In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 februari 2021. De verdachte, geboren in 1964, was in eerste aanleg veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de verdachte niet ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend, noch mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven, en ook geen raadsman of raadsvrouw heeft gemachtigd om dit namens hem te doen. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de beslissing op 6 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij mr. B. Stapert en mr. P.T. Gründemann buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.