ECLI:NL:GHSHE:2022:3499

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
20-001158-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake diefstal en tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 26 april 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen voor diefstal door middel van braak. Daarnaast had de rechtbank beslissingen genomen op vorderingen van benadeelde partijen en op vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met enkele verbeteringen van de bewijsmiddelen. Het hof heeft geoordeeld dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan. De gevangenisstraf van drie maanden is gelast, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001158-21
Uitspraak : 14 september 2022
TEGENSPRAAK (ex. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 april 2021, parketnummer 02-240538-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummers 02-097618-17, 02-063136-19, 02-145900-18, 02-152821-17, 02-168232-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld ter zake van:
  • feit 1 primair, feit 3, feit 5 primair, feit 6 primair, telkens:
  • feit 2 subsidiair:
  • feit 4, feit 8, telkens:
  • feit 7 primair:
heeft gebracht door middel van braak;
tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.
Voorts heeft de rechtbank beslist op de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .
Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen de bewaring gelast ten behoeve van de rechthebbende.
Tot slot heeft de rechtbank beslist op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen onder parketnummers 02-097618-17, 02-063136-19, 02-145900-18, 02-152821-17 en 02-168232-18.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Namens de verdachte is verweer gevoerd tegen de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straffen onder de parketnummers 02-097618-17, 02-063136-19, 02-145900-18, 02-152821-17 en 02-168232-18.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling c.q. verbetering van de gronden waarop het berust, te weten:
met verbetering van de bewijsmiddelen;
met uitzondering van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijke opgelegde straf onder parketnummer 02-063136-19,
het hof zal in zoverre opnieuw recht doen.
A. Verbetering van de bewijsmiddelen
Verbetering van de bewijsmiddelen
De rechtbank heeft op pagina 25 als bewijsmiddel onder XX. opgenomen: “De foto van de tas (gedragen door de aangever) zoals hierboven omschreven in het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 2] , op
pagina 115”. Naar het oordeel van het hof behoeft deze voetnoot verbetering, met dien verstande dat de voetnoot als volgt komt te luiden: “De foto van de tas (gedragen door de aangever) zoals hierboven omschreven in het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 2] , op
pagina 155”.
De rechtbank heeft op pagina 28 als bewijsmiddel onder XXXI. opgenomen: “Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2020 door verbalisant [verbalisant] , op
pagina 84 en 85”. Naar het oordeel van het hof behoeft deze voetnoot verbetering, met dien verstande dat de voetnoot als volgt komt te luiden: “Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2020 door verbalisant [verbalisant] , op
pagina 6 en 7”.
B. Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 02-063136-19)
De officier van justitie te Zeeland-West-Brabant heeft op 23 december 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank te Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 april 2019 onder parketnummer 02-063136-19. De rechtbank heeft deze vordering tot tenuitvoerlegging van de opgelegde drie maanden gevangenisstraf gedeeltelijk, voor twee maanden, toegewezen en voor de resterende maand voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf de proeftijd verlengd met 1 jaar. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging dient te worden gelast. Het hof ziet in hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht geen reden om de tenuitvoerlegging af te wijzen nu dit niet nader -met stukken- is onderbouwd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijke opgelegde straf onder parketnummer 02-063136-19 en doet in zoverre opnieuw recht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 april 2019, parketnummer 02-063136-19, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 14 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.