] voornoemd, getoond aan de getuige [getuige 1] : Wij hoorden dat hij hierop verklaarde: “Ja dat is hem. Ik herken hem zeker als de dader.” De door ons getoonde foto van de verdachte [verdachte] voornoemd was afkomstig uit de Strafrecht Keten Data Bank (SKDB) en zal bij dit proces-verbaal worden gevoegd.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat hij de mishandeling van aangever op 20 februari 2021 niet heeft gepleegd. Hij had zijn auto, de Fiat Punto met kenteken [kenteken] , die dag uitgeleend aan een persoon genaamd [betrokkene] en hij was aldus niet de dader van de mishandeling, welke volgens een getuige wegreed in dit voertuig.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de dader van de mishandeling op 20 februari 2021 wegreed in een Fiat Punto met het kenteken [kenteken] . Deze auto bleek op dat moment op naam van de verdachte te staan. Derhalve zijn de verbalisanten diezelfde dag omstreeks 19:21 uur naar het adres van verdachte in Veghel gereden. De persoon die opendeed verklaarde dat de verdachte niet meer op dit adres woonde, maar dat hij de verbalisanten wel een telefoonnummer kon geven waarop de verdachte te bereiken was. In het geheugen van de telefoon van deze persoon stond dit telefoonnummer opgeslagen onder de naam ‘ [verdachte] ’. Hierna werd door verbalisant [verbalisant 1] gebeld naar dit telefoonnummer en werd de persoon, die opnam, medegedeeld dat hij werd gezocht voor een incident in Veghel en werd hem gevraagd of hij naar het politiebureau in Veghel kon komen. De man gaf aan dat hij geen vervoer had om naar het politiebureau te komen. Op de vraag waar zijn personenauto was gebleven, antwoordde de man dat hij niet wist waarover de verbalisant het had, maar dat hij wachtte op een vriend die hem mogelijk naar het politiebureau zou kunnen brengen. De verbalisant mocht hem een kwartier later terugbellen. De verbalisanten hebben tussen 19:45 en 19:55 uur driemaal geprobeerd om deze persoon terug te bellen, maar er werd niet opgenomen. Op de terechtzitting zitting in hoger beroep is de verdachte gevraagd waarom hij niets heeft gedaan nadat de politie hem belde op 20 februari 2021. De verdachte verklaarde hierop dat hij het raar vond en dat hij niet wist waar het over ging.
Aangever en getuige [getuige 1] hebben op een aan hen getoonde foto van de verdachte, de verdachte herkend als de dader van de mishandeling van aangever op 20 februari 2021 te Veghel.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij zijn auto, die bij het incident is gezien, die dag had uitgeleend aan ene [betrokkene] . Hij heeft echter behalve de voornaam geen nadere persoonsgegevens van [betrokkene] kunnen noemen. Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft hij op de vraag van de verbalisant hoe [betrokkene] er uit zag, waarbij de verbalisant de verdachte er tevens op wees dat hij zag dat verdachte buitenlands bloed heeft, geantwoord dat [betrokkene] een oer-Hollands uiterlijk heeft (proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 juli 2021 p. 32).
Indien de verdachte zijn auto ten tijde van het incident had uitgeleend aan [betrokkene] , was te verwachten dat hij bij deze [betrokkene] navraag had gedaan over het incident in Veghel waarvoor hij zich op het politiebureau diende te melden. Desondanks heeft de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep enkel verklaard dat hij het raar vond dat hij door de politie werd gebeld die dag en dat hij behalve de voornaam geen nadere persoonsgegevens van [betrokkene] heeft, zoals zijn achternaam, telefoonnummer of Facebookaccount. Bovendien lijkt het signalement dat verdachte geeft van [betrokkene] , die een oer-Hollands uiterlijk zou hebben, niet overeen te komen met het signalement dat van hem wordt gegeven door aangever, getuigen en verbalisant die hem verhoort, waar zij spreken over een Marokkaans/Turks of buitenlands uiterlijk. Daar komt bij dat aangever en getuige [getuige 1] bij het tonen van een foto van verdachte hem ook hebben herkend.
Gelet op al deze omstandigheden acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij zijn auto op 20 februari 2021 had uitgeleend aan [betrokkene] en dat hij de mishandeling niet heeft gepleegd ongeloofwaardig en schuift deze terzijde.
Het hof verwerpt het verweer en acht het tenlastegelegde op basis van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door middel van een kopstoot. Na een verkeersruzie is de verdachte met zijn auto voor het voertuig van het slachtoffer gaan rijden en probeerde hij het slachtoffer van de weg te rijden. De verdachte bleef het slachtoffer steeds op intimiderende wijze volgen. Op het moment dat het slachtoffer niet verder kon rijden en uitstapte gaf de verdachte het slachtoffer met kracht een kopstoot waardoor het slachtoffer op de grond viel. Het slachtoffer heeft deze situatie als zeer beangstigend ervaren.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 juli 2022, waaruit volgt dat er geen sprake is van een recente veroordeling voor een soortgelijk feit.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan zoals hiervoor vermeld, acht het hof een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, passend en geboden.
Om daarnaast ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zoals door de advocaat-generaal gevorderd ziet het hof gezien hetgeen omtrent de persoon van de verdachte op het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, geen aanleiding.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 4 november 2019 onder parketnummer 01-175877-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde taakstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 4 november 2019, parketnummer 01-175877-19, te weten van: een
taakstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 6 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J.M. van Gink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.