ECLI:NL:GHSHE:2022:3520

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
20-002575-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplichtigheid aan diefstal door middel van verbreking, medeplichtigheid aan het telen van hennep en het handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 135 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit. De verdachte werd vrijgesproken van de feiten 1, 2, 3 (gedeeltelijk) en 5. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het voorhanden hebben van wapens en hennep, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij deze voorwerpen onder zijn bereik had.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een boksbeugel en een vlindermes, waarvoor een geldboete van € 500 werd opgelegd. Het hof heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelast, evenals aan Enduris B.V. en de zoon van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002575-20
Uitspraak : 18 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 19 november 2020, in de strafzaak met parketnummer
02-051712-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1956,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – medeplichtigheid aan diefstal door middel van verbreking, in vereniging gepleegd (feit 1), medeplichtigheid aan het telen van hennep (feit 2) en het handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie (feiten 3 en 4) veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 135 uren subsidiair 67 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest naar rato van 2 uur per dag alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte is vrijgesproken van het onder feit 5 tenlastegelegde voorhanden hebben van 21,8 gram hennep. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent inbeslaggenomen voorwerpen.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van hetgeen aan hem onder 3 (partieel) en 5 is tenlastegelegd, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 (partieel) en 4 is tenlastegelegd en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is door de advocaat-generaal gevorderd dat het hof conform de rechtbank zal beslissen op het beslag.
De verdediging heeft integrale vrijspraak van het onder 1 (primair en subsidiair), 2 (primair en subsidiair), 3 en 4 tenlastegelegde bepleit. Subsidiair, in het geval het hof mocht komen tot een bewezenverklaring van het onder 3 en 4 tenlastegelegde, is verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank integraal vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 5 is tenlastegelegd en partieel van het onder 3 tenlastegelegde, voor zover dat ziet op drie van de vier in de tenlastelegging genoemde boksbeugels en één van de twee in de tenlastelegging genoemde vlindermessen (te weten: de wapens die zijn aangetroffen in een grote wandkast in de garage van de verdachte). Het hof is, met de verdediging en de advocaat-generaal, van oordeel dat deze partiële vrijspraak van feit 3 als een beschermde vrijspraak moet worden beschouwd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van feit 5 en de beschermde partiële vrijspraak van feit 3.
De officier van justitie heeft echter ook hoger beroep ingesteld. De omvang van dat beroep is niet bij akte instellen hoger beroep beperkt, zodat het onder 3 en 5 tenlastegelegde integraal aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 maart 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een elektriciteitsnetwerk heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enduris B.V, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere onbekend gebleven personen op of omstreeks 7 maart 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een elektriciteitswerk heeft/hebben weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enduris BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer onbekend gebleven personen en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 7 maart 2018 te [plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het pand alwaar zich voornoemd elektriciteitswerk zich bevond voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 7 maart 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 641 hennepplanten en/of 3 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 7 maart 2018 te [plaats] met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 641 hennepplanten en/of 3 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 7 maart 2018 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.
hij op of omstreeks 8 maart 2018 te [plaats] ,
‒ vier boksbeugels van categorie I, onder 3 (artikel 2, lid 1) en/of,
‒ twee vlindermessen van categorie I, onder 1 (artikel 2, lid 1),
voorhanden heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 8 maart 2018 te [plaats] een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een imitatie handvuurwapen (Walther P99), voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 8 maart 2018 te [plaats] aanwezig heeft gehad ongeveer 21,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van de feiten 1, 2, 3 partieel en 5
Hoewel zich in het dossier sterke aanwijzingen bevinden voor de betrokkenheid van de verdachte, op enigerlei wijze, bij de hennepkwekerij die op 7 maart 2018 is aangetroffen in de loods op de [adres] te [plaats] en bij de diefstal van elektriciteit ten behoeve van die hennepkwekerij, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair alsmede het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Met rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de wapens die zijn aangetroffen in een grote wandkast in zijn garage voorhanden heeft gehad, zodat hij in zoverre van het onder 3 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Met rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte 21, 8 gram hennep voorhanden heeft gehad, zodat hij van het onder 5 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
3.
hij op 8 maart 2018 te [plaats] ,
‒ één boksbeugel van categorie I, onder 3 (artikel 2, lid 1) en,
‒ één vlindermes van categorie I, onder 1 (artikel 2, lid 1),
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 8 maart 2018 te [plaats] een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een imitatie handvuurwapen (Walther P99), voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 3 - de wapens in de slaapkamer
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat in de woning van de verdachte ook zijn [bedrijf] was gevestigd en de woning derhalve tevens door medewerkers van dat bedrijf werd betreden en gebruikt. De verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van de in de woning aangetroffen boksbeugel en het vlindermes. Deze wapens zijn waarschijnlijk tijdens een horecadienst in beslag genomen en daar door een medewerker van het bedrijf opgeborgen, zonder medeweten van de verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de boksbeugel in een inloopkast op de slaapkamer op de begane grond van de woning van de verdachte is aangetroffen en het vlindermes in een kluis op die slaapkamer. Dat medewerkers van het bedrijf inbeslaggenomen wapens op de slaapkamer van de verdachte zouden “veiligstellen”, acht het hof niet aannemelijk. De verdachte, daarentegen, kon zowel over de in de inloopkast aangetroffen boksbeugel als het in de kluis gevonden vlindermes beschikken. De verdachte heeft over de boksbeugel verklaard: “In mijn kledingkast in mijn slaapkamer (…) waarschijnlijk onder mijn stapeltje zakdoeken heeft een boksbeugel gelegen zilverkleurig. [D]eze (…) heb ik met de carnaval ingenomen als horecaportier (…).” Met betrekking tot de kluis op zijn slaapkamer heeft de verdachte verklaard dat de sleutel daarvan in de grote kluis in de hal hangt en dat hij over de code van deze grote kluis beschikt.
Het hof is derhalve, met de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de boksbeugel en het vlindermes voorhanden heeft gehad. Hij had daarover immers de beschikkingsmacht. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 4
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat het in de woning aangetroffen imitatiewapen een door zijn zoons op de kermis gewonnen speelgoedwapen is. De verdachte was in de veronderstelling dat het imitatiewapen, na drie keer spelen, in de vuilnisbak was beland, aldus de raadsman. De verdachte had in elk geval geen wetenschap dat het imitatiewapen nog in de woning aanwezig was.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het imitatiewapen, gelijkend op een Walther P99, is aangetroffen in een kamer (met documenten omtrent duiven) op de eerste verdieping van de woning van de verdachte.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat de verdachte over het imitatiewapen kon beschikken en dat hij ook de bewustheid had ten opzichte van het aanwezig hebben van dit wapen. Gelet hierop, wordt het verweer van de verdediging verworpen en acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een imitatie
handvuurwapen, gelijkend op een Walther P99, voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,

meermalen gepleegd.

Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van drie wapens, te weren een boksbeugel, een vlindermes en een imitatie handvuurwapen. Het ongeoorloofde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 augustus 2022, niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende, acht het hof oplegging van een geldboete ten bedrag van € 500,00 (subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis bij niet betaling) passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van deze geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Bij het opleggen van deze geldboete zal het hof op de voet van artikel 27, derde lid, Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 3 dagen, bij de uitvoering van de op te leggen geldboete daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van vijftig euro per dag.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de verdediging verzochte schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Daarmee zou onvoldoende recht worden gedaan aan de aard en de ernst van de feiten. Het hof gaat daaraan derhalve voorbij.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak kan worden vastgesteld dat de redelijke termijn voor berechting in eerste aanleg met meer dan 8 maanden is overschreden. Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een overschrijding van deze duur rechtvaardigen. Er is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn voor berechting, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Gelet op de hoogte van de op te leggen geldboete (lager dan
€ 1.000,00), ziet het hof geen reden voor compensatie in de vorm van strafvermindering. Het hof zal daarom volstaan met de enkele constatering van de schending van de redelijke termijn.
Beslag
Het hof zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag
genomen voorwerpen aan de verdachte, te weten: 6 enveloppen en 40 stuks medicijnen,
aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder de verdachte in beslag zijn genomen.
Voorts zal het hof zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten 3 zegels, aan Enduris B.V., omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Tenslotte zal het hof zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten 47 flessen alcohol, aan de zoon van de verdachte, [rechthebbende] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5 tenlastegelegde en voor zover gericht tegen de beschermde partiële vrijspraak van feit 3.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair , 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
‒ 6 6 STKS enveloppe, G1854329;
‒ 6 40 STKS medicijn, G1854309.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende Enduris B.V. van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3 STKS zegel, G1854344.
Gelast de
teruggaveaan [rechthebbende] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
‒ 8 8 FLS alcohol (omschrijving: Johnny Walker), G1855547;
‒ 8 4 FLS alcohol (omschrijving: Johnny Walker), G1855553;
‒ 8 6 FLS alcohol (omschrijving: Blue label, merk: Johnny Walker), G1855575;
‒ 8 9 FLS alcohol (omschrijving: Johnny Walker), G1855584;
‒ 8 5 FLS alcohol (omschrijving: Johnny Walker), G1855587;
‒ 8 1 FLS alcohol (omschrijving: Jack Daniels 1954), G1855594;
‒ 8 9 FLS alcohol, G1855601;
‒ 8 5 FLS alcohol, G1855604.
Aldus gewezen door:
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 18 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Riemens en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.