ECLI:NL:GHSHE:2022:3493

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
20-004050-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van safrool en feitelijke leidinggeven aan hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij de invoer van 570 kilogram safrool uit Vietnam, wat een precursor is voor de productie van MDMA. De invoer vond plaats zonder de benodigde vergunningen, wat in strijd is met de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. De verdachte heeft samen met medeverdachten, waaronder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], een rol gespeeld in deze criminele activiteit. Het hof oordeelde dat de verdachte niet alleen als tussenpersoon fungeerde, maar ook als financier, en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten.

Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij de feitelijke leiding van een hennepkwekerij, die werd aangetroffen in een door hem verhuurd pand. De verdachte had de ruimte verhuurd aan [medeverdachte 1], die de hennepplanten teelde. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de activiteiten in het pand en dat hij opzettelijk gelegenheid had gegeven voor de hennepteelt. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar werd wel schuldig bevonden aan het subsidiair tenlastegelegde feit van feitelijke leidinggeven aan de hennepteelt.

Het hof legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de invoer van drugs en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004050-17
Uitspraak : 3 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Oost-Brabant van 18 december 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-993223-14 en 01-860272-15, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, en in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft ter zake van het onder parketnummer 01-993223-14 tenlastegelegde primair vrijspraak bepleit. Ter zake van het onder parketnummer 01-860272-15 tenlastegelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde en heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de vraag of het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, zowel wat betreft de primaire variant van plegen als wat betreft de subsidiaire variant van feitelijke leidinggeven.
Indien het hof toch tot een bewezenverklaring zou komen van het onder parketnummer
01-860272-15 primair tenlastegelegde, verzoekt de verdediging om [getuige 1] als getuige te horen. Ter zake van het tenlastegelegde onder beide parketnummers heeft de verdediging subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot het onder parketnummer 01-860272-15 tenlastegelegde tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting van de rechtbank van 23 november 2017 is door alle procespartijen in de zaak met parketnummer 0l-993223-14 uitgegaan van de ‘concept tekst tenlastelegging’ d.d. 6 oktober 2017. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de grondslag van het geding daarmee voldoende vaststaat. Het hof doet dan ook – evenals de rechtbank – recht op grond van de tenlastelegging zoals opgenomen in de zich bij de stukken bevindende ‘concept tekst tenlastelegging’. De verdachte is door de omstandigheid dat geen formele wijziging of aanvulling conform die ‘concept tekst tenlastelegging’ heeft plaatsgevonden niet geschaad in de verdediging. Op dit punt is overigens ook geen verweer gevoerd door de verdediging, noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-993223-14:
hij, als in de Unie gevestigde marktdeelnemer, in of omstreeks de periode van 25 januari 2014 tot en met 18 maart 2014 te Hamburg en/of (elders) in Duitsland, en/of
‘s-Hertogenbosch en/of Vught en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een) hoeveelhe(i)d(en) van een geregistreerde stof van categorie I van de bijlage van Verordening (EG) nummer 111/2005 van de Raad, te weten een (totale) hoeveelheid van (ongeveer) 570 kilogram (van een mengsel bevattende) safrool, heeft ingevoerd in Duitsland, in elk geval in het douanegebied van de Unie, zonder door de bevoegde instanties van Nederland en/of Duitsland, in elk geval de lidsta(a)t(en) waar de importeur(s) is/zijn gevestigd, afgegeven invoervergunning;
Zaak met parketnummer 01-860272-15:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 5 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods/bedrijfspand aangeduid als [adres 2] , gelegen op het perceel [adres 2] - [adres 1] ), een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1434 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
en/of
[bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met
5 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods/
bedrijfspand aangeduid als [adres 2] , gelegen op het perceel [adres 2] - [adres 1] ), een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1434 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte opdracht heeft gegeven tot het plegen van bovenomschreven strafbaar feit, dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 5 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een loods/bedrijfspand aangeduid als [adres 2] , gelegen op het perceel [adres 2] - [adres 1] ) een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1434 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 5 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen,
en/of
[medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 5 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een loods/bedrijfspand aangeduid als [adres 2] , gelegen op het perceel [adres 2] - [adres 1] ) een grote hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1434 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven [bedrijf 1] in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 5 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen,
zulks terwijl hij, verdachte opdracht heeft gegeven tot het plegen van bovenomschreven strafbaar feit, dan wel aan bovenomschreven verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder parketnummer 01-860272-15 primair tenlastegelegde
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, maar met de verdediging, heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-860272-15 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. In het bijzonder acht het hof niet overtuigend bewezen dat de verdachte en/of [bedrijf 1] als (mede)pleger betrokken zijn/is geweest bij het telen van hennep.
Zoals hierna zal blijken, heeft [bedrijf 1] voor de duur van 12 maanden een deel van haar bedrijfspand, gelegen aan de [adres 2] , aan medeverdachte [medeverdachte 1] verhuurd, terwijl [bedrijf 1] ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst wist dat [medeverdachte 1] die ruimte zou gebruiken voor het opzetten en in werking stellen van een hennepkwekerij. De verdachte heeft als bestuurder van [bedrijf 2] , welke BV bestuurder is van [bedrijf 1] , feitelijke leiding gegeven aan deze verboden gedraging.
[bedrijf 1] heeft aldus het telen van hennep door die [medeverdachte 1] gefaciliteerd, bevorderd en vergemakkelijkt, maar naar het oordeel van het hof was deze vorm van samenwerking van [bedrijf 1] met [medeverdachte 1] niet zodanig nauw en bewust dat van het medeplegen van het telen van hennep kan worden gesproken. Daarvoor was de intellectuele en/of materiële bijdrage van [bedrijf 1] van onvoldoende gewicht.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen als getuige van [getuige 1]
Indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen van het onder parketnummer
01-860272-15 primair tenlastegelegde, heeft de verdediging verzocht om [getuige 1] als getuige te horen omtrent de hennepgerelateerde voorwerpen die zijn aangetroffen op de zolder van het pand aan de [adres 4] te ‘s-Hertogenbosch.
Nu het hof niet tot een bewezenverklaring komt van het onder parketnummer 01-860272-15 primair tenlastegelegde, wordt niet aan de voorwaarde voldaan die ten grondslag ligt aan het voorwaardelijk verzoek. Ook overigens ziet het hof geen noodzaak om [getuige 1] als getuige te (laten) horen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-993223-14 en het in de zaak met parketnummer 01-860272-15 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 01-993223-14:
hij, als in de Unie gevestigde marktdeelnemer, in de periode van 25 januari 2014 tot en met 14 maart 2014 te Hamburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk hoeveelheden van een geregistreerde stof van categorie I van de bijlage van Verordening (EG) nummer 111/2005 van de Raad, te weten een hoeveelheid van ongeveer 570 kilogram van een mengsel bevattende safrool, heeft ingevoerd in Duitsland, zonder door de bevoegde instanties van Nederland en/of Duitsland afgegeven invoervergunning;
Zaak met parketnummer 01-860272-15:
[medeverdachte 1] in de periode van 1 mei 2015 tot en met 5 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld in een loods/bedrijfspand aangeduid als [adres 2] , gelegen op het perceel [adres 2] - [adres 1] , ongeveer 1434 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en bij het plegen van welk misdrijf [bedrijf 1] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 5 juni 2015 te ‘s-Hertogenbosch, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die [medeverdachte 1] voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen,
zulks terwijl hij, verdachte aan bovenomschreven verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen

1. Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich aangesloten bij de bewezenverklaring van de rechtbank en de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen, zowel wat betreft het onder parketnummer 01-993223-14 tenlastegelegde als wat betreft het onder parketnummer 01-860272-15 primair tenlastegelegde.

2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft, op de gronden als nader in de pleitnota verwoord, voor zover nog aan de orde, kort samengevat (primair) het volgende aangevoerd.
2.1.
Met betrekking tot het onder parketnummer 01-993223-14 tenlastegelegde
De verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 01-993223-14 tenlastegelegde. Zijn gedragingen kunnen namelijk niet worden aangemerkt als medeplegen. De verdachte wist weliswaar voorafgaand aan de invoer van de sassafrasolie vanuit Vietnam in Duitsland dat het ging om een stof waarvan drugs konden worden gemaakt en hij is ook bij die invoer behulpzaam geweest, maar hij had daarbij slechts een ondersteunende rol. De verdachte heeft informatie van medeverdachte [medeverdachte 2] doorgegeven aan medeverdachte [medeverdachte 3] en vice versa, hij is aanwezig geweest bij ontmoetingen van die [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 3] en hij heeft een bedrag van € 5.000,- gegeven aan de zoon van die [medeverdachte 2] ter betaling van de importkosten. De rol van de verdachte was die van boodschapper. Het was niet ‘zijn handel’. Hij was ook niet de financier daarvan. Zijn gedragingen ‘schuren’ tegen het medeplegen aan, maar zijn van onvoldoende gewicht om de hoge bewijsdrempel van medeplegen te halen. De verdediging hecht in dit verband veel waarde aan het feit dat de verdachte na het kleine deeltransport naar Nederland geen betrokkenheid meer heeft gehad bij de invoer van sassafrasolie: hij verricht geen handelingen meer die betrekking hebben op die invoer, hij komt niet meer in beeld op besproken locaties, hij komt niet meer voor in getapte telefoongesprekken of in sms-berichten en hij wordt niet meer benaderd door (een van) de andere verdachten. Daaruit blijkt dat hij geen concreet belang had bij die invoer, terwijl je dat wel zou verwachten als hij daarvan de financier was, aldus de verdediging.
2.2.
Met betrekking tot het onder parketnummer 01-860272-15 subsidiair tenlastegelegde
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de vraag of het onder parketnummer 01-860272-15 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, zowel wat betreft de primaire variant van plegen als wat betreft de subsidiaire variant van feitelijke leidinggeven.
3. Het oordeel van het hof
3.1.
Algemeen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
3.2.
Met betrekking tot het tenlastegelegde onder parketnummer 01-993223-14: invoer safrool in Duitsland [1]
Het hof sluit zich met betrekking tot het tenlastegelegde onder parketnummer 01-993223-14 grotendeels aan bij de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen en hetgeen de rechtbank omtrent het bewijs heeft overwogen. Daarom neemt het hof deze bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen hierna voor een groot deel integraal over.
3.2.1.
Invoer radiatoren met sassafrasolie maart 2014
Door de Duitse douane wordt op 14 maart 2014 een container met nummer [nummer] gecontroleerd die zojuist vanuit Vietnam de haven van Hamburg is binnengekomen. De verzegelde container bevat 208 olie-verwarmingsradiatoren. Uit nadere controle blijkt dat bij 136 radiatoren de minerale olie is vervangen door sassafrasolie. In totaal wordt 570 kilogram sassafrasolie uit de radiatoren verwijderd en in beslag genomen. De gemanipuleerde radiatoren worden vervolgens met water gevuld, verpakt en weer in de container geladen. Na de controle wordt de container opnieuw verzegeld en voor verdere afhandeling/afgifte achtergelaten. [2]
Uit het rapport van scheikundig onderzoek blijkt dat de drie bemonsterde blikjes met een gele, olieachtige vloeistof met aromatische geur (afkomstig uit de radiatoren) bestaan uit een mengsel (sassafrasolie) met als hoofdbestanddeel safrool (circa 70-75%). De stof safrool kan uit een mengsel door middel van gefractioneerde destillatie/extractie relatief eenvoudig worden geïsoleerd. Met een zuivere hoeveelheid van 427 kilogram safrool kan door middel van een tweetrapssynthese ongeveer 299 kilogram PMK worden vervaardigd. [3]
In het transportdocument van de radiatoren die op 14 maart 2014 vanuit Ho Chi Minhstad
naar Hamburg worden verscheept staat de firma ‘ [bedrijf 3] ’ uit het Duitse Plettenberg als importeur vermeld. [4] Uit Duits onderzoek blijkt dat [bedrijf 3] een fictief bedrijf is van [medeverdachte 2] en dat een uit het onderzoek naar voren gekomen Duits telefoonnummer aan hem toebehoort. Ook blijkt uit dit Duitse onderzoek dat tijdens de onderzoeksperiode met dit telefoonnummer telecommunicatiecontacten worden onderhouden met de verdachte en [medeverdachte 3] . Vastgesteld wordt namelijk dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gekoppeld aan een abonnement op naam van de verdachte en dat hij de daadwerkelijke gebruiker is van dit telefoonnummer. [5] Na vergelijking van de stem van de gebruiker van [telefoonnummer 2] en de stem van de te naam gestelde en gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] wordt vastgesteld dat [medeverdachte 3] van beide telefoonnummers de gebruiker is. [6]
De verdachte heeft verklaard [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met elkaar in contact te hebben gebracht. [7] Dat [bedrijf 3] het bedrijf van [medeverdachte 2] is, werd tevens door de verdachte bevestigd tijdens zijn eerste verhoor bij de FIOD. [8]
3.2.2.
Voorafgaande aan de levering van maart 2014 in Hamburg
Uit de taps in het Duitse onderzoek op de communicatie van [medeverdachte 2] blijkt dat [medeverdachte 2] van Neutral Marine de vraag krijgt of Neutral Marine de invoerprocedure en de bezorging van een container, die op 5 maart 2014 voor [medeverdachte 2] binnen zal komen, vanuit Vietnam kan overnemen. [medeverdachte 2] beklaagt zich vervolgens bij de verdachte, omdat hij niet eerder is geïnformeerd over deze zending. [medeverdachte 2] dringt bij de verdachte aan op een betaling en een ontmoeting, waarna wordt afgesproken elkaar op 24 februari 2014 in Asten te treffen. [9]
Op 24 februari 2014 wordt een ontmoeting geobserveerd tussen [medeverdachte 2] , [betrokkene 1] , de verdachte en [medeverdachte 3] bij het [hotel] te Asten. Uit Duitse tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] de verdachte op 6 maart 2014 een sms stuurt dat hij de papieren, waaronder de factuur, nodig heeft voor de invoer en dat de verdachte de papieren moet mailen naar [adres 4] . Vervolgens dringt [medeverdachte 2] op 14 maart 2014 bij de verdachte erop aan dat hij 5.000 euro voor de invoerprocedure van de radiatoren bij zijn zoon in Drunen moet langsbrengen. [10]
De zoon van [medeverdachte 2] is als getuige gehoord en heeft bevestigd dat hij op of omstreeks 14 maart 2014 op verzoek van zijn vader een geldbedrag van 5.000 euro in ontvangst heeft genomen. [11] Ook de verdachte heeft bevestigd dat hij een bedrag van 5.000 euro heeft overhandigd aan de zoon van [medeverdachte 2] . [12]
3.2.3.
Het transport van de goederen van Hamburg naar Viersen
Op 19 maart 2014 wordt de verdachte gebeld door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] meldt aan de verdachte dat de goederen er zijn en dat deze in de loop van de dag bij hem aan zullen komen. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij een chauffeur heeft om het naar de grens te brengen zodat het kan worden afgehaald en dat de verdachte er rekening mee moet houden dat hij een behoorlijke auto nodig heeft om de goederen mee te kunnen vervoeren omdat de lading ruim 3.700 kilo weegt. [13]
Uit observatie door de Duitse autoriteiten blijkt vervolgens dat de container met daarin de radiatoren op 19 maart 2014 door een transportbedrijf met een vrachtauto in Hamburg wordt opgehaald en dat de lading wordt geleverd bij de loods van Z-Solar GmbH aan de [adres 5] (Viersen). [14]
Op 20 maart 2014 wordt de verdachte nogmaals gebeld door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] vraagt wanneer de verdachte de goederen komt ophalen. De verdachte zegt dat hij denkt dat ‘die andere’ morgen komt in plaats van hijzelf en dat hij ook het geld meeneemt. Het tijdstip zal hij nog laten weten omdat hij ‘die andere’ nog niet heeft gesproken en deze niet in de buurt is vandaag. [15]
3.2.4.
Het transport van een deel van de goederen van Viersen naar Nederland
Op 21 maart 2014 ontvangt de verdachte een sms van [medeverdachte 2] met de vraag of hij al een tijdstip weet waarop de chauffeur komt. Direct na ontvangst van het sms-bericht belt de verdachte naar [medeverdachte 3] of hij in de buurt is. Deze antwoordt bevestigend. [medeverdachte 2] belt enige tijd later naar de verdachte met de vraag of hij hem net heeft ge-sms’t heeft met ‘dat andere’ nummer omdat er wordt afgesloten met ‘ [verdachte] ’. De verdachte zegt dat dat ‘die andere’ is geweest. [medeverdachte 2] dringt aan op betaling. De verdachte geeft aan dat het met het geld wel goed zit, dat weet hij zeker. [medeverdachte 2] zegt tegen de verdachte dat ‘die ander’ hem even met ‘dat andere’ nummer moet bellen om afspraken te maken. Vervolgens wordt [medeverdachte 2] door [medeverdachte 3] gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 3] deelt [medeverdachte 2] mede dat het transport niet door kan gaan in verband met verscherpte grenscontroles. [16]
Op 2 april 2014 sms’t [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] of zij elkaar vandaag of morgen kunnen treffen. [medeverdachte 3] belt [medeverdachte 2] en vraagt naar de datum en de tijd waarop de lading kan worden weggehaald en kan worden getransporteerd van Duitsland naar Nederland. [medeverdachte 3] geeft aan het op vrijdag te houden en nog even te overleggen met ‘die andere’. Tussen [medeverdachte 3] en de verdachte vinden de volgende dag diverse contactpogingen plaats. Tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] wordt even later afgesproken elkaar op vrijdag om 10.00 uur te ontmoeten waar zij elkaar ‘altijd’ zien. [medeverdachte 2] zegt meermalen dat [medeverdachte 3] niet moet vergeten geld mee te nemen. [17]
Op 4 april 2014 wordt een observatieteam ingezet in de omgeving van het [hotel] te Asten. Er wordt een ontmoeting en gesprek geregistreerd tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Op het moment dat [medeverdachte 2] opstaat en naar buiten gaat om te roken, belt [medeverdachte 3] naar de verdachte dat hij niet moet opnemen als [medeverdachte 2] belt. Op hetzelfde moment probeert [medeverdachte 2] meermalen contact op te nemen met de verdachte. De verdachte belt [medeverdachte 2] terug en [medeverdachte 2] zegt tegen de verdachte dat ‘die knaap’ [hof: [medeverdachte 3] ] hier staat met ‘10 rooie’, dat hij geen ‘24 of 25’ bij zich heeft en dat [medeverdachte 3] daarom maar een gedeelte wil meenemen. De verdachte geeft aan dat [medeverdachte 2] dat met [medeverdachte 3] moet regelen omdat dat zijn taak niet is. [18] Ter terechtzitting van de rechtbank van 23 november 2017 heeft de verdachte verklaard dat met ’10 rooie’ 10.000 euro wordt bedoeld en dit bedrag voldaan moest worden ten behoeve van de partij radiatoren die waren gevuld met safrool. [19]
Nadat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn vertrokken uit het hotel, stapt [medeverdachte 2] in een Dodge Nitro [kenteken 1] en [medeverdachte 3] in een Volkswagen Polo [kenteken 2] en rijden zij samen weg. Gezien wordt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij het Shell-tankstation in Asten stoppen en met twee onbekend gebleven mannen staan te praten die daarna in een witte Peugeot Boxer bestelbus met het Nederlandse kenteken [kenteken 3] stappen. [20] Uit raadpleging van het kentekenregister blijkt dat het kenteken [kenteken 3] en het kenteken [kenteken 2] beide staan geregistreerd op naam van een bedrijf van de verdachte, hetgeen door de verdachte ten tijde van zijn verhoor bij de FIOD is bevestigd. [21]
Door het Duitse observatieteam wordt vervolgens waargenomen dat de Peugeot-bestelbus bij een tankstation in Kaldenkirchen wordt overgenomen door een handlanger van [medeverdachte 2] (Gielessen). Gezien wordt dat de Peugeot Boxer stopt voor de deur van de loods in Viersen en dat twee pallets met radiatoren in de bestelbus worden geladen. Vervolgens wordt de bus door Gielessen teruggebracht naar het tankstation in Kaldenkirchen waar [medeverdachte 2] staat te wachten en de twee onbekend gebleven mannen in de bestelbus stappen en richting Nederland rijden. [22]
Door het Nederlandse observatieteam wordt gezien dat de Peugeot [kenteken 3] stopt voor het perceel [adres 6] te Haaren en het terrein oprijdt. Nadat de bestelbus het terrein enige tijd later heeft verlaten, wordt de bestelbus waargenomen op het terrein van sportcomplex De Maaspoort te ‘s-Hertogenbosch. De twee onbekende mannen stappen uit en maken contact met [medeverdachte 3] . Door de mannen wordt een kartonnen doos met de kleuren wit, rood en zwart met een afmeting van ongeveer 80 x 80 x 20 centimeter uit de Peugeot Boxer gehaald en in een bedrijfsauto Citroën Berlingo met kenteken [kenteken 4] geladen. De onbekend gebleven mannen rijden vervolgens met de bedrijfsauto weg. [medeverdachte 3] en de verdachte worden op het terrein van het sportcomplex waargenomen in een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 5] . Vervolgens wordt gezien dat de verdachte de Peugeot [kenteken 3] met een sleutel opent, instapt en wegrijdt. De verdachte parkeert de bestelbus ter hoogte van zijn woning aan [adres 1] . [23]
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de FIOD verklaard dat [medeverdachte 3] de Peugeot Boxer die werd gebruikt bij het radiatorentransport bij hem had geleend en dat hij deze inderdaad op 4 april 2014 heeft opgehaald bij sportcomplex de Maaspoort. [24]
3.2.5.
Gesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]
Op 6 april 2014 stuurt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] een sms-bericht met de tekst: ‘WAAROM ZIJN ONZE DINGEN OPEN?’. [medeverdachte 2] geeft aan dat ze vanuit de container in een hal zijn gezet en dat er niemand bij is geweest. [medeverdachte 3] wil van [medeverdachte 2] weten waarom de radiatoren open zijn en er één helemaal leeg is. Op 7 april 2014 zegt [medeverdachte 2] dat dit dan bij de douane gebeurd moet zijn omdat het zegel eraf was toen ze binnenkwamen. [medeverdachte 3] vraagt of het veilig is om de rest op te halen. Op 8 april 2014 wordt afgesproken om de overige radiatoren op donderdag op te halen. Op 10 april 2014 treffen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] elkaar opnieuw in het [hotel] te Asten. [25] Tijdens de observatie van de ontmoeting wordt een deel van het gesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] opgenomen door middel van een technisch hulpmiddel. Door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] wordt onder meer gesproken over ‘kachels’. Gelet op de context van de opgenomen vertrouwelijke communicatie kan hieruit worden afgeleid dat wordt gedoeld op de verwarmingsradiatoren gevuld met safrool, afkomstig uit Vietnam. Uit het gesprek komt naar voren dat [medeverdachte 2] aan [verdachte] [het hof begrijpt: de verdachte] 10% van de opbrengst heeft gevraagd. [medeverdachte 3] geeft aan dat het zegel verbroken was van de zending die de twee [hof: onbekend gebleven] personen hebben meegenomen en de inhoud eruit is gehaald. [medeverdachte 3] zegt de papieren van de verzending te hebben vanuit Vietnam en op beeld te hebben staan dat de zegels er nog op zaten voordat ze in het krat gingen. [medeverdachte 2] zegt dat hij er niets mee te maken heeft en dat ze nu naar de loods zullen rijden. [medeverdachte 3] geeft aan dat [verdachte] [hof: de verdachte] in dit verhaal op de ‘schopsteen’ zit en bang is. [medeverdachte 3] geeft ook aan altijd met de verdachte te hebben gewerkt en dat zij partners zijn geweest, dat de verdachte met het idee tot het opzetten van een handel in Vietnam is gekomen en zij niets hadden. [medeverdachte 3] geeft verder aan dat hij alles heeft opgezet en de verdachte pas twee weken later naar Vietnam is gekomen. [medeverdachte 3] zegt dat hij de samenwerking met de verdachte toen al stop had moeten zetten en dat hij nu niet meer met de verdachte wil werken. [medeverdachte 2] geeft aan dat het ook de verdachte zijn geld is, dat de verdachte tegen hem heeft gezegd: ‘Ik ben de financier, hij [hof: [medeverdachte 3] ] is maar een meeloper’ en dat [medeverdachte 3] nu tegen hem zegt met de verdachte niets te maken te willen hebben. [medeverdachte 3] vertelt dat de verdachte er 10.000 euro plus 2.500 euro en dus in totaal 12.500 euro in heeft gestoken, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij [hof: [medeverdachte 3] ] de investering terug moet geven en dat hij tegen de verdachte moet zeggen dat hij dood kan vallen. [medeverdachte 2] geeft voorts aan dat het voor hem alleen papierwerk is, dat hij de handel niet ziet en dat hij er verder niets mee te maken wil hebben. Ook zegt [medeverdachte 2] dat ze de hele container vol hadden moeten stoppen met kacheltjes, achterin die ‘dingen’ [hof: kacheltjes met safrool] en de eerste twintig rijen desnoods met kacheltjes gevuld met water. [medeverdachte 2] zegt het heel goedkoop te hebben gedaan en dat hij normaal 20% in plaats van de gevraagde 10% vraagt. [medeverdachte 2] geeft aan dat als hij belt dat hij het transport heeft geregeld, [medeverdachte 3] moet zorgen dat hij er is, dat ze dan de twee auto’s tegen elkaar zetten, de lading overladen en dat er dan wordt betaald. [medeverdachte 3] zegt schijt te hebben aan de verdachte en dat hij rechtstreeks met [medeverdachte 2] wil werken. [medeverdachte 2] geeft aan eerst deze zending te zullen afwerken en dat ze daarna met elkaar om tafel zullen gaan zitten. [medeverdachte 2] zegt dat ‘jullie’ [het hof begrijpt: [medeverdachte 3] en de verdachte] kacheltjes hebben gekocht en 100 of 150 kachels hebben geprepareerd en vraagt of er overal een zegel overheen is geplakt. [medeverdachte 3] antwoordt dat dit zo is en dat er niets aan de hand is als de zegels nu overal nog op zitten. [medeverdachte 2] zegt dat hij zich niet kan voorstellen dat de douane 200 van die kachels heeft gecontroleerd en het spul eruit heeft gehaald. Als dat zo is, krijgt dit volgens hem nog wel een staartje waar hij zich wel tegen in zal dekken. Vervolgens wordt afgesproken bij de loods te gaan kijken. [26] stapt in een Maserati met Duits kenteken [kenteken 6] en [medeverdachte 3] in een BMW Z4 met kenteken [kenteken 7] waarna zij samen wegrijden richting de Duitse grens en de observatie wordt overgenomen door de Duitse autoriteiten. [27]
Door het Duitse observatieteam wordt gezien dat de Maserati gevolgd door de BMW Duitsland in rijdt en dat [medeverdachte 3] bij een Audi-dealer als bijrijder bij [medeverdachte 2] in de Maserati stapt waarna zij wegrijden. De Maserati verschijnt bij de loods aan de [adres 7] in Viersen waar de radiatoren zijn opgeslagen. Gezien wordt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de loods in gaan. Gezien wordt dat Gielessen bij de loods vertrekt en terugkomt met een zwarte jerrycan. Gevolgd door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gaan zij al sprekend terug de loods in. Bij vertrek wordt gezien dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de Maserati in stappen en Gielessen met een jerrycan naar een Seat Alhambra met kenteken [kenteken 8] loopt en de jerrycan achter in de Seat plaatst. De Maserati en de Seat rijden vervolgens achter elkaar aan naar de plaats waar de BMW van [medeverdachte 3] staat geparkeerd waarna [medeverdachte 3] instapt, de Maserati achter blijft en de Seat gevolgd door de BMW Nederland in rijdt. [28]
Door het Nederlandse observatieteam wordt gezien dat de BMW en de Seat het terrein van een tankstation in Tegelen op rijden, [medeverdachte 3] en Gielessen uitstappen, zij contact met elkaar maken, [medeverdachte 3] de jerrycan overhandigd krijgt en [medeverdachte 3] vertrekt met de BMW. [29]
3.2.6.
Transport tweede gedeelte van de goederen van Viersen naar Nederland
Op 11 april 2014 stuurt [medeverdachte 2] een sms-bericht naar [medeverdachte 3] met de vraag wanneer hij de lading op komt halen. [medeverdachte 3] geeft aan dat hij in het buitenland is en dat ze woensdag de resterende radiatoren komen ophalen. Afgesproken wordt op woensdag omstreeks 13.00 uur bij de garage aan de [adres 7] in Viersen. [medeverdachte 3] stuurt op 16 april 2014 een sms-bericht naar [medeverdachte 2] met de tekst ‘12.20 uur garage’. [30]
Door het Duitse observatieteam wordt gezien dat [medeverdachte 2] op 16 april 2014 omstreeks 12.25 uur bij de loods in Viersen is verschenen. Ook [medeverdachte 3] is aanwezig met een BMW 24 Roadster met kenteken [kenteken 7] . Van Duitse zijde wordt medegedeeld dat de radiatoren in een Duitse vrachtwagen met kenteken [kenteken 9] geladen zouden worden met als bestuurder Gielessen. Door het Duitse observatieteam wordt gezien dat de radiatoren op pallets bij de roldeur van de loods worden gezet en dat [medeverdachte 3] de radiatoren met plastic folie omwikkelt. De radiatoren worden vervolgens door Gielessen en [medeverdachte 3] met een heftruck en een palletwagen in voornoemde vrachtwagen geladen. [medeverdachte 3] stapt in de BMW en rijdt tezamen met de vrachtwagen naar Nederland. [31]
Door het Nederlandse observatieteam wordt gezien dat [medeverdachte 3] op de kruising met de [adres 8] te Vught als bijrijder in de vrachtwagen met kenteken [kenteken 9] stapt, dat de vrachtwagen stopt en wordt geparkeerd nabij het perceel aan de [adres 8] te Vught. Een oudere man, naar later blijkt [betrokkene 2] [32] , helpt bij het uitladen van de vrachtwagen. Uit de vrachtwagen worden 40 tot 50 rood met witte kartonnen dozen gelost welke op een pallet op elkaar worden gestapeld. Op de dozen is de witte tekst ‘FILLED RADIATOR’ met daaronder de code ‘ [kenteken 10] ’ te zien. [33] , [34]
Op 5 juni 2015 wordt het perceel aan de [adres 8] te Vught doorzocht. Bij de doorzoeking worden in de garage 25 op elkaar gestapelde verwarmingsradiatoren aangetroffen. De radiatoren zijn ontdaan van hun dozen en de stroomkabels blijken te zijn afgeknipt. [35] In een stacaravan in de tuin worden twee Saiko radiatoren in de doos aangetroffen. De dozen zien er gehavend uit en zijn gelet op hun uiterlijke toestand niet geschikt voor de reguliere verkoop. Ook worden er 86 afgeknipte stroomkabels aangetroffen welke identiek zijn aan de stroomkabels die zich nog aan de twee aangetroffen radiatoren bevinden. [36] De radiatoren blijken allen identiek aan de Saiko [kenteken 10] radiatoren waarin door de Duitse autoriteiten safrool is aangetroffen. [37]
3.2.7.
Doorzoeking [adres 9] in Waardenburg
Bij de doorzoeking op 16 september 2015 van een bedrijfspand aan de [adres 9] te Waardenburg, waarvan [medeverdachte 3] sleutels in zijn bezit heeft en waarvan ruimten door hem worden gebruikt, wordt een aantal USB-sticks met gewiste foto’s in beslag genomen. Op een van de USB-sticks worden foto’s aangetroffen van de productie van sassafrasolie, het prepareren van radiatoren en het beladen van een zeecontainer met radiatoren in Vietnam welke zijn gemaakt in de nabijheid van Ho Chi Minh City. [38] Uit de bestandseigenschappen kan worden afgeleid dat de productie van sassafrasolie uit delen van de sassafrasboom plaatsvond op 6 september 2013. [39] Op een aantal foto’s is te zien dat twee Aziatische mannen bezig zijn om gedemonteerde radiatoren met behulp van een trechter te vullen met een gelige vloeistof. Tal van dozen zijn voorzien van het opschrift Saiko [kenteken 10] met daarin de gedemonteerde bedieningspanelen van de radiatoren. De dozen komen qua kleurstelling overeen met die waarin de Duitse autoriteiten de met sassafrasolie gevulde radiatoren werden aangetroffen. Uit de bestandseigenschappen van de foto’s kan worden afgeleid dat het prepareren van de radiatoren plaatsvond op 15 januari 2014. [40] Ook worden foto’s inzichtelijk gemaakt waarop te zien is dat drie Aziatische mannen radiatordozen in een zeecontainer laden die zich op een vrachtwagen bevindt. Tevens is de verzegeling van de container gefotografeerd. Het nummer van de container betreft [nummer] . Dit nummer komt overeen met het dat van de container waarin de Duitse autoriteiten op 14 maart 2014 de met sassafrasolie gevulde radiatoren aantroffen. Uit de bestandseigenschappen van de foto’s kan worden afgeleid dat het beladen van de container plaatsvond op 25 januari 2014 en de container op 27 januari 2014 verzegeld werd. [41] Tevens wordt er op een van de USB-sticks een foto aangetroffen van [medeverdachte 3] , gemaakt op
27 januari 2014. De foto is gemaakt met hetzelfde toestel als de foto van de zeecontainer met het nummer [nummer] . [42] De stempelafdrukken van Vietnam Immigration van
25 december 2013 en 10 februari 2014 in het paspoort van [medeverdachte 3] wijzen uit dat [medeverdachte 3] ten tijde van het beladen en het verschepen van de container in Vietnam was. [43]
3.2.8.
Levering van vier soortgelijke radiatoren in 2013
Uit het einddossier blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 3] in de periode 21 juli 2013 tot 25 juli 2013 allebei in Vietnam verbleven. [44] Op de in beslag genomen telefoon van de verdachte is een tweetal foto’s aangetroffen van een metaalwerkplaats in Vietnam, gemaakt op 23 juli 2013. [45] De verdachte heeft bij de FIOD verklaard op uitnodiging van [medeverdachte 3] naar Vietnam te zijn gegaan voor het opzetten van een handel in schadeauto’s en motoren. [medeverdachte 3] sprak de taal en zou een afzetmarkt in Vietnam hebben. Dit plan bleek niet goed uitvoerbaar wegens een logistiek probleem om de onderdelen op tijd geleverd te krijgen en de onkunde van de mensen, aldus de verdachte. De verdachte heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 3] de metaalwerkplaats bezocht in verband met een door [medeverdachte 3] op te zetten handel in schakelkasten en dat hijzelf als belangstellende is meegegaan. [46] [medeverdachte 3] heeft hierover verklaard dat hij voor de verdachte de contacten in Vietnam moest leggen voor de import van motoren en dat hij de verdachte daarom in contact heeft gebracht met de verkopers van de motoren. Hierna zou de verdachte verder zijn eigen gang zijn gegaan, aldus [medeverdachte 3] . [47] Geconfronteerd met de genoemde foto’s van de metaalwerkplaats verklaart [medeverdachte 3] dat de verdachte dit adres in Hanoi wilde bezoeken in verband met compressoren en dat hij met hem is meegegaan. [48]
Op de in beslag genomen USB-sticks van [medeverdachte 3] zijn foto’s aangetroffen van een Vietnamese factuur van International Trading Saigon van mei 2013 met betrekking tot vier Saiko [kenteken 10] radiatoren. De factuur was geadresseerd aan de (fictieve) onderneming [bedrijf 3] , Auf dem Loh 7, 58840 Plettenberg (Duitsland). Op de factuur stond tevens het Duitse telefoonnummer [telefoonnummer 4] vermeld. [49] Uit tapgesprekken in het Duitse onderzoek blijkt dat de verdachte aan [medeverdachte 2] in oktober 2013 vraagt of hij voor een mogelijk nieuwe klant de daaropvolgende week in de buurt is. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij de verdachte hierover later zal informeren en dat de omzet- en invoerbelasting nog moet worden betaald voor de zending die volgende week binnenkomt in de haven van Hamburg. [medeverdachte 2] zegt dat de verdachte de jongen moet meenemen die geïnteresseerd is. Na een ontmoeting op 8 oktober 2013 belt [medeverdachte 2] de verdachte de volgende dag en zegt dat de verdachte [medeverdachte 2] zijn telefoonnummer aan ‘de kleine man’ die gisteren bij de ontmoeting was moet doorgeven. [50] Ter terechtzitting van de rechtbank van 23 november 2017 heeft de verdachte bevestigd dat met ‘de kleine man’ de verdachte [medeverdachte 3] wordt bedoeld. [51] Voorts blijkt uit informatie van de Duitse autoriteiten dat de vanuit Vietnam afkomstige en via [medeverdachte 2] geïmporteerde radiatoren op 22 oktober 2013 in de haven zijn binnengekomen en tot 30 oktober 2013 in Plettenberg opgeslagen stonden voordat ze in opdracht van de verdachte werden opgehaald. [52]
3.2.9.
Vergunning
Uit de door de Nederlandse douane verstrekte gegevens blijkt dat er zowel aan de verdachte als aan [medeverdachte 3] geen vergunning is afgegeven voor de in- en uitvoer van stoffen in het kader van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. [53]
3.2.10.
Wetenschap
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat toen de container eraan kwam, hij wel een idee had van wat daar in zat, maar dat hij het niet zeker wist omdat hem niets was verteld. Het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. De verdachte heeft immers bij de FIOD erkend vóór zijn aanhouding op de hoogte te zijn geweest van het vervoer en de invoer van 570 kilogram safrool in een partij elektrische verwarmingsradiatoren vanuit Vietnam. [54] De verdachte heeft bij de FIOD verklaard bij een aantal gesprekken tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in het [hotel] te Asten te zijn geweest waarbij het ging over de invoer van safrool in radiatoren die vanuit Vietnam naar Duitsland zouden worden gebracht. De taakverdeling leek hem daarbij duidelijk. [medeverdachte 3] had de contacten in Vietnam en sprak de taal en zou regelen dat het spul verstuurd werd en [medeverdachte 2] zou ervoor zorgen dat het spul Duitsland zou worden binnengebracht. De verdachte heeft bij de FIOD verklaard dat hij wist dat dit fout was en dat het voor drugs was. Ook heeft hij bij de FIOD toegegeven dat hij wel eens tegen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft gezegd dat als met de handel geld werd verdiend, ze aan hem moesten denken. [55]
Dat de verdachte al vóór de tenlastegelegde periode op de hoogte was van de handel blijkt ook uit het getuigenverhoor van [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris. [medeverdachte 2] heeft bij die gelegenheid verklaard dat de verdachte wist van de proefzending van de vier of zes kacheltjes die hij in 2013 op zijn zakenadres heeft laten bezorgen. [56] Dit wordt bevestigd door het hierboven aangehaalde OVC-gesprek van 10 april 2014, waarin [medeverdachte 3] zegt altijd met de verdachte te hebben gewerkt en dat zij partners zijn geweest, dat de verdachte met het idee tot het opzetten van de handel in Vietnam is gekomen en dat zij niets hadden.
3.2.11.
Medeplegen
Het hof stelt voorop, dat voor een bewezenverklaring van medeplegen sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht moet zijn. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Voor de vraag of sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt, nu het erom gaat dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
In aanvulling op hetgeen hiervóór reeds over de rol van de verdachte en zijn wetenschap is vastgesteld, overweegt het hof met de rechtbank nog het volgende met betrekking tot de door hem afgelegde verklaringen.
Door de verdachte worden verschillende, wisselende verklaringen afgelegd als hij wordt geconfronteerd met de betalingen die hij heeft gedaan. Bij de FIOD heeft de verdachte verklaard dat hij in totaal 13.000 euro heeft voldaan in verband met de vereffening van een schuld die ene [betrokkene 3] had bij [medeverdachte 2] en [betrokkene 1] . Van dit bedrag heeft hij 5.000 euro via de zoon van [medeverdachte 2] voldaan en 8.000 euro heeft hij aan [betrokkene 1] betaald. Na confrontatie met het OVC-gesprek van 10 april 2014 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , waarin [medeverdachte 3] zegt dat de verdachte in totaal 12.500 euro in het safrool-project heeft geïnvesteerd, geeft de verdachte als verklaring dat [medeverdachte 3] de witte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] van hem heeft geleased en [medeverdachte 3] deze auto met toestemming van de verdachte heeft verkocht voor een bedrag van 10.000 euro. Aangezien [medeverdachte 3] krap bij kas zou zitten, zouden zij afrekenen op het moment dat de radiatoren met safrool zouden zijn geleverd. Ter terechtzitting van de rechtbank heeft de verdachte verklaard een aantal keer geld te hebben geleend aan [medeverdachte 3] . De 5.000 euro die hij aan de zoon van [medeverdachte 2] heeft gegeven was een onderdeel van deze 12.500 euro en moest door [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] worden betaald voor de levering van de radiatoren gevuld met safrool. Later heeft hij naar eigen zeggen nog een keer 7.500 euro voorgeschoten voor [medeverdachte 3] omdat [medeverdachte 3] zijn verplichtingen bij [medeverdachte 2] niet nakwam.
De verdachte heeft bij de FIOD verklaard dat hij denkt dat het safrool-project is opgezet met zijn geld, maar dat hij ontkent hierin te hebben geïnvesteerd. Het hof acht met de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Het hof stelt in navolging van de rechtbank vast dat de verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met elkaar in contact heeft gebracht en [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] heeft voorgesteld als ‘nieuwe klant’. [medeverdachte 2] belde de verdachte als het ging over de aanlevering van facturen en de papieren ten behoeve van de invoer. De verdachte erkent dit, maar stelt deze papieren nooit te hebben aangeleverd, stelt dat de partij radiatoren niet voor hem bestemd was en hij enkel fungeerde als tussenpersoon. Het hof stelt vast dat de verdachte degene is die wordt gebeld als de radiatoren met safrool binnenkomen en zo snel mogelijk moeten worden opgehaald nadat de leges zijn voldaan. Uit de tapgesprekken blijkt van voortdurend contact en overleg tussen [medeverdachte 2] , de verdachte en [medeverdachte 3] . Dit sterkt het hof in de overtuiging dat de verdachte voornamelijk als financier fungeerde, zoals ook naar voren komt in het genoemde OVC-gesprek van 10 april 2014 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zoals hiervóór is overwogen, ligt bij de vraag of sprake is van medeplegen het accent echter op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Dat de verdachte niet meer in beeld komt nadat wordt vastgesteld dat de zegels van de radiatoren zijn verbroken en de inhoud is verwijderd, doet daaraan niet af. Het is zeer wel denkbaar dat de verdachte zich op dat moment heeft gerealiseerd dat de invoer van sassafrasolie in Duitsland mogelijk is ontdekt door controle- of opsporingsautoriteiten en dat hij zich vervolgens bewust stil heeft gehouden uit angst voor eventuele strafrechtelijke vervolging. Het hof vindt hiervoor steun in het hierboven aangehaalde OVC-gesprek van
10 april 2014, waarin [medeverdachte 3] aangeeft dat [verdachte] [hof: de verdachte] in dit verhaal op de ‘schopsteen’ zit en bang is.
Wat van dit laatste ook zij, op grond van al hetgeen het hof hiervóór heeft overwogen, stelt het hof evenals de rechtbank vast dat door de verdachte een wezenlijke bijdrage is geleverd aan de totstandkoming van de invoer van een partij safrool in Duitsland terwijl aan hem en zijn mededaders daarvoor geen vergunning was afgegeven. Het hof is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij ieders intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht was, om te kunnen spreken van medeplegen. Het hof acht het tenlastegelegde medeplegen dan ook bewezen.
3.2.12.
Conclusie
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en hetgeen hiervóór is overwogen, acht het hof het onder parketnummer 01/993223-14 tenlastegelegde wettig en overtuigen bewezen zoals hierboven onder het kopje ‘Bewezenverklaring’ is verwoord.
3.3.
Met betrekking tot het tenlastegelegde onder parketnummer 01/860272-15: (feitelijke leidinggeven aan) bedrijfsmatige hennepteelt [57]
3.3.1.
De aangetroffen hennepkwekerij
Op 5 juni 2015 is in twee ruimtes in een bedrijfspand op het adres [adres 2] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de ene ruimte stonden 867 hennepplanten en in de andere ruimte 567 hennepplanten. De planten waren ongeveer 35 dagen oud. [58]
Het hof stelt evenals de rechtbank aan de hand van het aantal planten (de omvang van de teelt) en de inrichting van de kweekruimtes (de wijze van telen) vast dat er sprake was van bedrijfsmatige hennepteelt. Zo werd er gebruik gemaakt van een grondwaterput voor de watervoorziening en stonden de hennepplanten onder kweeklampen die werden aangestuurd door tijdklokken. Voorts was de luchtverversing en de luchtafvoer geregeld door een aan- en afzuiginstallatie en bevond zich in beide kweekruimtes een zelfstandig koolstoffilter. [59]
Het bedrijfspand is eigendom van [bedrijf 1] [60] met als enig aandeelhouder en bestuurder [bedrijf 2] . De verdachte is de bestuurder van [bedrijf 2] . [61]
3.3.2.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep
In hoger beroep heeft de verdachte gedeeltelijk een andere verklaring afgelegd dan in eerste aanleg. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij een deel van het bedrijfspand aan [adres 2] (gelegen op het perceel [adres 2] - [adres 1] ) voor een periode van 12 maanden heeft verhuurd aan medeverdachte [medeverdachte 1] . De verdachte kende [medeverdachte 1] van de sportschool. [medeverdachte 1] had hem gevraagd of hij een ruimte kon huren.
Volgens de verdachte wist hij ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst dat [medeverdachte 1] die ruimte zou gaan gebruiken voor het opzetten en in werking stellen van een hennepkwekerij. De verdachte is niettemin met [medeverdachte 1] in zee gegaan. Hij heeft tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij geen last wilde hebben van wat er in die ruimte zou gaan gebeuren en heeft verder ‘de andere kant op gekeken’. De verdachte had zelf geen toegang tot de verhuurde ruimte en is er ook niet binnen geweest. Hij woonde wel zelf op het perceel, op het adres [adres 1] .
De verdachte heeft voor de huur van de ruimte eenmalig een bedrag van € 10.000,- van [medeverdachte 1] ontvangen en daarnaast een bedrag van € 800,- tot € 850,- per maand aan huur.
3.3.3.
Huurovereenkomst
De verdachte heeft bevestigd eigenaar te zijn van de panden [adres 2] tot en met [adres 1] te ‘s-Hertogenbosch en zelf woonachtig te zijn op de [adres 1] . [62]
Ter onderbouwing van zijn verklaring dat hij de ruimte heeft verhuurd aan [medeverdachte 1] , heeft de verdachte aan de FIOD een huurcontract overgelegd. In dat huurcontract staat
– kort gezegd – dat [medeverdachte 1] met ingang van 1 februari 2015 de bedrijfsruimte aan [adres 2] huurt van [bedrijf 1] voor de periode van 12 maanden voor een bedrag van € 800,- per maand. Het huurcontract is ondertekend door de verdachte, namens [bedrijf 1] , en door [medeverdachte 1] . [63]
Verder heeft de verdachte een aantal overzichten overgelegd aan de FIOD van zijn zakelijke betaalrekening met bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] . Uit de bankafschriften blijkt dat er op 2 april 2015 968 euro aan huur over maart en op 5 mei 2015 968 euro aan huur over april is overgemaakt vanaf bankrekeningnummer IBAN [rekeningnummer 2] . Voorts heeft de verdachte een aantal facturen overgelegd van [bedrijf 1] , gericht aan [medeverdachte 1] van 11 februari 2015, 1 maart 2015, 1 april 2015, 30 april 2015 en 31 mei 2015 aangaande huur over de maanden februari tot en met juni 2015. [64] , [65]
[medeverdachte 1] heeft twee sleutels gekregen, één van het toegangshek van het perceel en één van de toegangsdeur van de gehuurde bedrijfsruimte. [66]
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte zich vereenzelvigt met [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte immers verklaard dat ‘hij’ de bedrijfsruimte heeft verhuurd aan [medeverdachte 1] , terwijl uit het overgelegde huurcontract blijkt dat [bedrijf 1] formeel de verhuurder is. De bestuurder van [bedrijf 1] is, zoals hiervóór is overwogen, [bedrijf 2] , van welke BV de verdachte de enige bestuurder is.
[medeverdachte 1] heeft bevestigd een ruimte gelegen aan de [adres 2] te hebben gehuurd, maar hij heeft ook verklaard dat hij die ruimte direct heeft onderverhuurd aan een Hongaarse man genaamd ‘ [naam 1] ’. [medeverdachte 1] overhandigde na zijn invrijheidstelling een kopie van een Hongaars ID-bewijs op naam van ‘ [naam 1] , [naam 1] ’, een huurovereenkomst tussen [medeverdachte 1] en ‘ [naam 1] ’ en afschriften van vijf verschillende overschrijvingen van de SNS-bank, verricht op 21 februari 2015, 27 maart 2015, 16 april 2015, 30 april 2015 en 22 mei 2015 met in de omschrijving de naam ‘ [naam 1] ’.
3.3.4.
Onderhuur door ‘ [naam 1] ’?
De verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] na het sluiten van de huurovereenkomst regelmatig op het terrein heeft gezien en dat [medeverdachte 1] toen ook enkele malen een heftruck heeft geleend. Hij heeft [medeverdachte 1] zelf met de heftruck zien rijden. Er werden grote kartonnen dozen versjouwd, aldus de verdachte. [67]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het pand heeft gehuurd om iemand te helpen. Hij had [naam 1] vroeger met het sporten een paar keer gezien. [naam 1] had ruimte nodig om onder andere door hem uit Hongarije geïmporteerde fitnessapparatuur in elkaar te zetten en te verkopen. Hij heeft geen bedrijf op zijn naam staan. Hij is slechts twee keer in het pand geweest en daar was niemand anders bij aanwezig. Eén keer bij het ondertekenen van het huurcontract en één keer binnen twee dagen daarna. Het pand was toen helemaal leeg. Er waren geen verdiepingen en trappen in aangebracht en het was vrij hoog. Het idee tot het huren van de ruimte kwam tot stand na een gesprek bij een voetbalwedstrijd in november/december 2014. Volgens [medeverdachte 1] moest hij in totaal 2.000 euro aan huur betalen. Hij betaalde de huur via de bank. Het geld ten behoeve van het betalen van de huur heeft hij van ‘ [naam 1] ’ eveneens via de bank gekregen. [naam 1] stortte het geld op zijn SNS-rekening. [medeverdachte 1] heeft drie sleutels ontvangen van de verdachte en deze na een paar dagen aan ‘ [naam 1] ’ gegeven. [medeverdachte 1] heeft hem daarna niet meer gezien en heeft ook geen telefoonnummer van hem. [medeverdachte 1] heeft zich een paar dagen voor de ingang van de huur in laten schrijven als personal trainer bij de Kamer van Koophandel omdat de verdachte daar om vroeg. [medeverdachte 1] heeft ‘ [naam 1] ’ een paar keer gezien in december 2014 en of januari 2015 op een parkeerterrein. Ook het huurcontract tussen hen is daar getekend.
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] zelf via het bedrijf [bedrijf 4] contant geld op zijn SNS-rekening stortte onder vermelding van de naam [naam 1] .
Geconfronteerd met de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring, verklaarde de verdachte dat het initiatief tot de huur van het pand aan de [adres 2] is uitgegaan van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft bij ondertekening van het contract de huur contant betaald en daarna nog twee keer via de bank. [medeverdachte 1] heeft twee sleutels gekregen, één van het toegangshek en één van de toegangsdeur. De verdachte verklaart [medeverdachte 1] wel een aantal keer op het terrein te hebben gezien, niemand met de naam ‘ [naam 1] ’ te kennen en niets te weten van onderverhuur. [68]
[medeverdachte 1] verklaart naar aanleiding van het ingestelde verzoek naar ‘ [naam 1] ’ en de overschrijvingen via het bedrijf ‘ [bedrijf 4] ’ dat hij inderdaad meerdere keren contant geld dat hij van [naam 1] had ontvangen heeft laten storten op zijn eigen rekening via [bedrijf 4] . De contante betaling aan de verdachte was eenmalig en had hij voorgeschoten voor [naam 1] . [medeverdachte 1] verklaart drie of vier keer op deze wijze geld te hebben gestort. Hij wilde dit eerder niet zeggen omdat dit niet goed klonk.
[medeverdachte 1] beschikte niet over contactgegevens of adresgegevens van ‘ [naam 1] ’. De politie heeft getracht ‘ [naam 1] ’ op te sporen, maar dat is niet gelukt. [69] Ook overigens blijkt uit het dossier niet van enige betrokkenheid van een [naam 1] .
Gelet op het voorgaande, gaat het hof ervan uit dat er geen persoon genaamd [naam 1] bij de kwekerij was betrokken. Het hof acht bewezen dat [medeverdachte 1] , in de uitoefening van beroep of bedrijf, de in de bedrijfsruimte aan de [adres 2] aangetroffen hennep heeft geteeld.
3.3.5.
Elektriciteit
De elektriciteit voor de kwekerij werd afgenomen via de elektriciteitsmeters van de
huisnummers vanuit bedrijfsruimten die in gebruik zijn bij de verdachte. Van de meterkast in een van die ruimten, waarmee zichtbaar was geknoeid, liep zichtbaar een dikke grijze kabel naar de afgesloten ruimte bovenaan de trap. [70] De verdachte moet dit ook hebben gehoord en gezien.
Door de politie werd waargenomen dat er in loods 26 een zogenaamde tussenmeter aanwezig was. Vastgesteld werd dat de stroom voor de hennepkwekerij via de meterkasten voor de nummers 28 (KV-station achter de showroom) en [adres 3] (in de showroom) werd betrokken. Uit de gegevens van energiebedrijf Enexis bleek dat de medeverdachte [medeverdachte 1] sinds 28 maart 2015 de gebruiker/contractant is van de meterkast [adres 3] . Dit terwijl blijkens het huurcontract [adres 2] per 1 februari 2015 is verhuurd door de verdachte aan [medeverdachte 1] . [71]
3.3.6.
Medeplichtigheid [bedrijf 1]
Zoals hiervóór is overwogen, is de huurovereenkomst van de bedrijfsruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, welke bedrijfsruimte eigendom is van [bedrijf 1] , gesloten tussen [bedrijf 1] als verhuurder en [medeverdachte 1] als huurder.
Gelet op de tenlastelegging dient het hof te beoordelen of de rechtspersoon [bedrijf 1] medeplichtig is geweest aan/tot – kort gezegd – het telen van hennep door [medeverdachte 1] .
Op basis van vaste jurisprudentie kan aan de hand van de volgende criteria worden
vastgesteld of hier sprake van is:
1. Is de rechtspersoon de geadresseerde van de norm?
2. Kan de verboden gedraging – die door een natuurlijke persoon is verricht –
in redelijkheid aan de rechtspersoon worden toegerekend?
3. Kan het bestanddeel opzet of schuld worden bewezen?
Ad 1. Beantwoording van deze vraag dient te geschieden aan de hand van de vraag of de
rechtspersoon in staat is tot het plegen van het strafbare feit. Het hof stelt vast dat [bedrijf 1] in staat is tot het plegen van het strafbare feit.
Ad 2. Voor beantwoording van deze vraag zijn de concrete omstandigheden van het geval,
waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging, van belang. Hoewel een algemene regel zich bezwaarlijk laat formuleren, is een belangrijk oriëntatiepunt dat de gedraging heeft plaatsgevonden of is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hiervan is sprake in de gevallen als:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een
dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de
rechtspersoon;
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de
rechtspersoon;
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende
bedrijf of in diens taakuitoefening;
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou
plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van
zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard.
Het hof is van oordeel dat van het laatste criterium sprake is. [bedrijf 1] is de verhuurder van de loods. Gelet op de vereenzelviging van de verdachte met deze BV kan worden gezegd dat de BV deze feitelijke gang van zaken heeft aanvaard. Bovendien was de verdachte, als bestuurder van [bedrijf 2] , welke BV bestuurder was van [bedrijf 1] , naar het hof aanneemt formeel ook bevoegd tot het sluiten van de huurovereenkomst namens [bedrijf 1] . De verhuur van de bedrijfsruimte ten behoeve van het telen van hennep kan daarom in redelijkheid aan de rechtspersoon [bedrijf 1] worden toegerekend.
Ad 3. Voor de beoordeling van opzet is van belang dat wordt gekeken naar de positie van
de natuurlijke persoon welke verantwoordelijk is geweest voor het strafbare feit binnen de rechtspersoon (beoordeeld dient te worden of het opzet dat deze persoon had bij het begaan van het strafbare feit in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend).
Het hof stelt vast dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst met [medeverdachte 1] wist dat [medeverdachte 1] de bedrijfsruimte zou gaan gebruiken voor het opzetten en in werking stellen van een hennepkwekerij. Dat [medeverdachte 1] die hennepkwekerij vervolgens ook daadwerkelijk heeft opgezet en in werking heeft gehad in die bedrijfsruimte moet de verdachte ook hebben geweten. Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat voor het in werking hebben van een hennepkwekerij doorgaans illegaal stroom wordt afgenomen. Dat was in de onderhavige zaak ook het geval. De verdachte moet hebben gezien dat van de meterkast in een van de ruimten die bij hem in gebruik was, zichtbaar een dikke grijze kabel naar de afgesloten ruimte bovenaan de trap liep.
Bovendien werd de verdachte voor de verhuur van de bedrijfsruimte rijkelijk beloond, doordat hij bovenop de maandelijkse huurpenningen eenmalig een bedrag van € 10.000,- ontving van [medeverdachte 1] . Ook uit deze – voor legale verhuur ongebruikelijke beloning – had de verdachte kunnen afleiden dat [medeverdachte 1] de bedrijfsruimte inderdaad gebruikte voor het telen van hennep, waarmee – hetgeen algemeen bekend is – grote geldbedragen kunnen worden verdiend.
Het opzet van de verdachte, zijnde bestuurder van [bedrijf 2] , welke BV bestuurder was van [bedrijf 1] , kan naar het oordeel van het hof aan [bedrijf 1] worden toegerekend.
Het hof acht daarom bewezen dat [bedrijf 1] opzettelijk een bedrijfsruimte heeft verhuurd aan [medeverdachte 1] , waarbij [bedrijf 1] voorwaardelijk opzet had op het aldus geven van gelegenheid aan die [medeverdachte 1] om in die bedrijfsruimte hennepplanten te telen/te kweken. [bedrijf 1] heeft derhalve een strafbaar feit begaan.
3.3.7.
Feitelijke leidinggeven door de verdachte
Naast de rechtspersoon kan ook de persoon (de verdachte) die tot dat feit opdracht heeft gegeven en/of aan dat feit feitelijke leiding heeft gegeven strafrechtelijk worden vervolgd.
Volgens vaste jurisprudentie is feitelijke leidinggeven strafbaar indien wordt voldaan aan de
volgende criteria:
- Het is voldoende dat een de verdachte voor wat betreft het strafbare feit als leidinggevende heeft gefunctioneerd. Hierbij is het van belang dat de leidinggever het in de organisatie ten aanzien van een bepaalde activiteit voor het zeggen heeft of dat diens mening een zwaarwegende invloed heeft;
-Vast moet komen te staan dat de verdachte actief en nauw betrokken is geweest bij (en daardoor dus op de hoogte was van) de strafbare gedraging. Ook is er sprake van feitelijke leidinggeven indien een de verdachte, beschikkend over de bevoegdheid en redelijkerwijs daartoe gehouden, het nalaat maatregelen te treffen om de verboden gedraging(en) te voorkomen;
- Feitelijke leidinggeven vereist ten minste voorwaardelijk opzet. Ook in het kader van het nalaten van maatregelen om de verboden gedraging(en) te voorkomen is voorwaardelijk opzet voldoende omdat hierbij de kans op het zich daadwerkelijk voordoen van een verboden gedraging wordt aanvaard.
Gelet op de rol van de verdachte in het bedrijf – de verdachte was de bestuurder van [bedrijf 2] , welke BV de bestuurder was van [bedrijf 1] en bovendien vereenzelvigde de verdachte zich met [bedrijf 1]
BV – wordt aan deze criteria voldaan en kan de verdachte als feitelijke leidinggevende worden aangemerkt en hiervoor verantwoordelijk worden gehouden.
3.3.8.
Conclusie
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, en hetgeen hiervóór is overwogen, acht het hof het onder parketnummer 01/860272-15 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigen bewezen zoals hierboven onder het kopje ‘Bewezenverklaring’ is verwoord.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-993223-14 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2, aanhef en onder a, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, opzettelijk begaan (artikel 6 lid 1 Verordening (EG) nr. 111/2005).
Het in de zaak met parketnummer 01-860272-15 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van medeplichtigheid aan/tot: in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft – op de gronden als nader in de pleitnota verwoord – (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft daartoe gewezen op de ouderdom van de zaak, de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep en op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een taakstraf voor de maximale duur op te leggen, gecombineerd met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een geldboete.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer van 570 kilogram van een mengsel bevattende safrool in Duitsland, zonder een door de bevoegde instanties afgegeven invoervergunning. Safrool is een grondstof voor de uiteindelijke productie van MDMA. De daarmee overtreden regelgeving is juist opgezet om het misbruik van de precursoren voor de productie van synthetische drugs te voorkomen en de maatschappij daartegen te beschermen. Uit de totale ingevoerde hoeveelheid van 570 kilogram sassafrasolie kunnen circa 2.100.000 MDMA-tabletten worden gemaakt. Het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten vormt een belangrijke schakel in de productie en de uiteindelijke verkoop en het gebruik van dergelijke pillen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben doelbewust getracht de regelgeving te omzeilen. De enige drijfveer die de verdachte en zijn medeverdachten hebben gehad is eigen geldelijk gewin.
Daarnaast heeft de verdachte feitelijke leidinggegeven aan het door een rechtspersoon begaan van medeplichtigheid aan/tot het op bedrijfsmatige schaal kweken/telen van hennep.
Hennep levert op de langere termijn schade op voor de gezondheid van de gebruikers ervan.
Daarnaast gaat het telen van hennep steeds meer gepaard met zwaardere vormen van
criminaliteit. De verdachte heeft ook bij het plegen van dit feit gehandeld uit puur winstbejag.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op het vorenstaande en gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Een taakstraf, zoals door de verdediging is verzocht, zou geen recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde, zodat een dergelijke straf niet aan de orde is.
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkómen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van de verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 15 juli 2015, de dag waarop de verdachte in het onderzoek [bestandsnaam 1] is aangehouden en in verzekering is gesteld (in het onderzoek [bestandsnaam 2] is de verdachte op 23 september 2015 aangehouden en in verzekering gesteld).
De rechtbank heeft op 18 december 2017 vonnis gewezen. De behandeling in eerste aanleg is derhalve niet afgerond met een eindvonnis binnen – nu de verdachte in eerste aanleg in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht – 16 maanden na de aanvang van de redelijke termijn. Deze overschrijding bedraagt ongeveer 13 maanden.
Tegen dit vonnis heeft de verdachte op 21 december 2017 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 3 oktober 2022. In hoger beroep is de behandeling dus niet afgerond met een eindarrest binnen 24 maanden na het instellen van het hoger beroep. Deze overschrijding bedraagt ongeveer ruim 33 maanden.
Hoewel het gaat om een omvangrijke zaak en er op verzoek van de verdediging zowel in eerste aanleg als in hoger beroep onderzoekswensen zijn gedaan voor het horen van getuigen, waaronder een getuige in het buitenland, zijn er naar het oordeel van het hof onvoldoende bijzondere omstandigheden aanwezig die deze zeer forse overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep volledig rechtvaardigen. Het hof ziet in deze overschrijding dan ook aanleiding om een lagere straf op te leggen dan het zou hebben gedaan zonder die termijnoverschrijding. Het hof is van oordeel dat, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van voorarrest, op zijn plaats zou zijn. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting zal het hof echter volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder aftrek van voorarrest.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 48, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en artikel 6 van de Verordening (EG) nr. 111/2005, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-860272-15 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-993223-14 en in de zaak met parketnummer 01-860272-15 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-993223-14 en in de zaak met parketnummer 01-860272-15 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. C.P.J. Scheele en mr. B.F.M. Klappe, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes, griffier,
en op 3 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Klappe is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD kantoor Eindhoven, onderzoek [bestandsnaam 2] , einddossiernummer 54161, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD, gesloten op 4 november 2015, met als bijlagen in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en/of andere geschriften, voorzien van de doorlopend genummerde pagina’s 1 tot en met 1279, bestaande uit Bijlage Ambtshandelingen (AMB), Bijlage Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (BOB), Bijlage Rechtshulpverzoeken (RHV), Bijlage Getuigen (G), Bijlage Observaties (OBS), Bijlage Documenten (DOC) en Bijlage Foto's (F), hierna te noemen: einddossier [bestandsnaam 2] . Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Rechtshulpverzoek Landelijk Parket aan Staatsanwaltschaft Hagen mr. [naam 2] d.d. 19 januari 2015, p. 828-832 (RHV-001) en Proces-verbaal Zollfahndungsamt Essen ZOI Schulte d.d. 19 maart 2014, p. 840 (RHV-001A) van einddossier [bestandsnaam 2] .
3.Rapport scheikundig onderzoek dr. [naam 3] d.d. 12 augustus 2014, p. 862-865 (RHV-001A) van einddossier [bestandsnaam 2] .
4.‘Vermerk’ afgeluisterde telecommunicatie [medeverdachte 2] [telefoonnummer 4] Zollfahndungsamt Essen
5.Vordering verstrekking gebruikersgegevens telecommunicatie [naam 4] d.d. 17 maart 2014, p. 590-591 (BOB-01-001) en Rapport CIOT d.d. 17 maart 2014, p. 592-593 (BOB-01-001) / Proces-verbaal identificatie [verdachte] verbalisant [verbalisant 3] d.d. 25 maart 2014, p. 255-257 (AMB-001) van einddossier [bestandsnaam 2] .
6.Proces-verbaal stemherkenning verbalisant [verbalisant 4] d.d. 9 april 2014, p. 265-267 (AMB-005) / Vordering verstrekking gebruikersgegevens telecommunicatie [verbalisant 8] d.d. 21 maart 2014, p. 633 (BOB-01-007) en Rapport CIOT d.d. 21 maart 2014, p. 634 (BOB-01-007A) van einddossier [bestandsnaam 2] .
7.Proces-verbaal van (1e) verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, p. 168-174 (V01-01) van einddossier [bestandsnaam 2] .
8.Proces-verbaal van (1e) verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, p. 168-174 (V01-01) van einddossier [bestandsnaam 2] .
9.‘Vermerk’ afgeluisterde telecommunicatie [medeverdachte 2] [telefoonnummer 4] Zollfahndungsamt Essen
10.‘Vermerk’ afgeluisterde telecommunicatie [medeverdachte 2] [telefoonnummer 4] Zollfahndungsamt Essen (beoordeling gesprekken/e-mails/sms-berichten n.a.v. rechtshulpverzoek) d.d. 19 maart 2014, bijlage l bij 1e aanvulling einddossier [bestandsnaam 2] .
11.Proces-verbaal inzake verhoor getuige [getuige 2] d.d. 26 augustus 2015, p. 473-474 (AMB-061) van einddossier [bestandsnaam 2] .
12.Proces-verbaal van (1e) verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, p. 168-174 (V01-01) van einddossier [bestandsnaam 2] .
13.Proces-verbaal aanvraag doorzoekingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 mei 2015, p. 311-332 (AMB-021) van einddossier [bestandsnaam 2] .
14.Proces-verbaal observatieverslag van 19 maart 2014 ZOI Rohrbach en ZBI Harms d.d. 20 maart 2014, p. 841-844 (RHV-001A) van einddossier [bestandsnaam 2] .
15.Proces-verbaal aanvraag doorzoekingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 mei 2015, p. 311-332 (AMB-021) van einddossier [bestandsnaam 2] .
16.Proces-verbaal aanvraag doorzoekingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 mei 2015, p. 311-332 (AMB-021) van einddossier [bestandsnaam 2] .
17.Proces-verbaal aanvraag doorzoekingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 mei 2015, p. 311-332 (AMB-021) van einddossier [bestandsnaam 2] .
18.Proces-verbaal aanvraag doorzoekingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 mei 2015, p. 319 (AMB-021) van einddossier [bestandsnaam 2] .
19.Proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank van 23 november 2017, p. 2.
20.Proces-verbaal van observatie opsporingsambtenaren 1054, 1004, 1017, 1031, 1035, 1037, 1040, 1060 en 1068 verbalisant [verbalisant 5] d.d. 27 mei 2014, p. 949-970 (OBS-004) van einddossier [bestandsnaam 2] .
21.Proces-verbaal van (1e) verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, p. 168-174 (V01-01) van einddossier [bestandsnaam 2] .
22.Observatieverslag Zollfahndungsambt Essen van 4 april 2014 ZAI Kohlfeld d.d. 4 april 2014, p. 854-855 (RHV-001A) van einddossier [bestandsnaam 2] .
23.Proces-verbaal van observatie opsporingsambtenaren 1054, 1004, 1017, 1031, 1035, 1037, 1040, 1060 en 1068 verbalisant [verbalisant 5] d.d. 27 mei 2014, p. 949-970 (OBS-004) van einddossier [bestandsnaam 2] .
24.Proces-verbaal van (1e) verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, p. 168-174 (V0l-01) van einddossier [bestandsnaam 2] .
25.Proces-verbaal aanvraag doorzoekingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 mei 2015, p. 311-332 (AMB-021) van einddossier [bestandsnaam 2] .
26.Proces-verbaal uitwerken OVC 10 april 2014 verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 7] d.d.
27.Proces-verbaal van observatie op 10 april 2014 verbalisanten 1037, 1017, 1058, 1063 en 1068 verbalisant [verbalisant 5] d.d. 9 mei 2014, p. 940-942 (OBS-002) van einddossier [bestandsnaam 2] .
28.Observatieverslag van 10 april 2014 ZHS Skorowski d.d. 10 april 2014, p.856-857 (RHV-001A) van einddossier [bestandsnaam 2] .
29.Proces-verbaal van observatie op 10 april 2014 verbalisanten 1037, 1017, 1058, 1063 en 1068 verbalisant [verbalisant 5] d.d. 9 mei 2014, p. 940-942 (OBS-002) van einddossier [bestandsnaam 2] .
30.Proces-verbaal aanvraag doorzoekingen verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 mei 2015, p. 311-332 (AMB-021) van einddossier [bestandsnaam 2] .
31.Proces-verbaal Zollfahndungsamt Essen observatie van 16 april 2014 Fehlow d.d. 22 april 2014, p. 858-860 (RHV-00IA) van einddossier [bestandsnaam 2] .
32.Paspoortfoto [betrokkene 2] , p. 1260 (F-011) van einddossier [bestandsnaam 2] .
33.Foto radiatoren dozen op perceel [adres 8] Vught, p. 1258 (F-009) van einddossier [bestandsnaam 2] .
34.Proces-verbaal observatie woensdag 16 april 2014 verbalisanten [verbalisant 6] , M112, M101, M111, M116, M121, M131, M132 d.d. 25 april 2014 (p. 971-974 OBS-005) van einddossier [bestandsnaam 2] .
35.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (object D) verbalisant [verbalisant 8] d.d. 9 juni 2015, p. 338-345 (AMB-023) van einddossier [bestandsnaam 2] .
36.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (object D2: stacaravan in tuin [adres 8] ) verbalisant [verbalisant 9] d.d. 9 juni 2015, p. 346-349 (AMB-024) van einddossier [bestandsnaam 2] .
37.Foto's onderzoek radiatoren aangetroffen op perceel [adres 8] te Vught, p. 1050-1052 (DOC-014) van einddossier [bestandsnaam 2] .
38.Fotocollage van de productie van safrool, prepareren van de radiatoren en van het transport, p. 1188 t/m 1225 (DOC-081 t/m 083) van einddossier [bestandsnaam 2] .
39.Fotocollage van de productie van safrool, p. 1188-1202 (DOC-081-1 t/m 081-15) van einddossier [bestandsnaam 2] .
40.Fotocollage van het prepareren van de radiatoren, p. 1203-1212 (DOC-082-1 t/m 082-10) van einddossier [bestandsnaam 2] .
41.Fotocollage van het transport, p. 1213-1225 (DOC-083-1 t/m 083-13) van einddossier [bestandsnaam 2] .
42.Foto van [medeverdachte 3] , vermoedelijk gemaakt in Vietnam, p. 1226 (DOC-084) van einddossier [bestandsnaam 2] .
43.Kopie paspoort [medeverdachte 3] , paspoortnummer [paspoortnummer 1] , p. 1166-1167 (DOC-064) van einddossier [bestandsnaam 2] .
44.Kopieën uit paspoort nummer [paspoortnummer 2] ten name van [verdachte] , p. 1047-1048 (DOC-012) / Reisbescheiden 4 mei 2013 en 10 september 2013 [medeverdachte 3] , p. 1151 en 1153 (DOC-051 en DOC-053) van einddossier [bestandsnaam 2] .
45.Afbeelding 1 en afbeelding 2 werkplaats Vietnam uit mobiel [verdachte] , p. 1058 en p. 1059 (DOC-017 en
46.Proces-verbaal van (1e) verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, p. 168-174 (V0l-01) / Proces-verbaal van (2e) verhoor verdachte d.d. 24 september 2015, p. 175-180 (V0 1-02) van einddossier [bestandsnaam 2] .
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 september 2015, p. 201 (V02-0I) van einddossier [bestandsnaam 2] .
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 september 2015, p. 212 (V02-02) van einddossier [bestandsnaam 2] .
49.Foto factuur proefzending 4 radiatoren 2013 in Vietnamese dong en foto factuur proefzending 4 radiatoren 2013 in dollars, p. 1184 en 1185 (DOC-077 en DOC-078) van einddossier [bestandsnaam 2] .
50.‘Vermerk’ telefonische verbindingen [medeverdachte 2] en personen in Nederland (periode 3 oktober en 12 november 2013) ZHS Zarth d.d. 12 november 2013, bijlage 2 bij 1e aanvulling einddossier [bestandsnaam 2] .
51.Proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank van 23 november 2017, p. 3.
52.‘Vermerk’ uitwerking telefoontap [medeverdachte 2] (periode 18 november 2013 tot 12 december 2013) ZOI Martens d.d. 16 december 2013, bijlage 2 bij 1e aanvulling einddossier [bestandsnaam 2] .
53.Schriftelijke verklaring Douane registratie WVMC [medeverdachte 3] d.d. 2 mei 2014, p. 1038 (DOC-006) / Schriftelijke verklaring Douane registratie WVMC [verdachte] d.d. 2 mei 2014, p. 1039 (DOC-007) van einddossier [bestandsnaam 2] .
54.Proces-verbaal van (1e) verhoor verdachte d.d. 23 september 2015, p. 168-174 (V01-01) van einddossier [bestandsnaam 2] .
55.Proces-verbaal van (2e) verhoor verdachte d.d. 24 september 2015, p. 175-180 (V0l-02) van einddossier [bestandsnaam 2] .
56.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] bij de r-c d.d. 10 april 2017 (r-c map).
57.In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, team ondermijning, onderzoek [bestandsnaam 1] , onderzoeksnummer OBRAA15220- [bestandsnaam 1] , proces-verbaalnummer PL2100-2015127491.83542, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 12] en [verbalisant 10] , beiden brigadier van politie Oost-Brabant, werkzaam bij het team ondermijning, locatie ’s-Hertogenbosch, gesloten op 14 december 2015, met als bijlagen in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en/of andere geschriften, voorzien van de doorlopend genummerde pagina’s 1 tot en met 358, hierna te noemen: einddossier [bestandsnaam 1] . Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
58.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 9 november 2015, p. 131-133 van einddossier [bestandsnaam 1] .
59.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij verbalisant [verbalisant 10] d.d. 29 juni 2015, p. 81-104 van einddossier [bestandsnaam 1] .
60.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 11] d.d. 11 augustus 2015, p. 61-80 van einddossier [bestandsnaam 1] .
61.Proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 10] d.d. 14 december 2015, p. 6 en 7 van einddossier [bestandsnaam 1] .
62.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] d.d. 30 september 2015, p. 260-292 van einddossier [bestandsnaam 1] .
63.Bijlage bij het proces-verbaal overdracht bescheiden aan team Ondermijning Oost-Brabant van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 15 juni 2015, p. 40 van einddossier [bestandsnaam 1] .
64.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] d.d. 13 augustus 2015, p. 249-256 van einddossier [bestandsnaam 1] .
65.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] d.d. 15 juli 2015, p. 224-248 van einddossier [bestandsnaam 1] .
66.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] d.d. 13 augustus 2015, p. 257-259 van einddossier [bestandsnaam 1] .
67.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] d.d. 13 augustus 2015, p. 257-259 van einddossier [bestandsnaam 1] .
68.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] d.d. 13 augustus 2015, p. 257-259 van einddossier [bestandsnaam 1] .
69.Eindproces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 10] d.d. 14 december 2015, p. 27 van einddossier [bestandsnaam 1] .
70.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming verbalisanten [verbalisant 15] en [verbalisant 1] d.d. 9 juni 2015, p. 32-36 van einddossier [bestandsnaam 1] .
71.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 10] d.d. 6 augustus 2015, p. 114-130 van einddossier [bestandsnaam 1] .