ECLI:NL:GHSHE:2022:3540

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
20-000390-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake poging tot moord

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, dat op 9 februari 2022 is gewezen. De rechtbank had de verdachte, geboren in 1952 en thans verblijvende in De Rooyse Wissel te Oostrum, schuldig bevonden aan poging tot moord, maar had geen straf of maatregel opgelegd. De benadeelde partij had een vordering ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die het vonnis van de rechtbank wilde vernietigen, behalve de beslissing om geen straf of maatregel op te leggen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De raadsman van de verdachte heeft verweer gevoerd en gepleit voor matiging van de vordering van de benadeelde partij.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in stand gelaten, met aanvulling van de overwegingen over de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft geconcludeerd dat, hoewel de verdachte een ernstig delict heeft gepleegd, de omstandigheden van de zaak, waaronder de langdurige behandeling van de verdachte in het kader van een tbs-maatregel, maken dat een gevangenisstraf niet opportuun is. Het hof bevestigt derhalve de beslissing van de rechtbank om geen straf of maatregel op te leggen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000390-22
Uitspraak : 26 september 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 9 februari 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-183597-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
thans verblijvende in De Rooyse Wissel te Oostrum.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als poging tot moord. De rechtbank heeft de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en heeft bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 5.187,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Ten slotte is ten behoeve van het slachtoffer de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij is bepaald dat, bij gebreke van betaling en verhaal, geen gijzeling dient te worden toegepast.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft – anders dan in de schriftelijke vordering is vermeld – gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, met uitzondering van de beslissing geen straf of maatregel op te leggen. In zoverre dient het bestreden vonnis in de visie van het Openbaar Ministerie te worden vernietigd. Door de advocaat-generaal is gevorderd dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen overeenkomstig de beslissing van de rechtbank, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tenslotte is door de advocaat-generaal gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman geconcludeerd tot matiging van het eventueel toe te kennen bedrag aan smartengeld.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het bestreden vonnis en met de redengeving waarop dit berust, met aanvulling van de overweging van de rechtbank over de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof vult die overweging aan met de hierna volgende.
Alle overige beslissingen (met inbegrip van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel), laat het hof in stand. In hetgeen de raadsman daaromtrent naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat niet volstaan kan worden met schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel. Het Openbaar Ministerie heeft weliswaar acht geslagen op de inhoud van de rapportages met betrekking tot de persoonlijkheid van de verdachte, waaruit samengevat naar voren komt dat het tenlastegelegde in sterk verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend, en niet te verwachten valt dat de verdachte in de toekomst voor resocialisatie in aanmerking komt, maar niettemin dient in de visie van het Openbaar Ministerie – vanwege de aard en ernst van het bewezenverklaarde – enige straf te volgen voor het deel dat aan de verdachte is toe te rekenen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De verdediging heeft het hof verzocht de beslissing van de rechtbank op dit punt in stand te laten. Op basis van de in het vonnis genoemde rapportages, de leeftijd van de verdachte, de omstandigheid dat hij zich op een longstay-afdeling bevindt en geen uitzicht bestaat – en ook niet te verwachten valt – op resocialisatie, maakt dat oplegging van een gevangenisstraf niet opportuun is, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent, in aanvulling op de overwegingen van de rechtbank, welke het hof tot de zijne maakt, als volgt.
Door te handelen op de wijze zoals bewezen is verklaard, heeft de verdachte getracht het meest fundamentele recht dat een mens heeft, namelijk het recht op leven, van het slachtoffer te ontnemen. Het begaan van een delict als het onderhavige schokt de rechtsorde zeer ernstig. Dergelijke feiten rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur of oplegging van een maatregel.
Het hof stelt evenwel met de rechtbank vast dat de verdachte reeds (langdurig) wordt behandeld in het kader van een tbs-maatregel, welke is opgelegd in een andere strafzaak. Op basis van het verhandelde ter zitting stelt het hof vast dat niet te verwachten valt dat de verdachte nog terug zal keren in de maatschappij, nu de verdachte is geselecteerd voor plaatsing op een longstay-afdeling van een tbs-kliniek. Tegen die achtergrond zal het hof de strafeis van de advocaat-generaal niet volgen en de beslissing van de rechtbank om geen straf- of maatregel op te leggen bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P.T.G. van den Uithoorn, griffier,
en op 26 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.C. Bos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.