ECLI:NL:GHSHE:2022:3500

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
20-001924-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal en vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 5 augustus 2021 was veroordeeld voor diefstal. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 507,40 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast waren er vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en van de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte, die om bevestiging van het vonnis vroeg, maar met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar heeft enkele verbeteringen aangebracht in de gronden van het vonnis.

Het hof heeft vastgesteld dat de proeftijden van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen inmiddels waren verstreken, waardoor het verzoek van de raadsvrouw om deze proeftijden te verlengen werd afgewezen. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de verbeteringen die zijn aangebracht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001924-21
Uitspraak : 14 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 5 augustus 2021, parketnummer 02-199004-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen met parketnummers 02-097618-17, 02-063136-19, 02-152821-17 en 02-168232-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van feit 1 (diefstal) en feit 2 (diefstal) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot € 507,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ter hoogte van voornoemd bedrag. Voor het overige is de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straffen zijn geheel toegewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met inbegrip van de beslissingen op de vordering van de benadeelde partij en de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
De raadsvrouw van de verdachte heeft het hof verzocht het beroepen vonnis te bevestigen, met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met verbetering van de gronden waarop dit berust. Voorts zal het hof het vonnis – gelet op hetgeen de raadsvrouw omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging heeft aangevoerd – op de hierna te vermelden wijze aanvullen.
Verbetering van de gronden
Het hof kan zich ten aanzien van feit 1 vinden in de selectie van de bewijsmiddelen opgenomen in het vonnis van de politierechter, welke door het hof worden overgenomen en als hier herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd, met uitzondering van de volgende weergegeven inhoud van het door de politierechter gebezigde bewijsmiddel:
“Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , mede namens [bedrijf] van 20 juli 2021, opgenomen met bijlagen op pagina's 33 t/m 40”.
Het hof geeft een gedeelte van de inhoud daarvan op pagina 33 op de volgende wijze weer:
De Audi stond op 11 juni 2021 geparkeerd op de oprit van mijn woning aan [adres 2] .
Het hof begrijpt dat met de datum ‘11 juni 2021’ is bedoeld ‘11 juli 2021’.
De vorderingen tot tenuitvoerlegging
Namens de verdachte is bepleit de proeftijden van de eerder opgelegde voorwaardelijke straffen met de parketnummers 02-097618-17, 02-063136-19, 02-152821-17 en 02-168232-18, te verlengen.
Het hof overweegt als volgt.
De vorderingen tot tenuitvoerlegging hebben – blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 juni 2022 – betrekking op voorwaardelijk opgelegde straffen met als einddata van de proeftijden respectievelijk 4 april 2022, 9 februari 2022, 14 augustus 2021 en 4 april 2022. Het hof constateert dat alle proeftijden ten tijde van het wijzen van dit arrest reeds zijn verstreken, zodat het niet langer mogelijk is om deze proeftijden te verlengen.
Het hof wijst op die grond het verzoek van de raadsvrouw van de verdachte af.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 14 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.