ECLI:NL:GHSHE:2022:3513
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering wegens ontbreken veroordeling
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 6 november 2020 was gewezen. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het openbaar ministerie de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vorderde. De betrokkene, geboren in Turkije, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou bevestigen. Echter, de verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de ontnemingsvordering, gezien de vrijspraak van de betrokkene in de onderliggende strafzaak met parketnummer 20-002492-20. Het hof heeft vastgesteld dat het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit een vereiste is voor de ontvankelijkheid van een ontnemingsvordering.
Het hof heeft geoordeeld dat, aangezien de betrokkene in de hoofdzaak is vrijgesproken, de grondslag voor de ontnemingsvordering is komen te vervallen. Dit leidt tot de conclusie dat het openbaar ministerie niet kan worden ontvangen in de ontnemingsvordering. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2022.