ECLI:NL:GHSHE:2022:3477

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
20-000742-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van 65 kilo MDMA met vrijspraak voor medeplegen van drugshandel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1999 en momenteel verblijvende in een Huis van Bewaring, werd veroordeeld voor het vervoeren van ongeveer 65 kilogram MDMA in de kofferbak van zijn auto. Het hof legde een gevangenisstraf op van 54 maanden, met aftrek van het voorarrest. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van MDMA en/of amfetamine in de periode van 1 januari 2020 tot en met 6 juli 2020. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tweede tenlastelegging. Het hof baseerde zijn beslissing op de inhoud van het politiedossier, waarin aanwijzingen stonden dat de verdachte betrokken was bij de drugshandel, maar niet dat hij daadwerkelijk de handelingen had verricht die hem ten laste waren gelegd. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met de Opiumwet door de MDMA te vervoeren, maar dat er geen wettig bewijs was voor de andere beschuldigingen. De verdachte had eerder al een strafblad en was eerder veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000742-21
Uitspraak : 14 oktober 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 maart 2021 in de strafzaak met parketnummer 03-177368-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
thans verblijvende in Huis van Bewaring te Roermond.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 1) en ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2), de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank het inbeslaggenomen geldbedrag en het inbeslaggenomen horloge verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu de verdachte blijkens een afstandsverklaring d.d. 8 juli 2020 (dossierpagina 233 van het politiedossier) afstand heeft gedaan van het onder hem inbeslaggenomen geldbedrag ter hoogte van € 505,00, zal het hof geen beslissing nemen ten aanzien van dit beslag.
Het hof overweegt daartoe als volgt. De in artikel 116, tweede lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering geregelde afstand van recht moet worden gezien als een eenzijdig prijsgeven van het goed als bedoeld in artikel 5:18 van het Burgerlijk Wetboek, gevolgd door een eenzijdige inbezitneming (artikel 5:4 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel 3:113 van het Burgerlijk Wetboek). Op grond van artikel 6:1:12 van het Wetboek van Strafvordering wordt het goed kennelijk eigendom van de Staat. Het Openbaar Ministerie kan daarom, gelet op de afstandsverklaring van de verdachte, het beslag zelf afdoen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde, voorts het onder feit 1 tenlastegelegde zal bewezenverklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met betrekking tot het inbeslaggenomen geldbedrag en het inbeslaggenomen horloge heeft de advocaat-generaal gerequireerd tot verbeurdverklaring daarvan.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde bepleit. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot het inbeslaggenomen geldbedrag heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Ten slotte heeft de raadsman bepleit dat het inbeslaggenomen horloge dient te worden teruggegeven aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2020 in de gemeente Weert opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 6 juli 2020 in de gemeente Waalwijk en/of Eindhoven en/of Breda en/of Maastricht en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde

Het hof heeft, met de advocaat-generaal en in navolging van de verdediging, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe in het bijzonder als volgt.
Het hof stelt vast dat in het politiedossier veel aanwijzingen zitten dat de verdachte al langere tijd in de drugshandel zit. Zo zijn er onder andere foto’s aangetroffen op de telefoon van de verdachte met vermoedelijk verdovende middelen, grote stapels bankbiljetten en een bericht van een hoogstwaarschijnlijke berekening van de in- en verkoop van verdovende middelen. Tevens zijn op de telefoon van de verdachte naast diverse WhatsApp-gesprekken ook verschillende chatapplicaties gevonden – te weten Wickr en Signal – waarin gesprekken zijn aangetroffen over de handel en levering van verdovende middelen. Uit onderzoek van de politie volgt het vermoeden dat ook in de woning van de verdachte verdovende middelen en stapels bankbiljetten aanwezig zijn geweest. Voorts is de verdachte verschillende keren gecontroleerd in huurauto’s van het dure segment. Dit alles staat in stevig contrast met het feit dat de verdachte in de afgelopen jaren nauwelijks inkomsten heeft verworven. Naar het oordeel van het hof kan dan ook worden gesproken van een stevige dealerindicatie.
Het hof is echter van oordeel dat, ondanks bovengenoemde omstandigheden, geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte de tenlastegelegde gedragingen, te weten het verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van MDMA en/of amfetamine in de periode van 1 januari 2020 tot en met 6 juli 2020, ook daadwerkelijk heeft verricht. De tenlastegelegde gedragingen kunnen naar het oordeel van het hof, op basis van het politiedossier en het verhandelde ter terechtzitting, niet worden geconcretiseerd in daadwerkelijk verrichte handelingen door de verdachte.
Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juli 2020 in de gemeente Weert opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 65 kilogram MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van politie Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur (LE), Geografische afdeling Zuid-Oost-Nederland, proces-verbaalnummer LEFCC20003-51, onderzoek 26Dunajec, gesloten d.d. 19 oktober 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, doorgenummerde pagina’s 1-228.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2020 met fotoblad, dossierpagina’s 10-15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 7 juli 2020, omstreeks 19:40 uur, waren wij doende met de toezicht op de Nederlandse infrastructuur rondom de rijksweg A2 ter hoogte van de afrit Kelpen-Oler.
Wij zagen een grijze Volkswagen met hoge snelheid voorbij rijden op de A2 in de richting van Weert. Hierop zijn wij de oprit van de A2 opgereden om het voertuig te controleren. Nadat wij met hoge snelheid de A2 afreden kregen wij het voertuig wederom in zicht. Wij zagen dat het voertuig meerdere keren hard moest remmen. Wij zagen dat het voertuig meerdere keren van rijstrook wisselde en tussen de vrachtwagens ging rijden. Wij zagen dat hij meerdere keren zeer kort op zijn voorganger reed en plots abrupt van rijstrook 1 wijzigde naar de uitvoegstrook van tankstation Meiberg te Weert.
Op grond van de Wegenverkeerswet sprak ik, [verbalisant 1] , de bestuurder van voornoemd voertuig aan op zijn rijgedrag waarbij ik duidelijk zag dat de bestuurder schrok van onze aanwezigheid. Ik, [verbalisant 1] , zag dat de bestuurder zich legitimeerde als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] .
Ik, [verbalisant 2] , rook vervolgens de voor mij ambtshalve bekende hennepgeur uit het voertuig komen. Ik, [verbalisant 2] , vorderde alle verdovende middelen ter uitlevering van [verdachte] . Ik, [verbalisant 2] , hoorde dat [verdachte] wederom aangaf niets bij zich te hebben.
Ik, [verbalisant 1] , nam [verdachte] mee naar de voorzijde van het voertuig alwaar ik aan [verdachte] vroeg om zijn zakken leeg te halen. Ik, [verbalisant 1] , zag dat [verdachte] een groot aantal coupures van 20 euro uit zijn zak haalde alsmede 2 sleutels en 2 Apple iPhone’s.
Ik, [verbalisant 2] , verschafte mij vervolgens op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering de toegang tot het voertuig. Ik, [verbalisant 2] , zag bij de pedalen aan de bestuurderszijde een gering aantal hennepresten liggen. Vervolgens keek ik op de achterbank van het voertuig waarna ik naar de kofferbak liep om deze te openen. Ik, [verbalisant 2] , zag direct 3 grote bigshoppers en 1 plastic zak vol met een grote hoeveelheid MDMA-kristallen liggen, waarna ik verbalisant [verbalisant 1] in seinde dat de verdachte [verdachte] moest worden aangehouden.
Wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , hielden de verdachte [verdachte] aan terzake het bezit en vervoeren van een grote hoeveelheid harddrugs.
Ik, [verbalisant 1] , zag dat de verdachte een dure Rolex horloge droeg. Ik, [verbalisant 1] , nam deze horloge, alsmede het aangetroffen geld en de 2 telefoons direct in beslag.
Wij, verbalisanten, namen het voertuig met daarin de bigshoppers met vermoedelijk MDMA in beslag.
Omstreeks 20:20 uur kwamen wij, verbalisanten, aan op het bureau alwaar wij de inbeslaggenomen bigshoppers met MDMA wogen. Wij zagen dat het gezamenlijke gewicht van de vermoedelijke MDMA ongeveer 65 kilo betrof.
2.
Het proces-verbaal indicatief forensisch verdovende middelen onderzoek d.d. 20 juli 2020, dossierpagina’s 33-47, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Doordat de drie bigshoppers en de transparante roze plastic zak allen veelal dezelfde verpakkingen, met veelal hetzelfde nettogewicht, allen dezelfde lichtbruine kristallen en allen een indicatief resultaat voor de aanwezigheid van MDMA bevatten, kan er gesproken worden over een viertal partijen met zeer waarschijnlijk dezelfde aard van het materiaal. Te weten in totaal 33 verpakkingen met lichtbruine kristallen, van een opgeteld totaal nettogewicht van circa 65 KG, met een indicatief resultaat voor de aanwezigheid van MDMA.
Tijdens het ingestelde onderzoek aan de 3 bigshoppers en de transparante roze plastic zak zijn er in totaal 12 monsters uit diverse verpakkingen uit de drie bigshoppers en de transparante roze plastic zak veiliggesteld.
3.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 21 juli 2020, dossierpagina’s 48-54, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 5] :
Op 13 juli 2020 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
De resultaten van het identificerend onderzoek zijn geanalyseerd door een deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut.
Betreft onderzoek aan:
Goednummer: PL2300-2020106418-1330151
SIN: AAMP2561NL
Relatie met SIN: AAMY5227NL, AAMY5198NL, AAMY5228NL, AAMY5230NL
Gewicht netto: 24000 gram
Goednummer: PL2300-2020106418-1330148
SIN: AAMP2567NL
Relatie met SIN: AAMY5229NL, AAMY5231NL, AAMY5232NL
Gewicht netto: 20000 gram
Goednummer: PL2300-2020106418-1330150
SIN: AAMP2573NL
Relatie met SIN: AAMY5222NL, AAMY5243NL, AAMY5242NL
Gewicht netto: 16000 gram
Goednummer: PT2300-2020106418-1330152
SIN: AAMP2579NL
Relatie met SIN: AAMY5199NL, AAMY5240NL
Gewicht netto: 5000 gram
4.
De NFI-rapporten NFiDENT d.d. 13 juli 2020, dossierpagina’s 55-66, opgemaakt door ing. N. van Doorn, voor zover inhoudende:
AAMY5227NL, kristallen, lichtbruin, uit 24000 gram, bevat MDMA
AAMY5198NL, kristallen, lichtbruin, uit 24000 gram, bevat MDMA
AAMY5228NL, kristallen, lichtbruin, uit 24000 gram, bevat MDMA
AAMY5230NL, kristallen, lichtbruin, uit 24000 gram, bevat MDMA
AAMY5229NL, kristallen, lichtbruin, uit 20000 gram, bevat MDMA
AAMY5231NL, kristallen, lichtbruin, uit 20000 gram, bevat MDMA
AAMY5232NL, kristallen, lichtbruin, uit 20000 gram, bevat MDMA
AAMY5222NL, kristallen, lichtbruin, uit 16000 gram, bevat MDMA
AAMY5243NL, kristallen, lichtbruin, uit 16000 gram, bevat MDMA
AAMY5242NL, kristallen, lichtbruin, uit 16000 gram, bevat MDMA
AAMY5199NL, kristallen, lichtbruin, uit 5000 gram, bevat MDMA
AAMY5240NL, kristallen, lichtbruin, uit 5000 gram, bevat MDMA
5.
Het proces-verbaal van bevindingen berichten telefoon Wickr en Signal d.d. 14 juli 2020, dossierpagina’s 125-131, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op dinsdag 14 juli 2020 deed ik, verbalisant, onderzoek aan de in beslag genomen iPhone 11 pro, in gebruik bij de verdachte [verdachte] . Van deze telefoon is door de digitale recherche een extractie gemaakt. In deze extractie deed ik onderzoek naar de berichten (chats) welke zich op de telefoon bevonden en die voor het onderzoek van belang kunnen zijn.
Ik zie dat de verdachte van meerdere chatapplicaties gebruik maakte. De eerste applicatie die ik onderzocht, is de applicatie Wickr. Ik zie dat de gebruiker van de telefoon de naam 'Sousib' heeft in de applicatie.
Gesprek met bulkdoctor van 6 juli 2020
00:52 uur Bulkdoctor: Was er wel al 100% 20 M
00:52 uur Sousib: Ja M morgen antwoord man er is sws meer. Kan overal pakke bron. Ligt alleen aan kleur enzo en brokke.
00:53 uur Bulkdoctor: Oke bro maak nie uit bij deze x. Wel brokke
(...)
00:58 uur Bulkdoctor: ja bro doe ma ff beter M eerst, keta 3 kg naaldjws bak k dag later ofzo. 45 stukkies M.
01:00 uur Sousib: Oke neefie. ik regel ff die 45. Bro M prijs zwaar geztege
(...)
12:42 uur Sousib: Ja. Maar ff afwachten. Yo bro. Kun jij €25 meer betalen denkjepvoor. Die mdma 45 kg? Heb gevonden voor 750.
14:14 uur Bulkdoctor: Ja lukt wel bro Fn die 15 kg
14:15 uur Sousib: ja 15 a er sws. Maar 45 ook. Dan beter 45 pak k ze nog vokr 750.
Mensen vrage 800 maat.
(...)
14:16 uur Bulkdoctor: Kan je die 15kg mdma in eindhove legge en die 45 kg leveren in Oosterhout.
14:16 uur Sousib: Ooh heb je 60kg nodig
14:16 uur Bulkdoctor: Ik fix pap nu
14:16 uur Sousib: ipv 45
14:16 uur Bulkdoctor: Ja man bro 45 + 15. Ken da
14:16 uur Sousib: Wacht dan mail k voor 60. K zei 50. Ff vragen 60
Opmerking verbalisant: in bovenstaand gesprek wordt duidelijk gesproken over "MDMA". De hoeveelheden waar over gesproken wordt, zijn ongeveer gelijk aan de hoeveelheid waarmee de verdachte is aangehouden.
Bewijsoverwegingen
Het hof overweegt dat voor een bewezenverklaring van het vervoeren van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 onder B van de Opiumwet is vereist dat moet kunnen worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat die verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden, in die zin dat hij daar als de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover beschikkingsmacht had (vgl. HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1945, rov. 3.3.2).
Het hof stelt vast dat de verdachte de bestuurder was van de auto waar de bigshoppers en de plastic zak met daarin MDMA in de kofferbak zijn aangetroffen. Daarmee is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over die MDMA.
Met betrekking tot de wetenschap van de aanwezigheid van de MDMA in de auto stelt het hof voorts het volgende vast. Tijdens het verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij zijn auto moest parkeren, dat iemand de kofferbak open deed en de spullen erin legde. Voorts verklaarde de verdachte dat hij niet wist wat er in de kofferbak werd gelegd en dat hem dat van tevoren ook niet was verteld. Pas achteraf zou de verdachte van de politie te horen hebben gekregen dat er MDMA was aangetroffen. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte dit verklaard. Daarbij verklaarde de verdachte dat hij wel wist dat het niet goed was. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte zelfs verklaard dat hij wel wist dat het geen ‘zuivere koffie’ zou zijn, maar dat het geld mooi was meegenomen en het voor hem niet belangrijk was wat er in zat. Het hof acht de verklaring van de verdachte, dat hij niet wist dat er MDMA in zijn kofferbak lag, volstrekt ongeloofwaardig. Naar het oordeel van het hof zitten er immers in het politiedossier voldoende aanwijzingen waaruit blijkt dat de verdachte al langere tijd in de drugshandel zit, waaronder onder andere vele gesprekken op de telefoon van de verdachte over de handel en levering van verdovende middelen, alsmede foto’s van vermoedelijk verdovende middelen en grote stapels bankbiljetten. Bovendien kan uit het chatgesprek dat op de telefoon van de verdachte is aangetroffen, en dat de dag voordat de verdachte is aangehouden plaatsvond, worden opgemaakt dat de verdachte overlegt over de levering van in totaal 60 kilo MDMA, waarbij 45 kilo in Oosterhout geleverd zou moeten worden en 15 kilo in Eindhoven. Die hoeveelheid (en onderverdeling) komt overeen met de inhoud van drie van de vier in de kofferbak aangetroffen tassen. Dat er daarnaast ook nog een tas is aangetroffen met 5 kilo MDMA, maakt voor het hof niet dat getwijfeld kan worden aan het verband tussen het chatgesprek en de aangetroffen hoeveelheid in de kofferbak.
Mede gelet op die omstandigheden is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de verdachte wetenschap had van de MDMA in zijn kofferbak.
Derhalve is het hof van oordeel dat de verdachte opzet had op het vervoeren van ongeveer 65 kilogram MDMA.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals is bewezenverklaard.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van ongeveer 65 kilo MDMA. Synthetische harddrugs leveren grote gevaren op voor de gezondheid van de gebruikers ervan. De handel in, het vervoer van en het gebruik van dergelijke verdovende middelen brengen daarnaast vele vormen van (zware) criminaliteit en overlast met zich mee. De verdachte heeft door het vervoeren van deze grote hoeveelheid MDMA een aanzienlijke rol gehad in het hele criminele circuit rondom de handel in verdovende middelen. Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 juni 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor een strafbaar feit is veroordeeld. Voorts is de verdachte op 24 augustus 2021 ter zake van overtreding van de Opiumwet onherroepelijk veroordeeld. Gelet daarop is het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het hof heeft voorts kennis genomen van het door de Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 4 november 2020. Daaruit komt als conclusie naar voren dat de verdachte is opgegroeid binnen een problematische gezinssituatie. Zijn vader heeft last van psychische problematiek en een gokverslaving. Deze problematiek zorgt voor onrust binnen het gezin en inmiddels zijn ouders gescheiden. Als oudste zoon van het gezin heeft de verdachte een grote verantwoordelijkheid en draagt hij – ook nu vader niet meer bij hen woont – nog de zorg voor hem. De verdachte heeft sinds november 2019 geen inkomen en een kleine schuld waarvoor hij naar eigen zeggen een regeling heeft getroffen. Beide ouders komen rond van een uitkering. De financiële situatie lijkt direct delict gerelateerd en de verdachte geeft dit zelf ook aan. Er bestaan zorgen over een mogelijk crimineel netwerk waarin de verdachte zich begeeft. De verdachte lijkt zijn gedrag voorts zelfstandig te organiseren en hij functioneert op een gemiddeld intelligentieniveau. Er wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen. Gelet op de onduidelijkheden met betrekking tot de houding van de verdachte en het sociale netwerk, kan de reclassering het risico op recidive onvoldoende inschatten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij voor zijn zieke vader wil gaan zorgen als mantelzorger en/of bewindvoerder, dat hij een serieuze relatie heeft met een kinderwens, dat hij een MBO-diploma heeft, dat hij is gestopt met zijn studie HBO Technische Bedrijfskunde vanwege zijn detentie, dat hij na zijn detentie kan gaan werken bij een koeriersbedrijf en dat hij pas in aanmerking is gekomen voor re-integratieverlof.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en mede vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In hetgeen door de raadsman ten overstaan van het hof is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, mede de ernst van het bewezenverklaarde in aanmerking genomen. In het bijzonder heeft het hof daarbij rekening gehouden met de stevige dealerindicatie – waaronder onder andere de vele gesprekken op de telefoon van de verdachte over de handel en levering van verdovende middelen, alsmede foto’s van vermoedelijk verdovende middelen en grote stapels bankbiljetten – die uit de stukken in het politiedossier naar voren komen. De verdachte heeft daarover geen openheid van zaken gegeven. Het hof acht daarbij de verklaring van de verdachte over zijn betrokkenheid bij het vervoeren van de MDMA, namelijk dat dit een eenmalig incident zou zijn geweest, volstrekt ongeloofwaardig. Gelet op de proceshouding van de verdachte ziet het hof dan ook geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en zijn relatief beperkte Justitiële Documentatie, maken dat oordeel van het hof niet anders.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Gedurende het onderzoek is een Rolex horloge onder de verdachte in beslag genomen. De verdachte heeft daarover verklaard dat het horloge aan een vriend van hem toebehoort, voor wie hij het horloge heeft gekocht als tussenpersoon. Nu er geen strafvorderlijk belang meer is bij handhaving van het beslag, zal het hof de teruggave van het horloge aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon bevelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een Rolex horloge (goednummer: 1330004).
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. W.F. Koolen en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 14 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Koolen en mr. Van der Laan voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.