ECLI:NL:GHSHE:2022:3514

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
20-002492-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor verdachte in hennepkwekerij- en diefstalzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in Turkije, was niet woonachtig op het adres waar de hennepkwekerij werd aangetroffen, maar was wel aanwezig op het moment van de ontdekking. Tijdens het onderzoek heeft de advocaat-generaal gevorderd om het eerdere vonnis te bevestigen, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak.

Het hof heeft het dossier en de verklaringen van de verdachte en getuigen zorgvuldig bestudeerd. De verdachte heeft verklaard geen betrokkenheid te hebben gehad bij de hennepkwekerij en dat hij slechts verantwoordelijk was voor de ruimte waarin deze was aangetroffen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte als (mede)dader kan worden aangemerkt voor de tenlastegelegde feiten. De verklaringen van de ex-vrouw van de verdachte en zijn stiefzoon ondersteunen niet de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij of de diefstal van elektriciteit.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen in een openbare terechtzitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002492-20
Uitspraak : 6 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 6 november 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-058302-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van
  • feit 1:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
  • feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking,
tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Namens verdachte is integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2018 te Terneuzen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
170, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2018 tot en met 13 november 2018 te Terneuzen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Enduris B.V.,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of dat/die weg te nemen elektriciteit/stroom/goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Integrale vrijspraak
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft het hof niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte als (mede)dader van de onder 1 en 2 tenlastegelegde gedragingen kan worden aangemerkt, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Op 13 november 2018 werd in de woning aan de [adres 2] Terneuzen een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met hierin 170 planten. De stroomvoorziening van de kwekerij werd illegaal afgenomen. Op dat moment waren de ex-vrouw van verdachte ( [betrokkene 1] ), hun kinderen en een stiefzoon ( [betrokkene 2] ) woonachtig op dit adres. Verdachte was niet woonachtig op dit adres maar was wel aanwezig bij de woning op het moment van aantreffen van de hennepkwekerij. Op de vraag van verbalisanten of ze een hennepkwekerij gingen aantreffen, antwoordde verdachte dat hij verantwoordelijk is.
In het dossier bevindt zich verder een tapgesprek van 13 november 2018 tussen verdachte en zijn ex-vrouw [betrokkene 1] . Verdachte zegt hierin tegen [betrokkene 1] dat ze moet zeggen dat [betrokkene 2] het heeft gedaan; anders zijn zij de klos.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij, dat hij geen sleutel heeft van de woning, dat hij nog nauwelijks in de woning kwam en dat hij met de opmerking dat hij verantwoordelijk is, heeft bedoeld dat hij verantwoordelijk is voor het maken van de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Hij had daarin in 2016 een zwembad willen aanleggen maar dat was er niet van gekomen.
Het hof is van oordeel dat op grond van het vorenstaande hoogstens kan worden geconcludeerd dat verdachte wist van het bestaan van de hennepkwekerij in de woning van zijn ex-vrouw maar niet dat verdachte daarbij enige betrokkenheid heeft gehad.
Zo bevat het dossier geen aanwijzingen dat verdachte regelmatig in de woning aan de [adres 2] kwam in de tenlastegelegde periode. In tegendeel, [betrokkene 2] verklaarde dat hij zijn stiefvader bijna nooit ziet in de woning van zijn moeder. Ook de verklaring van [betrokkene 1] dat verdachte een sleutel van de ruimte zou hebben waarin de kwekerij is aangetroffen, vindt geen ondersteuning in het dossier.
Nu het dossier ook voor het overige onvoldoende aanknopingspunten bevat die wijzen op de betrokkenheid van verdachte bij het telen, althans aanwezig hebben van hennepplanten op 13 november 2018 en de diefstal van de stroom in de periode van 14 augustus 2018 tot en met 13 november 2018, zoals onder 1 en 2 ten laste is gelegd, zal het hof verdachte hiervan vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. B. Stapert, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 6 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. B. Stapert en mr. P.T. Gründemann zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.