ECLI:NL:GHSHE:2022:3524

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
20-002854-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake openlijk geweld in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren voor openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld door de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een zwaardere straf heeft geëist, en van de verdediging die vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 oktober 2019 in Tilburg samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer, dat op de grond lag. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren geschopt en geslagen, wat heeft geleid tot een poging tot zware mishandeling. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van de feiten van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002854-21
Uitspraak : 28 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 november 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-172506-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen’,
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte primair (impliciet subsidiair) ten laste is gelegd, en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 oktober 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen, althans eenmaal, met kracht, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of geslagen en/of gestompt (terwijl die [slachtoffer] voornoemd op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 oktober 2019 te Tilburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [locatie 1] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te Tilburg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld (telkens) bestond uit; - het meermalen (met kracht) slaan en/of stompen tegen het gezicht en/of het (achter-)hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] voornoemd en/of - het meermalen (met kracht) schoppen en/of trappen tegen het gezicht en/of (achter-)hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] voornoemd, terwijl die [slachtoffer] voornoemd op de grond lag;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 oktober 2019 te Tilburg [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] voornoemd meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) in het gezicht en/of tegen het (achter-)hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen terwijl die [slachtoffer] voornoemd op de grond lag;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair (impliciet subsidiair) tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 oktober 2019 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen, met kracht, tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en geslagen en gestompt terwijl die [slachtoffer] voornoemd op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2019 met bijlagen (pagina’s 66-73), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op maandag 7 oktober 2019, omstreeks 16.15 uur, liep ik over [locatie 2]
[locatie 2] . Ik liep in de richting van [locatie 3] . Ter hoogte van de apotheek
aldaar zag ik dat er een voertuig mij passeerde. Het ging om klein groenkleurig voertuig.
Ik zag twee mannen in het voertuig. Ik herkende één van die mannen, hij heet [medeverdachte] (fonetisch). Ik ken [medeverdachte] van vroeger.
Hij zat op de bijrijdersstoel.
Ik zag dat [medeverdachte] mij aanwees en hard naar mij aan het schreeuwen was. Ik zag dat
het voertuig op de stoep werd geparkeerd naast het politiebureau [locatie 3] . Ik
zag dat beide personen uit het voertuig stapten. Ik rende weg door meerdere straten.
Aangezien ik de hele tijd had gerend, was ik erg moe en ik kon niet meer. Ik ben
gestopt met rennen en viel daarna op de grond. Dat was op [locatie 1] .
Ik werd toen van alle kanten geschopt en geslagen. Ik werd geschopt tegen mijn hoofd.
Ik voelde toen veel pijn en maakte mijzelf klein op de grond om de meeste
klappen en trappen af te kunnen weren. Ik kon geen kant op en was erg bang dat het
fout zou aflopen.
Ik zag dat zowel [medeverdachte] als de andere persoon mij sloegen en trapten. Ik zag dat [medeverdachte] mij het meeste trapte en sloeg.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 oktober 2019 (pagina’s 111-117), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
V: Is vraag van verbalisanten
A: Is antwoord van getuige [getuige]
O: Is opmerking van verbalisant
Kun jij nogmaals vertellen wat er gebeurde op maandag 7 oktober omstreeks 16:20
uur?
A: Maandag was ik in mijn woning aan [adres 2] . Ik was naar
buiten gelopen om een flesje drinken in de auto van mijn man te leggen. De auto stond
voor mijn deur geparkeerd. Toen ik in de auto zat hoorde ik iets. Ik hoorde "Ahhh".
Ik dacht nog een paar kwajongens die buiten aan het spelen zijn. Ik zag namelijk
drie jongens met elkaar aan het worstelen op straat. Dit was in de straat in het
verlengde van de straat waar ik woon, te weten op [locatie 1] . In eerste instantie leek het op stoeien totdat er 1 op de grond viel.
Toen ik keek zag ik dat een van die jongens aan het trappen was tegen het hoofd van degene die op de grond lag.
O: Als we de persoon die op de grond lag en slachtoffer was, persoon 1 noemen.
V: Wat deed persoon 1?
A: Toen hij op de grond lag?
V: Ja, wat deed hij toen hij op de grond lag?
A: Hij probeerde mensen te alarmeren en zichzelf te beschermen. Dat was het enige wat
hij deed. Ik zag hem vallen en dacht "dat is niet goed" dat zijn geen kwajongens die
aan het stoeien zijn.
V: Zei het slachtoffer dat hij op zijn achterhoofd was getrapt?
A: Ja, ook toen de ambulance er was drukten ze hem op zijn achterhoofd en gaf hij aan dat hij daar pijn had.
O: De getuige staat op en doet voor hoe de mishandeling plaats vond. Daarbij bukt ze
en maakt, terwijl ze gebukt staat, trappende bewegingen met beiden benen en maakt
slaande bewegingen met haar beiden vuisten.
Ze stonden allebei erg laag, de beide daders. Ze stonden dus niet rechtop te
schoppen en slaan maar deden dit gebukt.
O: We gaan nu naar persoon 2
V: Wie is persoon 2?
A: Die stond bij het hoofd van het slachtoffer. Die is meer in mijn hoofd blijven
zitten omdat hij bij het hoofd stond.
V: Wat deed persoon 2?
A: Ja, tegen zijn kop stampen. Hij schopte met zijn voeten tegen het hoofd van het
slachtoffer.
V: Sloeg hij ook?
A: Ja ook, maar hij probeerde ook te zoeken maar ook echt te slaan.
V: Zag je dat persoon 2 persoon 1 schopte en raakte?
A: Ja, ik zag dat hij schoppende bewegingen maakte in de richting van het hoofd van
het slachtoffer. Hij schopte nog een keer en nog een keer, dat vond ik heel erg om te
zien.
V: heb je gezien hoe vaak persoon 2 een schoppende beweging maakte in de richting van het hoofd van het slachtoffer?
A: Ja, veel hij bleef bezig. 10 keer zeker wel.
V: Kun je aangeven wat persoon 3 deed?
A: Die stond ter hoogte van de benen van het slachtoffer, toen deze op de grond lag en stompte in de richting van het slachtoffer. Persoon 3 stompte met beide vuisten maar laag op het lichaam van het slachtoffer, onder de gordel.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 oktober 2019 (pagina’s 47-49), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
V: wil je nog wat toevoegen aan je eerder afgelegde verklaring? (
hof: betreft de verklaring van [medeverdachte] van 8 oktober 2019, waarin [medeverdachte] spreekt over het door hem op 7 oktober 2019 te Tilburg hard slaan van [slachtoffer] op diens hoofd en lichaam en het door hem, [medeverdachte] , trappen in de maag van [slachtoffer] )
A: alles is gezegd
V: de verdenking is veranderd omdat getuigen hebben verklaard dat er meerdere keren tegen het hoofd van [slachtoffer] is getrapt.
A: Ik heb hem klappen gegeven en hem een keer in zijn maag getrapt. Ik weet zelf alleen dat ik hem geslagen en getrapt heb. Ik was heel boos en kookte van woede.
4.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 10 januari 2020, opgemaakt door [naam] , Vakgroep Neurologie ETZ (pagina 75), voor zover inhoudende:
Er is sprake van licht traumatisch hersenletsel zonder afwijking op de CT-scan van de hersenen.
5.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 14 september 2022, voor zover inhoudende:
Op 7 oktober 2019 zat ik samen met iemand (waarvan ik later hoorde dat die [medeverdachte] heet) in mijn auto in Tilburg. Bij [locatie 3] is [medeverdachte] uitgestapt en is naar een man gelopen (waarvan ik later hoorde dat die [slachtoffer] heet). Ik ben ook uit de auto gestapt en ben naar hen toegelopen. Die man rende toen weg. Wij stapten weer in de auto en reden verder. Even later kwamen wij de man weer tegen. [medeverdachte] is wederom uitgestapt en is naar de man gelopen. Ik ben ook weer uit de auto gestapt en ben naar hen toegelopen. Ik heb gezien dat [medeverdachte] [slachtoffer] heeft geschopt en geslagen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om de verdachte te kunnen veroordelen voor het primair, subsidiair dan wel het meer subsidiair tenlastegelegde.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 7 oktober 2019 samen met [medeverdachte] in de auto zat. In de buurt van [locatie 3] te Tilburg zagen zij het slachtoffer [slachtoffer] lopen. [medeverdachte] is uit de auto gestapt en naar het slachtoffer gelopen.
De verdachte is tevens uit de auto gestapt en is [medeverdachte] achterna gegaan.
Het slachtoffer is weggerend. In [locatie 1] kwamen de verdachte en [medeverdachte] het slachtoffer wederom tegen en is het slachtoffer op de grond gevallen waarna het slachtoffer is geschopt, gestompt en geslagen, ook tegen zijn hoofd.
De aangifte van het slachtoffer [slachtoffer] wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , een onafhankelijke getuige. Zij heeft uitgebreid verklaard over de door haar waargenomen geweldshandelingen van zowel [medeverdachte] als de verdachte. Hiernaast heeft [medeverdachte] bekend dat hij het slachtoffer met vuisten heeft geslagen en ook nog een trap in zijn maag heeft gegeven.
Verdachte en [medeverdachte] hebben beiden geweld tegen het slachtoffer gebruikt. Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of het handelen van de verdachte te kwalificeren valt als een poging doodslag. Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot doodslag moet sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer. Vast staat dat verdachte en [medeverdachte] het slachtoffer hebben geschopt, gestompt en geslagen, ook tegen het hoofd.
Het hof is van oordeel dat de aangifte, de getuigenverklaringen alsmede de geneeskundige verklaring te weinig specifieke informatie bevatten op basis waarvan vastgesteld kan worden dat in dit geval een aanmerkelijke kans op de dood bestond. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer [slachtoffer] heeft aanvaard. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van poging doodslag. Het hof acht wel bewezen dat de verdachte heeft geprobeerd om het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat zowel [medeverdachte] als de verdachte (gelijktijdig) geweld hebben uitgeoefend jegens het slachtoffer door hem, toen hij op de grond lag te schoppen, stompen en slaan, ook tegen het hoofd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is en dat het schoppen tegen het hoofd tot ernstig letsel kan leiden. Door het toegepaste geweld was er een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Bovendien is het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust hebben aanvaard.
Gelet op de hierboven weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat er bovendien sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] . Dit betekent dat het niet van belang is wie van beiden welke geweldshandelingen heeft verricht. Het hof komt dan ook, alles overziende, tot een bewezenverklaring van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Het verweer faalt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen van poging tot zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd de oplegging van een taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis.
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling door met een ander tegen het hoofd en het lichaam van het slachtoffer te schoppen, te slaan en te stompen, terwijl het slachtoffer op de grond lag. Het hof heeft in het bijzonder acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte met zijn handelwijze een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer, en ook op het gewelddadig karakter daarvan en de maatschappelijke onrust die dit teweeg brengt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld. Dit strekt in enige mate in verdachtes voordeel. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken alsmede op de omvang van de straf die de medeverdachte is opgelegd.
Alles overziend acht het hof het passend en geboden aan de verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 47, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair (impliciet subsidiair) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair (impliciet subsidiair) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. S.C. van Duijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 28 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J.M. van Gink en de griffier zijn niet in staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vermelde pagina’s verwijzen naar de paginanummering van het dossier van de politie, Districtsrecherche Hart van Brabant, Dossiernummer 2019240607 / ZB4R019109 [naam] , sluitingsdatum 6 juli 2020, doorgenummerde pagina’s 1-152.