ECLI:NL:GHSHE:2022:350

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
20-00840-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een lokfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] [geboortejaar], werd beschuldigd van diefstal van een lokfiets, een Batavus, die op 26 september 2017 was weggenomen uit een fietsenstalling in [plaats]. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis. De verdediging voerde aan dat de inzet van de lokfiets onrechtmatig was en dat de verdachte geen opzet had op de diefstal, wat zou leiden tot een onherstelbaar vormverzuim en een schending van het recht op een eerlijk proces. Het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de lokfiets op een legitieme manier was ingezet. Het hof achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen en vernietigde het eerdere vonnis, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot dezelfde straf als eerder opgelegd. Het hof overwoog dat de verdachte niet alleen de lokfiets had weggenomen, maar ook dat hij zich niet had gehouden aan de eigendomsrechten van de benadeelde partij, [aangever]. De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 310 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000840-20
Uitspraak : 4 februari 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond , van 19 september 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-190529-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] [geboortejaar]
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van diefstal, veroordeeld tot een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis. Daarnaast is gevorderd dat het hof de opgelegde strafbeschikking zal vernietigen.
Namens de verdachte is primair niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie betoogd. Subsidiair is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2017 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een lokfiets, (merk: Batavus), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof het openbaar ministerie op de voet van artikel 359a Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk dient te verklaren en heeft daartoe – op gronden zoals verwoord in de pleitnota - het volgende aangevoerd. De fiets die door de verdachte is weggenomen, is een zogenaamde lokfiets. Door de wijze waarop de fiets was gestald is verdachte gebracht tot het plegen van de diefstal. De verdachte is niet naar de betreffende fietsenstalling gegaan om een fiets te stelen. De verdachte is zelfs in eerste instantie langs de fiets gelopen om naderhand toch terug te komen en de fiets mee te nemen. Verdachtes opzet was dus niet van te voren gericht op het plegen van de diefstal van de fiets. Daarnaast is aangevoerd dat de wijze van stalling van de lokfiets in strijd is met de voorwaarden die de officier van justitie heeft verbonden aan de inzet van het lokmiddel. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn derhalve niet in acht genomen. Voorgaande dient, wegens een schending van het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), primair te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat het plaatsen van een lokfiets door de politie teneinde fietsendieven op heterdaad te kunnen betrappen op zichzelf niet onrechtmatig is. Wel dient te worden beoordeeld of de verdachte daardoor niet is bewogen tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht en of de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit niet zijn geschonden. Daarbij is (onder meer) van belang of de plaatsing van de lokfiets de situatie ter plaatse wezenlijk heeft veranderd, wat het geval is indien de lokfiets afwijkt van de fietsen die op de locatie plegen te worden gestald.
Het hof leidt uit het dossier het volgende af.
Uit het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens de [aangever] te [plaats] d.d. 27 september 2017 blijkt het volgende. Op 25 september 2017 heeft een verbalisant een blauwe damesfiets van het merk Batavus gestald op de [adres 1] (pg. 8 en 9 procesdossier). Deze werd geplaatst in de fietsenstalling van de [locatie] , een locatie waarvan bekend is dat er regelmatig fietsen worden ontvreemd. De lokfiets is onafgesloten en onbeschadigd gestald en deze stond in de directe nabijheid van meerdere gestalde fietsen waardoor deze paste binnen het straatbeeld. De fiets viel niet op door extra aangebrachte opvallendheden. De fiets was voorzien van een GPS volgsysteem (pg. 9 procesdossier).
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 27 september 2017 blijkt dat in verband met de vele diefstallen van fietsen in de gemeente [plaats] de politie [plaats] gebruik maakt van lokfietsen welke voorzien zijn van GPS-trackers (pg. 11 procesdossier). Door [aangever] zijn lokfietsen beschikbaar gesteld, voorzien van GPS-trackers. De gegevens zijn live uit te kijken. Door de officier van justitie werd toestemming verleend om de lokfiets in te zetten waarbij:
-de lokfiets in het normale straatbeeld moet passen en tussen andere fietsen in moet staan
-de lokfiets zelf niet direct mag opvallen tussen de andere fietsen gelet op de waarde van de fiets, het type, merk, staat van onderhoud en andere kenmerken
-de lokfiets onafgesloten gestald mag worden, met als voorwaarde dat er geen opvallende sleutelhangers of dergelijke worden gebruikt (pg. 11 procesdossier).
De locatie bij de [locatie] , gelegen aan de [adres 1] , maakt deel uit van een openbare weg/fietsenstalling en betreft een locatie waarvan bekend is dat er regelmatig fietsen worden ontvreemd, een zogenaamde ‘hotspot’ (pg. 11 procesdossier). De lokfiets werd geplaatst in een fietsenrek tussen meerdere andere gestalde fietsen. Als bijlage is een foto bijgevoegd waarop te zien is dat de blauwe Batavus damesfiets in het rek staat naast soortgelijke fietsen (pg. 13 procesdossier).
Op dinsdag 26 september 2017 te 22.10 uur is voornoemde fiets weggenomen (pg. 9 procesdossier). Na het tracken van de GPS in de lokfiets heeft de politie de verdachte aangehouden wegens diefstal (pg. 22 procesdossier). De verdachte heeft bekend de lokfiets, zijnde een blauwe Batavus, te hebben weggenomen uit de fietsenstalling te [plaats] (pg. 29 procesdossier). Hij heeft verklaard dat hij omstreeks 22.15 uur aan het lopen was. Hij liep alleen. Hij liep richting de shoarmazaak. Hij liep bij [locatie] en zag daar een fiets staan. Hij zag dat er nog een sleutel in het slot stak. In eerste instantie liep hij voorbij. Toch besloot hij om terug te lopen en de fiets mee te nemen. Hij is met de fiets naar de shoarmazaak gefietst en heeft daar een broodje besteld. Hij weet dat het strafbaar is en hij had hem gewoon moeten laten staan.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] blijkt dat op de camerabeelden is te zien dat de verdachte in eerste instantie voorbij de fiets loopt om 22:05 uur, dat de verdachte vervolgens weer terug loopt richting de lokfiets en om 22:10 uur de fiets wegneemt uit het fietsenrek en wegfietst (pg. 31 procesdossier). Uit het bijgevoegde printscreen blijkt dat de lokfiets op dat moment als enige fiets in het rek staat.
Het hof stelt allereerst vast dat de fiets volgens de voorwaarden van de officier van justitie, is geplaatst in een openbare fietsenstalling in het centrum van [plaats] , alwaar ten tijde van het tenlastegelegde veelvuldig fietsen werden gestolen. De lokfiets paste in het normale straatbeeld en stond ten tijde van de plaatsing tussen andere fietsen in. Voorts is niet gebleken dat de lokfiets bijzondere kenmerken had waardoor deze (significant) afweek van de fietsen die op de locatie plegen te worden gestald. Anders dan de verdediging is het hof voorts van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verdachtes opzet niet reeds van tevoren was gericht op het plegen van de diefstal. Dat de verdachte aan de fiets voorbij is gelopen om deze daarna alsnog mee te nemen, maakt dat niet anders. Het hof merkt nog op dat de enkele omstandigheid dat het aantreffen van de lokfiets de verdachte wellicht op het idee heeft gebracht deze fiets te stelen, niet meebrengt dat daaruit is af te leiden dat verdachtes opzet niet reeds was gericht op het stelen van de fiets.
Voorts is het hof van oordeel dat de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit niet zijn geschonden. Het feit dat de fiets op het moment van wegnemen niet meer in de directe nabijheid van andere fietsen stond, maakt niet dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden die door de officier van justitie zijn gesteld aan het inzetten van de lokfiets. Ten tijde van het plaatsen van de fiets werd voldaan aan deze voorwaarden. Dat in de avond het straatbeeld is veranderd en zich veel minder fietsen in het rek bevonden, maakt dat niet anders.
Concluderend komt het hof tot het oordeel dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en evenmin sprake is van schending van artikel 6 EVRM. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 september 2017 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een lokfiets, merk: Batavus, toebehorende aan [aangever] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie [locatie] basisteam [plaats] , dossiernummer PL233C-2017155583, gesloten d.d. 12 juni 2019 (doorgenummerde pagina's 6 tot en met 32), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 27 september 2017 (pg. 8 t/m 10), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] :
(pg. 8)
Zij deed aangifte namens de benadeelde
Rechtspersoon naam : [aangever]
Adres : [adres 2]
Postcode plaats : [adres 2]
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, op dinsdag 26 september 2017 te 22:10 uur:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe namens de [aangever] aangifte van diefstal van een lokfiets. De lokfiets is eigendom van [aangever] . [aangever] heeft niemand toestemming gegeven om de lokfiets weg te nemen en toe te eigenen.
(pg. 9)
Op maandag 25 september 2017 te 17.00 uur heeft politiemedewerker [agent] , agent van de politie te [plaats] , de lokfiets gestald op de [adres 1] . Deze werd geplaatst in de fietsenstalling, van de [locatie] . De fiets werd niet afgesloten en onbeschadigd gestald op de eerder genoemde locatie. De genoemde fiets stond in de directe nabijheid van meerdere aldaar gestalde fietsen en paste binnen het normale straatbeeld. De fiets viel niet op door extra aangebrachte opvallend heden. De fiets was voorzien van een GPS volgsysteem. Op dinsdag 26 september 2017 te 22.10 uur, werd de bovengenoemde fiets weggenomen.
(pg. 10)
Bijlage goederen
Voertuig : Fiets (Dames)
Merk/type : Batavus
Type : Genova
Kleur : blauw
Framenummer : [nummer 1]
Tagset-id : [nummer 2]
Transpondernummer : [nummer 3]
2.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2017 (pg. 11 t/m 15), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 11)
Op maandag 25 september 2017, omstreeks 17.00 uur werd door collega, [agent] , agent van politie [plaats] , gekleed in burger kleding, de lokfiets gestald in de fietsenstalling bij het [locatie] , gelegen aan de [adres 1] .
Op dinsdag 27 september 2017, omstreeks 22.10 uur hoorde collega [verbalisant 3] van het basisteam [plaats] dat het alarm van de zogenoemde lokfiets, voorzien van een GPS-tracker, afging. Dit betekent dat de fiets zich verplaatst en vermoedelijk gestolen is. De fiets bleef even later stilstaan op de [adres 3] , ter hoogte van [perceel] , te [plaats] . De fiets is hierna niet meer in beweging geweest.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2017 (pg. 23 t/m 24), voor zover inhoudende als relaas verbalisant [verbalisant 4] :
(pg. 23)
[verbalisant 3] deelde mij mede dat de bestuurder van de lokfiets een getinte man was met een rood petje op zijn hoofd. Toen ik de [adres 4] in reed zag ik een man op een fiets rijden.
Ik sprak de man aan en deelde hem mede dat hij was aangehouden.
(pg. 24)
De man vertelde tegen mij dat hij de fiets had meegenomen bij [locatie] .
De volledige personalia van de man bleken te zijn:
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedag] te [plaats] [geboortejaar] te [geboorteplaats]
Voertuig(en) : [nummer 4] , fiets (Dames), Batavus, kleur blauw, Nederland, Framenummer [nummer 1] , tagset-id
[nummer 2] , transpondernummer [nummer 3] .
4.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 september 2017 (pg. 27 t/m 30), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
(pg. 29)
Ik was gisteravond aan het lopen. Het was omstreeks 22.15 uur. Ik liep bij [locatie] . Ik zag daar een fiets staan. Ik zag dat er nog een sleutel in het slot stak. In eerste instantie liep ik er voorbij. Toch besloot ik om terug te lopen en de fiets mee te nemen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 september 2017 (pg. 31), voor zover inhoudende als relaas verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(pg. 31)
Op woensdag 27 september 2017 bekeken wij de camerabeelden van [locatie] . Wij zagen dat de verdachte op dinsdag 26 september omstreeks 22:05 uur de gestalde lokfiets voorbij liep. Wij zagen dat de verdachte vervolgens weer terug liep richting de lokfiets. Wij zagen dat de verdachte op dinsdag 26 september 2017 om 22:10 uur de lokfiets wegnam uit het fietsenrek en vervolgens wegfietste op de lokfiets.
Wij zagen dat de verdachte qua kleding, cap en schoenen overeenkwam met de verdachte;
[verdachte] , geboren op [geboortedag] [geboortejaar] te [geboorteplaats] .
Bewijsoverwegingen
Door de verdediging is betoogd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek hetgeen (subsidiair) dient te leiden tot bewijsuitsluiting van alle daardoor verkregen opsporingsresultaten.
Het hof is op grond van hetgeen is overwogen onder het kopje ‘Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie’ van oordeel dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek. Op die grond wordt ook het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting verworpen.
Het hof acht, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een lokfiets. Fietsendiefstal veroorzaakt hinder en brengt schade teweeg bij de eigenaren van de weggenomen goederen, dan wel hun verzekeraars. Mede daarom zet de politie lokfietsen in als middel om de diefstal van fietsen aan te pakken en fietsendieven op te sporen. De verdachte heeft door aldus te handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof heeft bij de straftoemeting voorts ten nadele van de verdachte meegewogen dat de verdachte, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 30 november 2021, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor vermogensdelicten.
Alles afwegende acht het hof, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een geldboete ter hoogte van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 310 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 27 september 2017 onder CJIB nummer [nummer 5] ;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 4 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N.I.B.M. Buljevic is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.